Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 37 (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 37
Afbeelding van Yang. Jaargang 37Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 37

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 37

(2001)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 450]
[p. 450]

[04_YANG_01 - december 2001]

vooraf

Eigenlijk hadden we kunnen weten dat het niets zou worden met het Ieperse spraaktechnologiebedrijf Lernout & Hauspie. De laatste keer dat de Westhoek zich kon laten voorstaan op zijn veeltaligheid was tijdens de Slag om de IJzer in de Eerste Wereldoorlog. De Flanders' Language Valley die yang opnieuw wil bezoeken is van een volstrekt andere orde. Onze interesse gaat uit naar de homp land die door een Belgische staatshervorming Vlaanderen is gaan heten en waar, net zoals in alle andere streken ter wereld, sommige mensen zich literair trachten te uiten. Ze doen dat niet alleen om het diepste van hun ziel of brein verbaal te veruitwendigen, maar ook - en in Vlaanderen zeer vaak - om ‘hun’ volk te verheffen of, ook geen kwaad doel, te entertainen. Net zoals elke andere vaderlandse geschiedenis, is dit een historie vol pathos en ironie, vol schone idealen en groteske mislukkingen.

 

Vlak voor de gevreesde herdenking van zevenhonderd jaar Guldensporenslag - die andere polyglotte geweldsuitbarsting in West-Vlaanderen - blikt dit blad terug op de recente literaire geschiedenis van Vlaanderen. We houden ons daarbij noch aan de wetten en geplogenheden van de staatshervorming, noch aan de officiële canon. Ook de Brusselse en de door Franstalige Vlamingen geproduceerde literatuur worden dus behandeld. We beperken ons evenmin tot het kransje verbluffende réussites van de Vlaamse letteren (Van Ostaijen, Elsschot, Walschap, Gilliams, Boon, Claus), maar dalen ook af in de te weinig verluchte kelders van deze literatuur en onderzoeken er werk van auteurs die voor de meeste hedendaagse lezers alleen, en in het beste geval, nog een naam zijn. Hun werk is literair-esthetisch gezien misschien niet altijd even spannend, maar het kan ons wel enig inzicht verschaffen in de complexe geschiedenis van dit tochtgat aan de Noordzee.

 

Gastredacteur Harold Polis schreef een afwisselend vlammende en ironische open brief aan August Vermeylen. Als een van de intellectuele vaders van de Vlaamse Beweging kan zijn levensloop - anarchistische roots en een ultra-burgerlijk levenseinde

[pagina 451]
[p. 451]

- misschien wel beschouwd worden als een Veelbetekenend Symbool. Sophie de Schaepdrijver las drie zeer verschillende dagboeken uit de Eerste Wereldoorlog, een van de meest dramatische en voor de ontwikkeling van het land ingrijpendste periodes uit de Belgische geschiedenis. Zelden bleek zo duidelijk hoe stijl, persoonlijkheid en ideologie met elkaar verbonden zijn als in de oorlogsnotities van Virginie Loveling, Stijn Streuvels en Cyriel Verschaeve. Brusselaar Piet Joostens belicht een stuk literaire geschiedenis dat veelal, en niet toevallig, ontbreekt in de meeste officiële overzichten: dat van de Franstalige Vlamingen. Joostens' inleiding bij het vertaalde fragment uit Georges Eekhouds Nieuw Cartago laat zich niet alleen lezen als een introductie tot de schriftuur van deze vooraanstaande flamingante francofoon. Joostens probeert er ook een belgitude in uit die voorbij de al te vrijblijvende Magritte- & Expo 58-ironie van een vorige generatie Nederlandstalige Belgen tracht te gaan. Eveneens de ironie voorbij, is het erg persoonlijke stuk van Rokus Hofstede waarin hij zijn liefde bezingt voor Herman Teirlinck en (diens) sterke vrouwenfiguren. Hofstede portretteert Teirlinck als een decadent en gekunsteld schrijver, met een bijzondere fascinatie voor het androgyne, en corrigeert daarmee ten enenmale het cliché van het uit ‘gezonde’ boerenjongens en -meisjes opgetrokken ‘natuurlijke’ Vlaamse letteren-universum. Johan Vandenbroucke komt naar aanleiding van Lode Zielens' De dag van morgen (1938) tot de conclusie dat de Grote Buitenwereld (in casu: de Spaanse Burgeroorlog) slechts zeer in de verte meeresoneert in het van betrachte schoonmenselijkheid barstende werk van deze vroeger zo gevierde volksschrijver. Een symptoom wellicht voor de graad van wereldvreemd idealisme dat ook de socialisten kenmerkte. Dat de Vlaamse Beweging het motorisch moment vormt in menig Vlaams schrijversleven is een bekend gegeven. Dat die Beweging echter ook wielrenners tot grootse daden inspireerde, blijkt uit ‘Sprint de Blauwvoet’ van Geert Buelens, waarin aan de hand van Het Rijke Vlaamsche Wielerleven van Karel van Wijnendaele het opmerkelijke huwelijk tussen de Beweging en de wielrennerij(journalistiek) wordt belicht. Het is een episode waarin ook het zo problematische Vlaamse oorlogsverleden aan bod

[pagina 452]
[p. 452]

komt. De verwerking van die oorlog is in de literatuur een vast thema. In de Koude Oorlogsjaren vijftig schreef Maurice D'Haese erover in De witte muur, volgens Bert Vanheste een interessante variatie op een existentialistisch thema van Camus. Ook in het werk van Ivo Michiels staat de oorlog centraal, onder meer in het door Dirk Van Hulle met Beckett, Bush en Bin Laden gelinkte Orchis Militaris.

 

De pendant van oorlog, seks, ontbreekt evenmin in dit nummer. Om enig inzicht te krijgen in de aard en de omvang van de seksuele revolutie in Vlaanderen, herlas Gie Van den Berghe het begin jaren zestig spraakmakende werk Jeugd voor de muur van Jos Van Ussel en Jaap Kruithof. Inger Leemans schetst in haar bijdrage de geschiedenis van het pornofonds van Walter Soethoudt, waar onder meer Georges Adé, Freddy De Vree, Patrick Conrad, Gust Gils en Claude Krijgelmans zich van hun blootste kant lieten zien. Krijgelmans verdient volgens Tom Van de Voorde niet alleen hernieuwde aandacht voor zijn pornografische exploten, maar ook voor zijn ander literair werk. In de jaren zestig werd hij, onder meer door Gilliams, Claus en Teirlinck, als een van de meest beloftevolle Vlaamse auteurs beschouwd. Vandaag, na een stilte van meer dan vijftien jaar, publiceert hij in yang nieuw werk. Marc Kregting heeft het over de misschien wel belangrijkste mooie, jonge god uit de Vlaamse letteren, J.M.H. Berckmans. Diens litanieën uit de goot halen hun grote overtuigingskracht niet uit hun zogenaamd doorleefde en authentieke belijdeniskarakter maar uit hun erg zorgvuldige, door allerlei muzikale principes gestuurde taalbehandeling. Naar aanleiding van het kleine oeuvre van de betreurde Wim Neetens, vraagt Jeroen Overstijns zich af op welke manieren hedendaagse Vlaamse proza-auteurs hun maatschappelijke engagement verwerken in hun werk. En tot slot keren we terug naar de Westhoek, alwaar zich volgens financieel journalist Jan Puype (FET), in de luwte en schaduw van de zo geflopte Taalvallei, een economisch mirakel zonder voorgaande voltrekt. En ook dat hadden we kunnen weten: de Vlaming grossiert niet in taal, maar in geld.

[pagina 453]
[p. 453]

Achter in het dossier vindt u de resultaten van een schriftelijke enquête die yang onlangs uitvoerde naar de stand der dingen in de Vlaamse literatuur. Jos Borré, Saskia De Coster, Pol Hoste, Bart Meuleman, Anne Marie Musschoot, Tom Naegels, Harold Polis, Marc Reugebrink, J.H. de Roder en Dorian Van der Brempt buigen er zich vaak uitvoerig over kwesties als de status, de lezers, de kritiek, het verleden en de toekomst van de Vlaamse literatuur.

 

Twee rode draden lopen door deze aflevering. Bovenaan loopt een tijdsbalk waarin de officiële literaire en staatkundige geschiedenis de achtergrond vormen voor de particuliere verhalen in de eigenlijke essays. En ín die essays lichten citaten op uit het onvolprezen meesterwerk van Hugo Claus, Het Verdriet van België - essentiële lectuur voor iedereen die dit land en zijn literatuur wil begrijpen en tegelijk ook het beste bewijs dat literatuur die couleur locale kan overstijgen door te demonstreren hoe elke ideologie schuilgaat en zich openbaart in de taal.

 

Omdat dit laatste punt niet alleen literair gezien van belang is, maar tegelijk ook het dagelijkse spreken en dus leven van alle Vlamingen tekent, laten we twee taalkundigen debatteren over de erfenis van de eind 2000 overleden sociolinguïst Kas Deprez. Rik Geeraerts en Jurgen Jaspers zijn het dermate gloeiend oneens dat hun met veel inzet geschreven polemiek over het Belgische Nederlands, c.q. Vlaams in de volgende jaargang een vervolg zou mogen krijgen.

 

Voor het vervolg van het prozaboek dat writer in residence [Paul Verhaeghen] vier afleveringen lang in yang voorstelde, verwijzen we u graag naar de boekhandel, alwaar Omega Minor ergens in 2002 een prominente plaats moet krijgen.

 

Intussen, altijd en overal, veel leesplezier.

 

de redactie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken