Yang. Jaargang 37
(2001)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 258]
| |
![]() | |
[pagina 259]
| |
Eliot Weinberger
| |
[pagina 260]
| |
maar al te goed weet, was de wedren zo spannend dat de strijd voor het kiescollege afhing van de stemmen in Florida. De staat wordt bestuurd door de broer van George W. Bush; de wetgevende macht is er overwegend in handen van de republikeinen; de Secretary of State die bevoegd is voor het toezicht op de verkiezingen, was de ondervoorzitter van de campagne in Florida voor ‘Bush als president’. De staat is berucht voor zijn corruptie en de technische details van het stemmen verschilden nogal. Rijke en blanke gemeenschappen, meer geneigd om op Bush te stemmen, hadden moderne stemmachines. Zwarte gemeenschappen - Bush behaalde op nationaal vlak zelfs minder zwarte stemmen dan Reagan - hadden verouderde machines die tienduizenden stemmen ongeteld lieten. Ronduit bizar was dat een duizendtal oudere gepensioneerde joden, waaronder overlevenden van de holocaust, ontdekten dat ze per vergissing, als gevolg van een slecht opgesteld stembiljet, op Pat Buchanan hadden gestemd, een kandidaat van een minderheidspartij die zijn bewondering voor Hitler heeft betuigd. Toen de stembiljetten door de machines werden geteld, had Bush een voorsprong van 547 stemmen op een totaal van zes miljoen. Bij de meeste verkiezingen leidt een dergelijk klein percentage automatisch naar een nieuwe telling. Omdat de oudere machines zo berucht onnauwkeurig zijn - zelfs hun uitvinder stelde dat ze nalaten 3 tot 5 percent van de biljetten te tellen - gebeurt deze nieuwe telling meestal met de hand. De republikeinse Secretary of State weigerde een nieuwe telling toe te staan en de republikeinse legislatuur van Florida verklaarde de verkiezingen afgesloten. Na wekenlange manoeuvres en herzieningen bereikte de entourage van Gore uiteindelijk het hooggerechtshof van Florida, die een nieuwe telling gelastte. In de hysterisch-surrealistische sfeer van non-stop-nieuwszenders, beschuldigden de republikeinen aanhoudend de democraten dat ze de verkiezingen probeerden te ‘stelen’ en dat mensen niet even ‘objectief’ als machines stemmen konden tellen - hoewel tellingen met de hand gebruikelijk zijn in het Texas van Bush en in de meeste andere staten. Onheilspellend en in de trant van de Indiase congrespartij of van de Mexicaanse PM toen die nog aan de macht waren, huurden de republikeinen demonstranten in om de nieuwe tellingen te verstoren. Ze werden in het Hilton Hotel ondergebracht en de heersende koning van Las Vegas, Wayne Newton, werd overgevlogen om hen op een speciaal Thanksgiving diner een serenade te brengen. Hun demonstraties waren zo gewelddadig dat de belangrijkste bron voor Gore-stemmen, het kieslokaal van het Miami-Dade district, moest gesloten worden. Het was voor iedereen duidelijk dat Gore de nieuwe telling zou winnen - volgens de Miami Herald, een conservatieve krant, met een voorsprong van minstens 20.000 stemmen. Bijgevolg trokken de republikeinen naar het Amerikaanse hooggerechtshof. De deadline voor het uitkiezen van de vertegenwoordigers van het kiescollege was 12 december. Op 9 december - toen na eindeloze juridische twisten tenslotte een methode werd bepaald om de stemmen nauwkeurig te tellen - zette het hooggerechtshof tijdens het overwegen van de zaak alles stil, met als verbijsterend argument dat een nieuwe | |
[pagina 261]
| |
telling ‘onherstelbare schade’ aan Bush zou toebrengen. (De onherstelbare schade aan Gore werd niet in beschouwing genomen.) De stemming was 5 tegen 4. Rechters van het hooggerechtshof worden voor het leven benoemd; zeven van de negen werden aangesteld door een republikeinse president. Eén van hen, Sandra Day O'Connor, had openlijk verklaard met pensioen te willen, tenzij een democraat voor president werd verkozen. De vrouw van Clarence Thomas was reeds werkzaam in de overgangsploeg van Bush, en voerde sollicitatiegesprekken met toekomstige medewerkers voor de nieuwe regering. De zoon van Anthony Scalia was een vennoot van het advocatenbureau dat Bush vertegenwoordigde in het gerechtshof. Bovendien had Gore, die nooit had gedacht dat de republikeinen de verkiezingen zouden winnen, tijdens de campagne beloofd dat hij nooit rechters als de uiterst conservatieve Thomas en Scalia zou aanstellen; Bush had verklaard dat dit nu precies de rechters waren die hij wilde - per slot van rekening had zijn paps hen zorgvuldig uitgekozen. Op 12 december om 22.00 uur stemde het gerechtshof, nogmaals 5 tegen 4, tegen een nieuwe telling en dit om drie redenen. Er restten - dankzij hen! - slechts twee uren alvorens de deadline verliep, bijgevolg was het te laat; het hooggerechtshof van Florida was niet bevoegd voor verkiezingen in Florida; en de nieuwe telling was ongrondwettig aangezien de verschillende soorten stembiljetten en telwijzes het 14de amendement van de grondwet schonden, dat de ‘gelijke bescherming’ van alle burgers garandeert. Hoewel de politieke inslag en valsheid van deze argumenten overduidelijk waren, was Bush nu wettelijk en onherroepelijk president. De beslissing bracht een praktisch dilemma met zich mee. Iedere gemeenschap in de Verenigde Staten stemt op een verschillende manier, met verschillende stembiljetten en verschillende machines. Stellen dat dit verschil ongrondwettig was, zou zeker twijfel omtrent de geldigheid van elke toekomstige lokale en nationale verkiezingen uitlokken. Vandaar dat het gerechtshof besliste dat deze grondwetsschennis slechts eenmalig wordt toegestaan, nl. bij deze verkiezingen in Florida - wat op zich nog verbazingwekkender is. De kern van de zaak werd door rechter John Paul Stevens verwoord in zijn ‘dissenting opinion’Ga naar eind[1]: ‘Hoewel we nooit met absolute zekerheid zullen weten wie de winnaar is van de presidentsverkiezingen dit jaar, is de identiteit van de verliezer volkomen duidelijk. Het is het vertrouwen van de natie in dit gerechtshof als een onpartijdige toezichter op de wet.’ Tot 12 december hadden de Amerikanen een blind vertrouwen in het hooggerechtshof: hoe corrupt of misleid de uitvoerende of wetgevende takken ook mochten zijn, de verheven onpartijdigheid van de justitie had hoe dan ook de overhand. Deze flagrante politisering van het gerechtshof is de grootste schok die het systeem ooit werd toegebracht sinds Watergate en de aftreding van Nixon. Het valt nog te bezien wat de repercussies zullen zijn. | |
_IIEr zijn coups waarbij sterke individuen zichzelf installeren en coups waarbij sterke machten een stroman installeren. Deze Amerikaanse versie behoort duidelijk tot | |
[pagina 262]
| |
de laatste categorie. Vergeleken met voorgaande regeringen is George W. Bush de minst gekwalificeerde persoon ooit om president te worden. Voor het grootste deel van zijn leven was hij het type dat we allemaal kennen uit onze late adolescentie: het rijkeluiszoontje dat altijd met een idee voor een of andere flauwe grap of feestje op de proppen komt. Kleinzoon van een bekende senator en ambassadeur; zoon van een congreslid, ambassadeur, hoofd van de CIA, vice-president en president; zijn familiebanden loodsten hem Yale en Harvard binnen, waar hij zijn tijd doorbracht met zaken zoals het persoonlijk brandmerken van de nieuwkomers in het studentencorps met een heet ijzer. Tijdens de Vietnamese oorlog bracht zijn vader hem onder bij de reservetroepen van een weekendeenheid van de luchtmacht, waar hij zich niet de moeite getroostte om op te dagen. Zijn familie hielp hem later leningen ter waarde van miljoenen dollars van vrienden te verwerven om zaken op te starten die stuk voor stuk failliet gingen. Het succes kwam toen zijn vader tot president was verkozen. Een groep miljonairs uit Texas besloot een middelmatige honk-balploeg te kopen en op een sluwe manier installeerden ze de zoon van de president als manager. Het was zijn opdracht om Texas te overtuigen een nieuw stadion voor de ploeg te bouwen, volledig op kosten van de belastingbetaler. Hij slaagde in zijn opzet: een luxueus stadion werd gebouwd; mensen kwamen naar wedstrijden kijken; en het werd een paar jaar later voor een fortuin verkocht. Bush had voor het eerst zijn eigen geld verdiend, miljoenen zelfs. Intussen had hij zijn levenslange excessen met alcohol en drugs afgezworen en had hij Jezus in zijn hart binnengelaten - zoals dat heet. Zijn aanwezigheid in de honkbalwereld en zijn pas ontdekte soberheid en vroomheid overtuigden zijn achterban dat het een goed idee zou zijn mocht hij zich kandidaat stellen voor gouverneur van Texas. In 1994 werd hij verkozen tot een positie die, uniek voor de staatsgouverneurs en te wijten aan eigenaardigheden van de Texaanse wetgeving, hem weinig meer dan symbolische macht verschafte. Bush is misschien niet zo stom als hij onophoudelijk wordt voorgesteld door cartoonisten en televisiekomieken - de meest bezochte website voor het moment is bushorchimp.com, vergelijkende foto's van Bush en chimpansees - maar hij is beslist de minst nieuwsgierige persoon op deze aarde. Wat van hem geweten is, is dat wat hij niet doet. Hij leest geen boeken, gaat niet naar de film, kijkt geen tv en luistert naar geen enkel soort muziek. Hoewel hij rijk is, waren zijn enige reizen buiten de Verenigde Staten één enkele strandvakantie in Mexico en een korte zakenreis naar Saudi-Arabië. Gedurende de vijf weken waarin de verkiezingsuitslag werd betwist, verbleef Bush afgezonderd op zijn ranch, waar hij geen televisie heeft. Met andere woorden, hij was de enige persoon in Amerika die niet werd verlamd door de complicaties van het aanslepend gebeuren. Zoals een Chinese keizer was zijn enige bron van informatie dat wat de ministers hem vertelden. Tegen tien uur 's avonds ligt hij in bed en overdag doet hij een flinke dut; hij neemt altijd zijn beminde kussen met zich mee. Hij speelt graag patience op computer en zoiets als ‘Video Golf’; zijn lievelingseten is een broodje met pindakaas. Hij las als gouverneur nooit verslagen, maar baseerde zich | |
[pagina 263]
| |
op resumés van assistenten; details interesseerden hem niet. Zijn problemen met het Engels zijn legendarisch; er is een website, die dagelijks wordt bijgewerkt, met zijn verhaspelde uitspraken, waarvan de onbedoelde humor grotendeels niet te vertalen is. Een journalist speculeerde dat hij een ernstig leesprobleem heeft. (Bush antwoordde - en dit is geen grap of een verzinsel - ‘Die mevrouw die zei dat ik dyslexie heb, heb ik zelfs nooit geïnterviewd!’) En toch stemde zowat de helft van de stemmers voor hem (feitelijk 24% van de stemgerechtigden, want slechts 50% is opgedaagd); allicht minder te danken aan Bush zijn talent dan aan de onbekwaamheid van Gore. Omdat hij zich met een neurotische hardnekkigheid van de figuur van Clinton los wou koppelen - hoewel niemand zich kon voorstellen dat hij Monica's onder zijn bureel had - weigerde Gore zich als kandidaat te profileren op basis van de acht jaar Clinton-Gore politiek van economische welvaart. Hij liet ook na Bush te koppelen aan de minder fraaie aspecten van de republikeinse partij, zoals de aanhoudende onderzoeken van Clinton en de impeachment-verhoren - een zes jaar durende, slow-motion poging tot staatsgreep die uiteindelijk mislukte. De verkiezingen kwamen er uiteindelijk op neer wie de tofste kerel was. Gore had de hebbelijkheden van een erg nerveuze kleuteronderwijzer die geduld probeerde op te brengen, terwijl Bush simpelweg de kerel was om een feestje te bouwen. | |
_IIIDe laatste sympathieke dodo die president werd, Ronald Reagan, was extreem in zijn kruiperig dienstbetoon aan wat Eisenhower het ‘militair-industriële complex’ noemde. Belastingen voor bedrijven en de rijken werden gereduceerd tot quasi nihil, defensieuitgaven escaleerden tot een hoogtepunt, het land evolueerde van een overschot naar een deficit van drie biljoen dollar, de middenklasse werd arm en de armen verloren de grond onder de voeten. Bush behoort tot een nieuwe machtsstructuur, die zowaar nog angstwekkender mag blijken: het militair-industrieel-christenfundamentalistische complex. Het is voor iedereen duidelijk, zowel voor de linker- als voor de rechterzijde, dat George W. Bush het minst gewichtige personage in de nieuwe regering is. Zijn onwetendheid op regeringsvlak en over wereldzaken is zo compleet dat hij volledig afhankelijk zal zijn van hen die een leidinggevende positie innemen. Velen van hen komen uit het Pentagon. Zijn vice-president, Dick Cheney - algemeen erkend als potentieel de machtigste vice-president ooit - was Bush Sr.'s minister van Defensie tijdens de Golfoorlog. De minister van Buitenlandse Zaken, generaal Colin Powell, is een charismatische persoonlijkheid met een aandoenlijke geschiedenis van een eigen armoedig verleden, doch men mag niet vergeten dat hij het bloedbad van My Lai tijdens de Vietnamese oorlog hielp verdoezelen, de contra's in Nicaragua surveilleerde en zowel de invasie van Panama als de Golfoorlog leidde. (Zijn aanstelling is ook een overtreding van de ongeschreven wet dat het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Pentagon, de diplomaten en de generaals, gescheiden zouden blijven om elkaar in het oog te houden.) De minister van Defensie, Donald Rumsfeld, is | |
[pagina 264]
| |
een oude militant van de koude oorlog die in die hoedanigheid optrad onder Gerald Ford in de jaren zeventig en waarschijnlijk uit een cryogeen tank werd gehaald en ontdooid. Hij staat bekend om zijn oppositie tegen elke vorm van wapenbeheersing en zijn enthousiasme voor oorlogvoering in de ruimte. Het zal hun voornaamste bekommering zijn om Reagans Star Wars defensiesysteem (tegen wie is onduidelijk) weer op te rakelen en - even schrikwekkend - een revanche op Irak te organiseren. In hun omgeving wordt de Golfoorlog als een mislukking gezien omdat hij niet met de moord op Saddam Hussein werd beëindigd. Bush moet zijn vader rehabiliteren, Cheney en Powell moeten zichzelf rehabiliteren. Op de eerste dag van het Bush-presidentschap meldden de voorpagina's van de kranten reeds over de ontwikkeling van ‘massavernietigingswapens’ in Irak. Het enige spontane nieuws is uiteraard dat over aardbevingen en vliegtuigongelukken; de rest wordt altijd gemaakt door iemand. Als het economisch slecht gaat - wat te verwachten valt - zal een revanche op Irak zeker de meest geschikte afleiding zijn. Clintons connecties in de bedrijfswereld kwamen meestal uit Wall Street of Hollywood; zijn laatste gebaar als president was het kwijtschelden van straf voor een waslijst van fraudeurs en zwendelaars. Maar zijn vennoten waren tenminste nog milieuvriendelijk te noemen. Het kapitalistisch universum van Bush is dat van de chemische, de olie- en de auto-industrie. Cheney ruilde zijn crcdentialen van Bush Sr. in voor het voorzitterschap van een oliemaatschappij. (De maatschappij boekte massaal verlies onder zijn leiding, zodat ze hem vorig jaar 45 miljoen dollar aanboden om zich terug te trekken, wat op zijn aardigst ‘een gouden handdruk’ kan worden genoemd.) Bush' stafchef - die verantwoordelijk is voor de dienstregeling en het toegangsrecht tot de president - was in Washington de voornaamste lobbyist voor General Motors tegen de emissienormen. Clinton had de economische exploitatie van het nationale grondgebied een halt toegeroepen en miljoenen acres land als beschermd natuurgebied uitgeroepen. Bush heeft al te kennen gegeven deze gebieden, met name in Alaska, open te stellen voor mijnexploitatie en het boren naar olie. (Zelfs zijn loyale broer is met hem in een strijd verwikkeld over de plannen om olieboortorens te zetten voor de kust van Florida.) Toen Bush gouverneur was van Texas, werd Houston de meest vervuilde stad van Amerika omdat hij een beleid van vrijwillig respect voor de milieunormen voerde - het hoeft niet gezegd dat geen enkel van de zware industrieën zich de moeite getroostte. Zijn nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Gayle Norton, weigerde als procureur-generaal van Colorado de vervuilers te vervolgen, verdedigt enthousiast zowel de mijnexploitatie en het boren naar olie in de nationale parken als de vrijwillige inschikkelijkheid tegenover de milieuwetten, gelooft niet dat de opwarming van de aarde aan mensen te wijten is en verzet zich - gek genoeg - tegen voorschriften die het gebruik van lood in verf verbieden. Het nieuwe hoofd van het bureau voor Milieubescherming was de gouverneur van New Jersey, na Texas de meest vervuilde staat, waar ze eveneens de vrijwillige inschikkelijkheid propageerde. De nieuwe minister van Arbeid is anti-vakbond en gekant tegen minimumlonen en tegen veiligheidsnormen op | |
[pagina 265]
| |
de werkplaats. De nieuwe energieminister was eertijds een senator die zonder succes een wetsvoorstel had ingediend om het ministerie van Energie af te schaffen. Dat is op zich al erg, maar het doet denken aan het Reagan-Bush tijdperk toen - om maar een voorbeeld te geven - de persoon verantwoordelijk voor de bescherming van de bedreigde diersoorten een jager op groot wild was en wiens kantoor gedecoreerd was met de koppen van de exotische dieren die hij zelf had geschoten. Wat nieuw zal zijn in het Bush tijdperk is de macht van de christelijke rechterzijde. | |
_IVTijdens de verkiezingen voerde Bush campagne onder de slogan ‘Compassionate Conservatism’. Over het algemeen verstond men hieronder dat hij een fiscale conservatief met een sociale inborst was. De voornaamste media hebben niet een keer de betekenis van deze uitdrukking onderzocht. De term werd bedacht door een zekere Marvin Olasky, een joodse ex-communist en bekeerd tot wedergeboren christen, uitgever van een fundamentalistisch weekblad, auteur van Compassionate Conservatism, The Tragedy of American Compassion en boekdelen als Prodigal Press: The Anti-Christian Bias of the Media en Telling the Truth: How to Revitalize Christian Journalism. Hij is Bush zijn favoriete ‘denker’ (sic) en zijn beeld van ‘compassionate conservatism’ omvat een heel specifiek programma: overheidsgeld om de armen, de zieken, de analfabeten of drugverslaafden te helpen, zouden aan christelijke liefdadigheidsinstellingen moeten overgedragen worden. Bovendien komen niet alle christelijke liefdadigheidsinstellingen - waaronder ook tal van de bekendste - in aanmerking. De enige instellingen die fondsen krijgen, zijn die waar de kerkgang en bijbelstudieklassen van eender wie hulp krijgt, worden geëist. Bush lanceerde een soortgelijk programma in Texas, maar werd uiteindelijk door het gerecht tegengehouden. Tijdens de eerste week van zijn presidentschap heeft hij reeds gelijkaardige plannen aangekondigd. Voor iemand die openlijk heeft verklaard dat zij die niet in Jezus geloven naar de hel zullen gaan, is het vanzelfsprekend om de scheiding van kerk en staat te negeren - toch één van de grondvesten van de Amerikaanse regering. Als kandidaat lette hij erop zijn fundamentalistische connecties op de achtergrond te houden en zichzelf te profileren als ‘iemand die verenigt en niet verdeelt’. Nochtans gaf hij al te graag een toespraak op de Bob Jones University, een evangelische universiteit, waar studenten die omgang hebben met personen van een andere etniciteit worden weggestuurd en waarvan de stichter het katholicisme ‘het geloof van de antichrist en een satanische instelling’ noemde. Van zodra hij president werd, liet hij vlug de valse schijn achterwege. Zijn inauguratierede was opvallend door de specifieke referenties naar Jezus Christus, in plaats van de oecumenische ‘God’. De minister van Justitie is de belangrijkste binnenlandse post in de regering: hij is de persoon die alle nationale rechters en openbare aanklagers uitkiest en voor het toezicht op de naleving van onder andere de civiele rechten, de milieu- en de antitrustwetten verantwoordelijk is. Voor deze essentiële post koos Bush de vroegere gouverneur en senator John Ashcroft, die geregeld in tongen spreekt (net zoals de | |
[pagina 266]
| |
rechter Clarence Thomas, het enige zwarte lid van een exclusief blanke pinksterkerk) en een pilaar van de Bob Jones University is. Bij zijn verkiezing als senator zes jaar geleden goot John Ashcroft olie over zijn hoofd, om zichzelf in de stijl van de bijbelse koningen te zalven. November jongstleden werd hij in zijn poging tot een herverkiezing op een vernederende wijze door een dode verslagen - zijn tegenstander kwam namelijk een paar weken vroeger in een vliegtuigongeval om het leven. Ashcroft staat bekend als het meest rechtse lid in de senaat - zelfs rechtser dan de beruchte Jesse Helms - en hij heeft openlijk te kennen gegeven gekant te zijn tegen elke vorm van contraceptie, het opheffen van rassenscheiding in scholen, overheidssubsidies voor de kunsten, milieunormen, verdragen voor een kernproefstop, wettelijke bescherming van vrouwen en homoseksuelen, overheidssteun aan minderheden en zelfs regels voor het rijden onder invloed. Hij gelooft dat de moord op een dokter die abortussen uitvoert, een te rechtvaardigen doodslag is. Ashcroft is niet alleen gekant tegen elke vorm van wapenbeheersing - dat was te verwachten - maar hij is eveneens verbonden met een organisatie die de ‘Gunowners of America’ heet, een organisatie die vindt dat alle leerkrachten wapens moeten dragen, om op te treden tegen onhandelbare leerlingen. Soortgelijke opvattingen zijn niet buitengewoon in de kringen van Bush; en dat in een land waar overwegend accidentele schotwonden de grootste doodsoorzaak bij kinderen is. Vice-president Cheney stemde als congreslid tegen een wetsvoorstel voor een verbod op plastic wapens die onopgemerkt de metaaldetectors in luchthavens passeren - een wetsvoorstel dat zelfs door de nationale wapenvereniging werd gesteund. Een paar jaar geleden, na het bloedbad op de Columbine school in Colorado, zei Tom DeLay, een vroegere insectenverdelger uit Texas en nu de machtigste man in het congres: ‘Wat kan je anders verwachten wanneer die kinderen naar school gaan en geleerd worden dat ze van een bende apen afkomstig zijn?’ Misschien is het eigenaardigste wel dat zowel Ashcroft als de minister van Binnenlandse Zaken Norton, hoewel geboren en getogen in respectievelijk het noorden en het westen, obsessief de nederlaag van de zuidelijke staten in de Amerikaanse burgeroorlog willen wreken. Ashcroft is verbonden met een tijdschrift voor neo-aanhangers der geconfedereerden, Southern Partisan, dat stelt dat de volkeren onder de slavernij harmonieuzer leefden en dat onder andere ‘Negers, Aziaten, Oosterlingen, Latijns-Amerikanen, Latino's en Oosteuropeanen geen voeling met de democratie hebben.’ Het tijdschrift maakt ook T-shirts met een afbeelding van Abraham Lincoln en de woorden ‘Sic Semper Tyrannis’, hetgeen John Wilkes Booth uitriep toen hij Lincoln neerschoot. Het is de T-shirt die Timothy McVeigh droeg de dag dat hij het overheidsgebouw in Oklahoma City opblies. Het is Ashcroft die verantwoordelijk zal zijn voor het tot stand komen van de wetten in de Verenigde Staten. Een hooggerechtshof dat sinds de 19de eeuw nog nooit zo uitgesproken politiek gekleurd was, zal verantwoordelijk zijn voor de uiteindelijke interpretatie van deze wetten. De president is een onnozele marionet, omgeven door | |
[pagina 267]
| |
intelligente militairen, industriëlen en christenfundamentalisten die, met een republikeinse meerderheid in het congres en geen gerecht om hen tegen te houden, eigenlijk kunnen doen wat ze willen. De Verenigde Staten is helaas geen ingesloten land in de Himalayas of de Andes. Een schok hier doet de wereld daveren.
27 januari 2001 [vertaling] Kurt Devrese |
|