Allerlei-rauh
Oscar van Weerdenburg
Allerlei-Rauh, het nieuwe boek van Sarah Kirsch speelt zich hoofdzakelijk af in de landschappelijke omgeving van Mecklenburg en Holstein. De beide Noordduitse landschappen met hun moerassen, meren en uitgestrekte stranden zijn al geruime tijd een bron van inspiratie voor de Duitse dichteres, die tegelijkertijd autobiografisch en poëtisch schrijft. Dat deze combinatie lastiger is dan vele triviale opvattingen over literatuur zouden willen doen geloven, bleek een paar jaar geleden uit Sarah Kirsch' poëziebundel over een vakantie in de Provence. De reis door het mediterrane landschap was te mooi, om een uitdaging te zijn voor haar dichterschap. Het jargon van de Neckermanncatalogus kreeg grip op haar lyriek.
Wat als poëzie mislukte, lukt nu echter in Allerlei-Rauh - Duits voor een lappendeken uit bont - als poëtisch proza. Sarah Kirsch beschrijft haar ‘vele levens’, die in de kroniek als een bonte deken aan elkaar genaaid zijn. De enige chronologische volgorde die zich in Allerlei-Rauh laat uitmaken is de loop der seizoenen. Vier plaatsen van handeling keren steeds weer terug: het ouderlijk huis in de Harz, het Oostduitse Mecklenburg, het stadslandschap van Berlijn en het Westduitse Holstein. Verreweg het belangrijkst zijn de herinneringen aan een zomer in Mecklenburg, waar zij bevriend was met tal van schrijvers. Voor de liefhebbers van de Oostduitse literatuur krijgt Allerlei-Rauh daardoor iets van een sleutelroman. Duidelijk herkenbaar zijn o.a. Christa en Gerhard Wolf, Maxie Wander en Helga Schütz. Sarah Kirsch probeert de herinnering aan hen levend te houden en veronderstelt dat zij ook over deze betoverde zomer hebben geschreven, maar het niet willen publiceren. Haar memoires krijgen daardoor iets van verraad: ‘So muss man sich fragen, ob ihre Zurückhaltung schätzenswert ist oder meine dreiste Courage. Ich wollte erzählen. Ich will est tun.’
In Allerlei-Rauh is voor het eerst een zeker ressentiment tegen de DDR bespeurbaar. In tegenstelling tot vele van haar eveneens uitgewezen collega's heeft Sarah Kirsch de DDR na haar emigratie in 1977 nooit meer openlijk bekritiseerd. Daarin lijkt nu verandering te zijn gekomen. Met bittere ironie beschrijft zij de ‘ideale orde’ in ‘das Ländle’: ‘Eine staatliche Kindergärtnerin führte die Aufsicht, damit ich in Ruhe mein Geld verdiente, indem ich fortschrittliche Verse in die Landessprache flott übersetzte. Ich sah es im Glase (toneelkijker/ OvW): sie hatten dem Kind wieder die Schuhe nicht zugebunden. Es sprach mit den gefiederten Blättern näheren Baums gelber Farbe, der steckte wie wir im Beton, keine Frage.’ Over de directe aanleiding - de beruchte Biermannaffaire - van haar emigratie spreekt zij echter nog steeds zeer verbloemd. Zij heeft het daar over: ‘Ereignissen, welche aus der Entfernung von heute in einem absurden Licht erscheinen, seinerzeit aber eine Krafte innewohnen hatten, dass sie den einen oder anderen wie eine Montgolfiere westwdäts bliesen.’ Blijkbaar zijn de gebeurtenissen van 1977 nog niet bespreekbaar, wat overigens niet wegneemt, dat dit soort formuleringen ietwat blasé klinken.
Na de ervaringen met de repressieve Oostduitse maatschappij, werkt het (Westduitse) landleven bevrijdend, zonder dat het als land van de onbegrensde mogelijkheden wordt afgeschilderd. Het heeft zijn eigen wetten. Het ‘honderdeneenveertig zielen’ tellende dorp aan de rivier de Geest, waar Sarah Kirsch tegenwoordig woont staat bijvoorbeeld in schril contrast met de Mecklenburgse schrijversidylle. Holstein lijkt bij haar slechts bewoond door heremieten, die maandenlang niet spreken en elkaar