| |
Een geschiedenis
Dirk Mertens
_Eén
Geachte vrienden, beste medestanders
Allereerst wil ik mij verontschuldigen voor de onvoorziene omvang van het programma voor deze avond. Mogelijk wordt uw uithoudingsvermogen op de proef gesteld. Anderzijds twijfel ik er niet aan dat u met toenemende spanning dit vertoog zal volgen, daar de behandelde, dikwijls netelige kwesties u in grote mate aanbelangen. Wij laten ons niet verleiden tot hoogdravende theorieën die het gezond verstand verraden en vernederen. Onze aandacht gaat in de eerste plaats uit naar de dagelijkse werkelijkheid. Wij verkiezen onze bedenkingen te toetsen aan de concrete, authentieke ervaringen uit het volle leven. Het zijn deze ervaringen die we met elkaar delen en waarin we elkaar herkennen. De theoreticus haalt de neus op voor het gewone, in ons betoog daarentegen bekleedt het de plaats die het toekomt en herwint het zijn natuurlijke levendigheid.
Geachte vrienden, beste medestanders
Het is een eeuwig terugkerend kwaad dat de overwinnaar zichzelf verliest in hoogmoed en eigenwaan. De geschiedenis wemelt van verraders die na het behaalde succes de strijdmakkers op arrogante wijze aan de kant zetten of op brutale wijze zelfs een kopje kleiner maken. Betreurenswaardig is de vaststelling dat dit soort typen veelvuldig onder politieke leiders opduikt.
Volgens deze geschiedenisles horen wij bevreesd te zijn voor wat komen zal, nu wij, na een decennialange strijd, aan de kant van de overwinnaars staan. We zouden reeds het hoofd moeten buigen, want zo dadelijk worden we afgestraft voor het geloof in onze leiders. Volgens deze geschiedenisles zitten wij nu reeds op handen en knieën, terwijl de leiders zich op onze rug te buiten gaan aan loze machtspelletjes en schandelijke zakkenvullerij.
Het lijdt geen twijfel dat de geschiedenis zich lelijk kan vergissen. Ik bespeur in onze straten niet het minste teken van ongenoegen of mismoedigheid. Integendeel, onder de bewoners van deze stad heersen nooit eerder gekende gevoelens van hoop en vertrouwen. Eindelijk nemen wij het bestuur over onze eigen stad weer in handen. Eindelijk kunnen wij haar in haar oude glorie herstellen.
Uiteraard is deze overwinning de verdienste van onze vastberaden, nimmer aflatende burgemeester. Maar ze komt, zoals hij zelf benadrukte, in nog grotere mate toe aan allen die zich jarenlang manhaftig achter de partij en haar gedachtegoed hebben geschaard. De overwinnaars, beste vrienden, dat zijn u en ik. De overwinnaars, dat zijn wij allen. De stad heeft eindelijk de burgemeester die ze verdient, een burgemeester namelijk, die met beide voeten in het volle leven staat, die zich rekenschap geeft van élke stem die op hem is uitgebracht en van de verantwoordelijkheid die hem daarmee gegeven wordt. Onze burgemeester verschuilt zich niet achter een indrukwekkend bureau. Hij houdt zich enkel uit noodzaak op in de pralerige zalen van het stadhuis. Wie hem wil treffen, begeve zich beter op straat, waar hij de grieven van het volk aanhoort en zich vergewist van de heersende toestand. Eindelijk hebben wij een leider, in wie kundigheid, volharding en besluitvaardigheid verenigd zijn en die met lef en doortastendheid de werkelijke problemen in onze stad aanpakt.
Wie had in de beginjaren van onze beweging durven voorspellen dat ze zou uitgroeien tot de geweldige massapartij die we nu kennen? Toentertijd werden we beschouwd als een marginaal verschijnsel, dat even snel als het was opgedoken, weer zou verdwijnen. In de ogen van onze tegenstanders betrof het een zoveelste partijtje dat door een stel zonderlingen uit verveling of als een ludieke actie in het leven werd geroepen. Men besteedde aan ons geen aandacht, niemand merkte ons op en dat maakte de beginjaren voor ons juist zo beklemmend. Er is niets ergers dan te worden genegeerd. Liever dan dat, verlangden we ernaar te worden aangevallen, ja zelfs te worden beschimpt en bespot. Enkel met volharding konden we de eerste en meteen ook hoogste klip te boven komen. En met een onvoorwaardelijk geloof in het programma, dat als een bom zou inslaan, als het maar wijd genoeg verspreid raakte, in de vorm van een aantal ondubbelzinnige, steeds herhaalde punten, die uiteindelijk als onomstotelijke beweringen zouden gelden. Jawel, toen leerde men ons kennen en naarmate men bewuster werd van ons bestaan, groeiden de afkeer en de woede tegen ons. Naarmate onze aanhang groter werd, namen de beledigingen toe in aantal en kwaadaardigheid. Vanaf dat moment waren we er definitief van overtuigd dat we op de juiste weg zaten. Onze tegenstanders verlaagden zich tot de smerigste toespelingen, ze suggereerden dat u en ik niet in staat waren om als een behoorlijk mens na te denken. Ze schilderden ons af als een domme kudde, zodat ze onze stem niet au sérieux hoefden te nemen. Ze maakten er een gewoonte van om onder het mom van de democratie het eigen volk te kleineren. En wij maakten ons op voor de bikkelharde en uitputtende strijd die volgen zou. Het lot van de beweging lag nu geheel in onze handen. Als wij onverbiddelijk, onvoorwaardelijk voor haar in de bres sprongen, dan konden wij haar bestaanszekerheid verschaffen.
Met het eerste grote verkiezingssucces plaatste de partij zich meteen als een te duchten tegenspeler op de politieke kaart. De media waren verbolgen en doopten de bewuste verkiezingsdag prompt om tot ‘zwarte zondag’. Men geloofde daarmee voor eeuwig naar die ene dag te verwijzen waarop onze partij een uitzonderlijke winst boekte. Groot was de verbazing toen ‘zwarte zondag’ geen eenmalig
| |
| |
fenomeen bleek. Het werd onze tegenstanders keer op keer zwart voor de ogen, zo aanzienlijk groeide onze aanhang bij elke volgende stembusslag. Ze hapten als ziekelijken naar lucht en ze waren nog niet goed en wel bijgekomen of ze bedienden zich van kromme redeneringen om de historische opkomst van onze partij te bestrijden en om de eigen positie in het politieke landschap kunstmatig te handhaven. In de verkiezingsshows riepen ze om ter hardst dat hen niets verweten kon worden, dat ze er alles aan hadden gedaan om het zwarte gevaar af te blokken. In een zeldzame bui van helderheid herkenden ze in de verkiezingsuitslag een signaal van de kiezer. Ze zwoeren nu eens dure eden en dan verloren ze zich weer in halfslachtigheden. Ze waren bereid de ontevredenheid van de kiezer ernstig te nemen, maar met ons zouden ze nooit in zee gaan. Alsof dat met elkaar te rijmen viel. Het maakte hen ook niet uit. Zonder boe of ba hernamen ze het ritme van het door en door verziekte politieke bedrijf. Na de tv-shows zakten de heren en dames weer diep weg in het pluche, om er enkel nog uit recht te veren wanneer ze de eigen programmapunten onvoldoende weerspiegeld zagen in het gevoerde beleid. Daar wilden ze zich nog wel eens druk om maken. Hun bekommernissen reikten niet verder dan de miserabele, onbeduidende standpunten en oogmerken van het zogenaamde partijprogramma, dat ze ten gepaste tijde in elkaar knutselden, oplapten of aanpasten. Wij begrepen heel goed de drijfveer van de democratische partijen: het was de angst voor de volgende verkiezingen. Wanneer het tot de koppen van de parlementaire staatsknoeiertjes of de sjoemelende gemeenteraadsleden begon door te dringen dat de geliefde soevereine kiezers weer eens revolteerden, en het plan schenen te koesteren zich van het oude partijgareel te ontdoen, staken ze elkaar de loef af in het overbruggen van de kloof met de burger. Ze gingen te rade bij de geschiedkundigen, die soortgelijke situaties bestudeerden, toen het
geduld van de massa ook ten einde was. Ze legden hun oor te luisteren aan de boezem van het volk, plozen de kranten en tijdschriften uit, misten geen seconde van de populairste tv-programma's, en kregen zodoende langzamerhand in de gaten wat de geliefde medeburgers uit de meest verscheiden bevolkingsgroepen eigenlijk wensten, wat ze verfoeiden en wat ze hoopten te bereiken. Ook de verwerpelijke slogans waarvan die ‘gevaarlijke oppositie’ zich bediende, waren plots een onderzoek waard. En het was geen zeldzaamheid wanneer deze slogans zomaar, alsof het vanzelf sprak, in het arsenaal van de oude partijen opdoken. Zo trok men dan naar de verkiezingen, maar zodra de felle debatten van alweer een ‘zwarte zondag’ waren geluwd, en de verkozenen weer vier of zes jaren de tijd hadden om hun volgende openbare vergadering voor te bereiden, lieten ze het volk aan zijn zorgen over, om zich met hogere en aangenamere taken op te houden. En zo bleef de strijd voor een hervorming van de samenleving alweer beperkt tot de strijd om benoemingen, mandaten, het gekibbel om vet betaalde postjes.
Kameraden nationalisten,
Met dit verhaal bent u allen zeer vertrouwd. De geschiedenis van onze partij is eenieder bekend. Niet in het minst omdat onze tegenstanders ze zo ijverig optekenen. Wij prijzen ons gelukkig met zulk een behulpzame tegenstander. En wij benutten de tijd die vrijkomt om een andere geschiedenis te schrijven, de eigenlijke geschiedenis van de partij. Het is een ware eer om mijn leven aan deze taak te mogen wijden. Ik ben er trots op als chroniqueur te zijn aangesteld van een dikwijls onzichtbare gebleven strijd, van de kleine en grote offers die al onze aanhangers hebben gebracht, van de dagelijkse ervaringen van allen die deze partij groot hebben gemaakt. Wij keren niet als nostalgicus terug in de tijd, maar met het vertrouwen dat de kennis van het verleden ons zal sterken voor de toekomst. Wij hebben onze eerste grote overwinning binnengehaald. Dat is geen eindpunt. Onze strijd gaat verder en wordt heftiger dan ooit.
| |
_Twee
We rijden op de Ring rond Antwerpen in de richting van Gent en nemen de afslag Antwerpen Zuid/Hoboken. Hoboken is één van de meest geïsoleerde districten van de stad Antwerpen. In het westen wordt het begrensd door de Schelde, in het zuiden gaat het via Hemiksem over in de half vergeten Rupelstreek en in het noorden grenst het grotendeels aan braakliggende gronden, voormalige industrieterreinen die op het gewestplan decennialang reeds ingetekend staan als gemengd woon- en parkgebied. Er zijn slechts twee mogelijkheden om vanuit de stad het district Hoboken te bereiken en beide voeren door de beruchte wijk 't Kiel.
Wij nemen de Sint-Bernardsesteenweg en ondervinden meteen aan den lijve wat deze wijk zo berucht maakt. Vorige besturen hebben miljoenen geïnvesteerd in straatverfraaiing. De verouderde kinderkopjes werden vervangen door moderne rechthoekige betonklinkers. Binnen het jaar zakten ze schots en scheef. En niet veel later was de staat van het wegdek zo erbarmelijk dat de bewoners zich bij regenweer niet meer buiten waagden.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Eén stevige bui en er staan plassen van hier tot ginder. Met elke auto die passeert, spat de modder metershoog op. De smerigheid vliegt tot tegen de gevels. Heeft er daar nog iemand de moeite gedaan om zijn voordeur een levendig kleurtje te geven. Wel, ge ziet er niks meer van. Met zo'n weer zit dat allemaal onder de modder en alles op die steenweg heeft dezelfde vieze bruingele strontkleur. Bah... Ik vind het erg voor de mensen die er moeten wonen.
Het Kiel is er een mooie illustratie van dat straatverfraaiing niet de aangewezen strategie is om gettovorming tegen te gaan, ook wanneer we ze geslaagd mogen noemen. Kijk naar de Abdijstraat, de bekende winkelstraat waar het Kiel ooit zo trots op was. Het is een feit dat deze straat nu zelfs tot ver buiten de landsgrenzen bekendheid geniet, tot in Marokko en Turkije namelijk. Maar of we daar nog trots op mogen zijn... Onze mensen werden weggepest en verdreven uit de wijk waar ze opgroeiden. Het stadsbestuur liet hen koudweg in de steek. Op steun konden deze mensen enkel bij onze partij rekenen. Door de rest werden ze als racisten aan de kant geschoven. En zo is deze wijk geëvolueerd tot wat ze nu is, een getto waar wij op onze weg naar Hoboken niet omheen kunnen en waar wij, terwijl we het veiliger achten om de portieren van onze wagen op slot te doen, de vijandige blikken van vreemdelingen ondergaan.
We hobbelen verder over de Sint-Bernardsesteenweg, laten het Kiel achter ons en rijden lichtjes opgelucht Hoboken binnen, via de Zwaantjes, een reuzen-groot kruispunt waar zeven wegen samenkomen: drie steenwegen, drie straten en een laan. De Zwaantjes is ook de naam van deze Hobokense buurt. Van hieruit vertrekt de Antwerpse Steenweg naar het centrum van het district, 2 kilometer verderop.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Onze lelijke steenweg, zeg ik altijd. Vroeger was het nog erger, toen er kasseien lagen en de trams geen eigen bedding hadden. Nu hebben ze het wat proberen opfrissen met hier en daar een boompje te plaatsen en tussen de tramsporen een haag. Maar dat is niet veel meer dan een rij kale takken waar heel soms eens een blaadje aan komt piepen.
De mislukte aanplantingen maken er de aanblik van de steenweg nog mistroostiger op. We passeren een taxibedrijf, een tramhalte, een krantenwinkel annex videotheek, een groentenwinkel en een slagerij. Op de bakstenen zijgevel van een appartementsblok wordt in levensgrote witte letters beweerd dat onze partij = fascisme. In Hoboken hebben wij steeds op een grote achterban kunnen rekenen. Voorbij het gebouw draaien we het Louis Mastplein op. Een eerste verkeersbord geeft aan dat de straat doodloopt, de volgende sturen ons het plein rond: een
| |
| |
vierkant grasveld van honderd meter bij honderd, plantsoenen met stevige struiken rondom, een stoere sparrenboom als het opvallende middelpunt. Deze tuinwijk vormt een onverwacht groene oase in de stenen woestenij van 't Kiel en de Zwaantjes. Vroeger was dit poldergebied. In de jaren zestig hoogde men het op met gronden die bij de Ringwerken werden uitgegraven. Een bouwbedrijf plantte er een vijftigtal eendere huizen neer.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Wij hebben het huis in 1964 gekocht. Onze oudste was juist een jaar geworden. Meer dan de helft van de huizen stond toen nog leeg. Er was niks van groen. Een kale ongezellige boel, ja, dat was het hier. En dat deed wel een beetje raar, als ge van een klein gezellig appartementje kwam.
Na verloop van jaren heeft elk huis een eigen karakter gekregen. Door de bewoners werden moeite noch kosten gespaard om de schamele gevels te verbouwen en de woning naar eigen behoefte en smaak aan te passen. Zo ook op nummer 18, waar wij vandaag te gast zijn bij Jef en Yvette Mertens-Kortvriendt. De gevel van het huis is bezet met een ruwe crèmekleurige pleister waar het donker gelakte houtwerk fors tegen afsteekt. Een deel van de gevel is begroeid door weelderige klimplanten. Op de vensterbanken bloeiende geraniums uitbundig. Jef en Yvette weten heel goed wat het behoeft om een straat te verfraaien, net als vele andere bewoners in de wijk. Zij houden de verloedering op afstand die in de wijde omtrek lelijk huishoudt. Dankzij hun onverdroten inzet en dankzij een levendige buurtwerking blijft deze wijk bewoonbaar. Jef en Yvette wonen hier bijna een halve eeuw. Ze hebben vier kinderen grootgebracht, drie zonen en een geadopteerde Koreaanse dochter en... mooie, gelukkige tijden beleefd.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Hij werkte op de bank, in het centrum van de stad. Och, ge hebt achter de hoek de tram maar op te stappen en binnen twintig minuutjes zijt ge aan de Boerentoren. Dat was ideaal voor ons. De kinderen liet ik met een gerust hart op straat spelen. Er passeert geen verkeer - toen nog veel minder dan nu - en de buren hielden altijd wel een oogje in 't zeil, al was het maar uit schrik voor wat kattekwaad. En ge hebt alle winkels en een wekelijkse markt binnen loopafstand. Ja, wij hebben hier altijd graag gewoond. Natuurlijk, een mens wil wel eens wat anders, en ziet hier en daar al eens iets beters, maar dat geldt voor iedereen, denk ik, hoe goed ge het ook hebt.
In al die jaren hebben Jef en Yvette de buurt zien evolueren, mensen zien komen en mensen zien gaan. Problemen met de buren hebben ze nooit gekend. Op het plein gebeurden nooit erge dingen. Afgezien van het onvermijdelijke geroddel, heerste er een zeer goede verstandhouding onder de buren.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Ginder helemaal achteraan op het plein, in nummer 41, was een Marokkaanse familie komen wonen. Nooit problemen mee gehad. Dat waren vriendelijke deftige mensen. In '76 is het huis op een nacht afgebrand. Dat was verschrikkelijk. De vader heeft zich met het jongste dochtertje nog net kunnen redden. De rest is erin gebleven. En dat was een groot gezin. Eén van de zonen zat bij onze middelste in de klas. Op school is toen een inzamelingsactie gehouden voor de twee overlevenden. Het was een grote schande hoe weinig reactie daar op gekomen is. Hoeveel hebben wij toen gegeven, Jef? Mijnheer Mertens-Kortvriendt: Dat weet ik niet meer, Yvette. Dat zijn geen dingen waar wij mee uitpakken.
Wij vonden de cijfers van deze inzamelingsactie terug in de annalen van de lagere afdeling van het H. Pius X-Instituut in de Krugerstraat. Met een indrukwekkende som van 10.000 frank, toonden Jef en Yvette zich veruit de gulste schenkers. Zij waren een toonbeeld van medemenselijkheid. Is het niet cynisch dat een tiental jaar later deze mensen moeten vaststellen dat de vredigheid in hun buurt verstoord wordt door een golf van inbraken?
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Ik weet niet wat dat was, maar ineens werd overal op het plein ingebroken. In nummer 11 bij Meneer en Madam Antheunis, in nummer 21 bij Meneer en Madam Verhaeren en daar, in nummer 16, midden in de nacht, Meneer Jongbloed is wakker geschoten en erachter gelopen met een bijl in zijn handen. Ge moet weten, Meneer Jongbloed slaapt sinds de eerste inbraken met een bijl onder de matras. Hij schiet midden in de nacht wakker en hij zegt wat hoor ik nu en hij pakt zijn bijl en hij gaat erachteraan. Hij roept: vuil smeerlappen, vuil smeerlappen. En ze verschieten zo hard dat ze de hele buit aan de tuinmuur uit handen laten vallen om er snel over te klimmen. Hij had ze bijna te stekken, zegt hij. Het scheelde geen haar of hij had die negers de schedel in twee gekloven. Het waren negers, zegt hij. Hij heeft het duidelijk kunnen zien.
Reeds 25 jaar hadden Jef en Yvette zorgeloos op het Louis Mastplein gewoond, maar sindsdien voelden ze zich nooit meer echt op hun gemak in huis. Zowel bij het verlaten van het huis als voor het slapengaan laten ze alle rolluiken zakken en de deuren doen ze op dubbel slot. De verloedering had nog meer negatieve effecten, waaraan je niet kan verhelpen door je huis zorgvuldig af te sluiten.
Dat ondervonden Jef en Yvette aan den lijve. Op straat werden ze lastig gevallen door benden jonge criminelen. Kinderen van vreemde komaf, amper tien jaar oud, hingen op het plein rond en haalden allerlei pesterijen en brutaliteiten uit. Bewoners die hen durfden terechtwijzen werden recht in het gezicht uitgelachen. Dat maakten ook Jef en Yvette mee. Ze werden een dagje ouder, hun kinderen waren het huis uit en meer dan ooit waren ze gesteld op een rustige en veilige leefomgeving. Mensen die hun leven lang hard hebben gewerkt en vier kinderen hebben grootgebracht, verdienen ons respect. Het is onze plicht voorkomend en toeschietelijk te zijn, we behoren de nodige egards tegenover hen in acht te nemen. We moeten klaar staan om hen de hulp te bieden die ze behoeven. Daar hebben Jef en Yvette op hun leeftijd recht op. Maar hoe toont de samenleving haar dankbaarheid? Door alles op zijn beloop en deze mensen aan hun lot over te laten. En dat de kleine gepensioneerde man het niet waagt zijn mond open te doen en voor zijn rechten op te komen! Dan wordt hij voor racist en fascist uitgescholden, dan wordt hij terstond - god weet om welke reden - met massamoordenaars vergeleken. Dat is de dankbaarheid die de samenleving deze mensen betoont. Dit kwaad, het gebrek aan respect voor onze ouderen, zit diep in de samenleving ingebakken. Getuige het beroep dat Jef en Yvette op hun kinderen mogen doen.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Wij hebben ons nooit met hun leven willen bemoeien. Het is niet meer zoals vroeger, toen het vanzelfsprekend was dat ge voor uw ouders zorgde. Althans, zolang het binnen de mogelijkheden lag. Ik heb mijn moeder ook in huis genomen. Dat was niet altijd even makkelijk. En ik begrijp wel dat het er niet beter op is geworden. De mensen nu hebben een veel jachtiger leven. Onze kinderen hebben het altijd heel erg druk, met vanalles en nog wat. Het is beter zo dan dat ze niet zouden weten wat met hun leven aan te vangen. Wij proberen hen zo weinig mogelijk lastig te vallen en onze plan te trekken. Maar soms moeten we toch eens iets vragen en het doet pijn als er dan met een zucht op wordt gereageerd. Of als ze pas een maand later de tijd vinden om een klusje op te knappen. Onze oudste is er meestal het snelst bij. En hij neemt zelf al eens het initiatief, het gras afrijden bijvoorbeeld. Maar van de anderen hoeven we dat niet verwachten.
Als het zover komt dat ouders niet eens meer bij hun kinderen naar een helpende hand mogen vragen, dan is er iets grondig mis in de samenleving. Het was hoog tijd voor een ingrijpende hervorming, zo kwam Jef Mertens op het einde van de jaren tachtig tot de conclusie. Hij had
| |
| |
nog vele andere goeie redenen om zich van zijn vroegere partij af te keren en zich achter onze toen nog jonge partij te scharen. Zo ondervond hij tijdens zijn legerdienst, vlak na de oorlog, dat het vaderland de inzet van de Vlamingen minder naar waarde schatte dan die van de andere Belgen. De toen nog jongeheer Mertens werd in deze maanden door de Franstalige bevelhebber gedurig op laffe wijze vernederd. Vlaming zijnde werd hij als minderwaardig beschouwd. Een in zijn eer gekrenkt man vergeet niet licht. De jongeheer Mertens besloot dat het met dat gesol gedaan moest zijn. De Vlamingen moesten met meer lef voor hun rechten opkomen. En vier decennia later, op het eind van de jaren tachtig, ziet hij eindelijk nog eens een politieke partij op het toneel verschijnen die het onverbloemd voor het Vlaamse volk opneemt. De keuze was snel gemaakt.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Wij beschouwden dat nochtans als een privé-zaak. Ge kleurt in het stemhok een bolleke rood en dat is het. Ik weet het van mijn man, hij weet het van mij. Verder heeft niemand daar zaken mee, ook onze kinderen niet. Eigenlijk was het mijn schuld dat er toch discussie kwam. Toen mijn man de eerste keer voor de partij stemde, had ik het er erg moeilijk mee. Wat wilt ge, de partij werd overal afgeschilderd als een bende gewelddadige extremisten. Mijn man liet zich daar niet door beïnvloeden. Hij had toen al begrepen dat de partij opkwam voor onze zaak. Hij heeft daar een neus voor. Als er iets in de wereld op veranderen staat, dan ziet hij dat enkele jaren op voorhand aankomen. Zoals met zijn aandelen. Hoewel hij daar al eens een flater begaat. En ik geloofde dat hij ook in het stemhokje een flater had begaan. Het is de enige keer geweest dat we verschillend stemden. Ik was er effenaf slecht gezind om en ik heb het tegenover de kinderen niet stil kunnen houden. Waar ik fout aan heb gedaan, want hij heeft het nogal mogen horen. Wat ze allemaal naar zijn kop hebben geslingerd... ik durf het niet te herhalen. Hij zat hier in de zetel, op dezelfde plaats. Geen woord heeft hij terug gezegd. Hij liet ze tieren en doen en hij liet het allemaal over zich heen gaan.
In de beginperiode van de partij was dit lot vele van onze aanhangers beschoren. In de pers werden deze moedigen letterlijk tot uitschot bestempeld. Een publieke veroordeling die hard aankwam. Je moest al stevig in je schoenen staan om niet onder die slag te bezwijken. Maar onze aanhangers getuigen dat er nog iets veel vreselijkers was dan publiekelijk aan de schandpaal te worden genageld, namelijk dat ze bij deze terechtstelling ook nog eens door vrienden en naaste familie werden uitgejouwd. In dit land stond het je duidelijk niet vrij om je mening te uiten. Onze vroegste aanhangers werden voor hun mening gestraft. Er werd dwang op hen uitgeoefend, om hun mening te herzien, om zich achter een andere partij te scharen. Dit kon je bezwaarlijk nog sociale druk noemen, het was een niets ontziende pletwals waartegen onze mensen zich dienden te barricaderen. Jef Mertens werd door zijn jongste zoon voor een crimineel versleten. Hij liet wijselijk begaan. Wie het bij het rechte eind heeft, toont een onverzettelijkheid waartegen geen vijand is opgewassen, over welk een overweldigende meerderheid die ook moge beschikken.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Eén keer is hij in discussie gegaan. Onze jongste zoon werkte bij de Gazet en had een stukje geschreven over de onemanshow van die zotte schrijver, hoe heet die ook weer, ik moest er toch altijd zo mee lachen. Wat hebt ge toen gezegd, Jef?
Mijnheer Mertens-Kortvriendt: Ja, wat heb ik toen gezegd? Dat hij het recht niet had om zijn eigen volk zo neer te halen. Daarmee kwetste hij de kleine Vlaamse man, die eeuwenlang heeft moeten vechten om te komen waar hij nu staat. Wie daar laatdunkend over doet, is het niet waard om van geboorte tot dit volk te behoren.
In Gazet van Antwerpen schreef de jongste zoon van Jef en Yvette een recensie over een performance door Tom Lanoye, die als linkse intellectueel zijn brood verdient door de spot te drijven met zijn eigen volk. Opgewonden als een puber juichte de jongste zoon van Jef en Yvette deze houding toe. Op de koop toe vervormde hij de milde spot van Lanoye tot een beledigende aanklacht tegen het Vlaamse volk.
Onze alerte redacteur liet zich in 't Pallieterke van 11 juni 1997 op gelijkaardige wijze uit over de betreffende recensie: ‘Het is zo makkelijk met Vlaanderen te spotten, maar het is oerdom wanneer een recensent als Manneke Mertens niet doorheeft dat er ook met zijn voeten wordt gespeeld. [.] Met redacteurkens die hun eigen nest bevuilen, die kritiekloos opkijken tegen elke wind van Tom Lanoye, is men [bij GvA] verkeerd bezig.’
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Het gebeurt niet dikwijls dat Jef zijn mond opendoet, laat staan dat hij zijn stem verheft. Het betekent dat het hem menens is. Ons mannen weten dat. Op zo'n moment worden ze stil en luisteren ze naar hun vader. Ik geloof dat het onze jongste zoon tot denken heeft gezet.
Wie kan het beter weten dan de moeder? Ze moest echter dra vaststellen dat het hem misschien wel tot denken had gezet, maar daarom nog niet tot betere inzichten had gebracht.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Meneer Verkammen van enkele huizen verder had ons het verhaal gedaan van de nieuwe postbode. Ge moet weten, een zwarte postbode, dat hadden wij hier nog nooit gezien. Meneer Verkammen stond 's morgens toevallig aan het venster en ja, het is toch niet omdat de postbode voorbijkomt dat ge van voor uw venster weg moet gaan? Ik zie niet in wat ge daar kwaad mee doet, maar het was allerminst naar de zin van die man. Hij begon te roepen en te vloeken op meneer Verkammen: nog nooit een zwarte gezien misschien? ja kijk maar eens goed, dat is echt - hij trok aan zijn vel - en als het u niet aanstaat dan kunt ge altijd een klacht bij de directie van de post neerleggen. Boempatat. Ook aangename kennismaking. Meneer Verkammen was daar niet goed van. Een paar dagen later vertel ik onze jongste zoon over de nieuwe postbode... ja, ik ben toch een geit, ik kan ook nooit mijn mond houden... hij schiet daar in een colère en smijt verwijten naar onze kop... hoe zei hij het ook weer, Jef?
Mijnheer Mertens-Kortvriendt: Dat wij krommer staan van de vooroordelen dan van de reumatiek.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Alstublieft. En hij sloeg de deur achter zich dicht en wekenlang hoorden we er niks meer van.
Steevast stootten Jef en Yvette op het onbegrip van hun jongste zoon. Hoeft het te verwonderen dat hij zich ophield in een links intellectueel milieu? Zonder twijfel ambieerde hij er een mooie carrière. Het zou onze aandacht niet waard zijn, mochten we via deze omweg niet te midden de heftige discussies belanden die in linkse kringen werden gevoerd omtrent een nieuwe strategie tegenover onze partij. In deze periode, de eerste jaren van de 21ste eeuw, kwam het linkse kamp immers tot de pijnlijke conclusie dat wij sterker stonden dan ooit. De heksenjacht van het afgelopen decennium had hen niets opgeleverd. Ze schreeuwden hun wanhoop uit. Of wat moesten we er anders van denken dat ze de partij door de rechtbank wilden laten verbieden, op grond van een wet die ze daartoe hadden gestemd? Alsof het volk zich op zo'n domme manier zou laten misleiden.
Onze tegenstanders slaagden er niet in aan de onderlinge verdeeldheid een einde te maken. Linkse intellectuelen gingen openlijk met elkaar in de clinch, ze wedijverden om de juiste analyse van het probleem, ze staken elkaar de loef af in de origineelste bestrijdingsmiddelen. Er was een wildgroei van publicaties waarin zogezegd nieuwe strategieën tegen extreem-rechts werden aangeboden. Daar verdienden ze hun brood mee. Zo schreef ook de heer Filip Rogiers plichtsbewust zijn boekje. Hij wilde daarin achterhalen waarom onze partij geen enkele hinder ondervond van de acties die de linkerzijde
| |
| |
tegen ons voerde. Algemeen gesteld kwam hij tot de niet onverdienstelijke stelling dat zijn vrienden zich al te veel op onze partij fixeerden en daarbij de ware maatschappelijke problemen over het hoofd zagen. Wij zegden al meer dan tien jaar dat de echte problemen niet werden aangepakt. Het was een overwinning dat ons van linkse kant eindelijk gelijk werd gegeven. Anderzijds was het betreurenswaardig dat dat pas na al die tijd gebeurde. Ofwel zegt dat iets over de koppigheid, ofwel over de intelligentie van de linkse intellectueel.
Hoe dan ook, uit Rogiers boekje werd een stuk voorgepubliceerd in het obscure links literaire tijdschrift yang. De redactie van het tijdschrift nodigde een resem mensen uit om op deze tekst te reageren. Men verlangde immers een ruim debat over onze partij, in de hoop de messen opnieuw te kunnen slijpen. Vreemd genoeg duikt op het verlang-lijstje van de yangredactie ook de naam van Manneke Mertens op. Hoogstwaarschijnlijk betreft het hier een vriendendienst. Ondanks talloze pogingen heeft Manneke Mertens er immers niks van gebakken. Van zijn schrijversambities is weinig terechtgekomen. Zijn carrière in het linkse intellectuele wereldje is hopeloos mislukt. Het verwondert ons niet dat Manneke Mertens de uitnodiging met beide handen aangrijpt. Zo kan hij eindelijk zijn wrok nog eens de vrije teugel laten. Hij schrijft zijn reactie op Rogiers en hij doet dat op de arrogante toon die zo eigen is aan de would-be schrijver.
‘Het denken over de democratie getuigt van een sterk zuiverheidsverlangen. Dit komt tot uitdrukking in de analyse van elke dynamiek die het democratische systeem naar de afgrond voert. De beschrijving gebeurt in termen van externe factoren, vreemd aan het systeem. Het systeem wordt door een vijand van buitenaf belaagd. Wordt de vijand uitgeschakeld, dan zijn wij gered.
Inherent aan de democratie in al haar radicaliteit is het extremisme en fundamentalisme als zelfvernietigingsprincipe. In de radicaliteit van het democratische systeem valt het samen met het zuiverheidsverlangen als voortdurend stichtend principe. Het is de drijfveer van het democratische streven.
Het populaire denken over de democratie is zich niet bewust van de blinde vlek. Het vertoont nauwe verwantschap met de filosofietjes van een voetbalcommentator. Dat is in uw tekst jammer genoeg niet anders.’
Als Manneke Mertens zijn intellectuele gewauwel inruilt voor begrijpelijke taal, dan is dat doorgaans om zich te wreken op zijn ouders of andere aanverwanten en kennissen die de partij genegen zijn. Hij voert hen op in zijn tekst zonder hun medeweten of instemming. Hij bekritiseert en ridiculiseert hen en zij krijgen niet de kans om zich te verweren. Vandaar nemen wij deze gelegenheid te baat om recht te doen aan de ware geschiedenis van de familie Mertens. Wie door Manneke Mertens door het slijk werd gesleurd, zullen wij in eer herstellen.
‘U beweert dat we op zoek moeten gaan naar de mens achter de Blok-kiezer. Misschien kan ik u daarbij ten dienste staan. Ik ontmoet af en toe de Blok-kiezer achter de mens, althans achter enkele welbepaalde mensen uit mijn directe omgeving. Sommigen zijn mij dierbaar zelfs. Mijn ouders, die in samenzang met de buren over het toenemend aantal Oost-Europeanen in de wijk staan te klagen. Morgen doen ze beroep op “onze pool”. Zo noemen ze hem, “onze pool”. Hij knapt een aantal klusjes in huis op. Ze betalen hem in het zwart. Nergens zijn ze goedkoper af dan bij de “illegaal”. O, ik ken nog meer overtuigde Blokkers. Terwijl ze hun mes in een bloederige biefstuk zetten, verkondigen ze als vanzelfsprekend dat zwarten minderwaardig zijn en dat alle vreemdelingen die nu geregulariseerd worden onverwijld naar de bevolkingsdienst trekken voor een visum naar hun geboorteland. Ik teken het letterlijk uit hun mond op. Vanuit hun ooghoeken kijken ze me aan, hopend op reactie. Och godverdomme, waarom het nog vermelden? Het is zo cliché. U kent het. Ze wonen in een villa en die laten ze kuisen door een illegale Cambodjaanse schone. Of ze nemen een illegale Kroatische kindermeid in dienst. Zo zie ik de Blok-kiezer achter de mens verschijnen, als het doodshoofd op een röntgenfoto. Maak u geen illusies, redelijkheid heeft in deze politieke kwestie een verwaarloosbaar aandeel. Voor verlichte humanisten is dat moeilijk te accepteren. Ik weet er evenmin goed raad mee. Ik weiger op hun uitdaging in te gaan. U mag het lafhartigheid noemen, medeplichtigheid zelfs, maar na talloze eerdere pogingen, zou het ook moedeloosheid kunnen zijn.’
Manneke Mertens beklaagt zich over de inconsequente houding van onze aanhangers, met name zijn ouders, de buren van zijn ouders en - dit heeft ons historisch onderzoek uitgewezen - naar hoge waarschijnlijkheid zijn schoonfamilie. Hij verwijt hen onredelijkheid en bekent dat hij er geen raad mee weet. Wij weten er raad mee. Onze aanhangers zijn altijd afgeschilderd als onmensen die elke vreemdeling vijandig bejegenen. Uit de voorbeelden van Manneke Mertens zelf blijkt het tegendeel. Zijn ouders, de buren, zijn schoonfamilie... allen tonen zich bereid om iemand een klusje aan de hand te doen en alzo de eerste nood te lenigen. Manneke Mertens schetst welbewust een negatief beeld van zijn ouders, waarschijnlijk in de hoop zijn linkse intellectuele kennissen te paaien. Zo vergeet hij toevallig te vermelden dat zijn ouders op jaarlijkse basis aanzienlijke sommen geld hebben geschonken aan ontwikkelingsprojecten in Brazilië, de Filippijnen en tal van Afrikaanse landen. Jef en Yvette zijn mensen met een goed hart. Ze kunnen het lijden van een ander niet aanzien. Dit noemen wij in onze partij solidariteit en medemenselijkheid. En domheid noemen wij de bereidheid om je eigen land door zwarten, moslims en Oost-Europeanen te laten overspoelen. Wie dat onderscheid niet kan maken, weet daar inderdaad geen raad mee.
De gebrekkige inzichten van Manneke Mertens hebben zware gevolgen voor de mensen in zijn directe omgeving. Lijdzaam moeten ze toezien hoe hun goeie naam zomaar te grabbel wordt gegooid. Ook Raf Mertens, de oudste zoon van Jef en Yvette, wordt slachtoffer van de nietsontziende lastercampagne van Manneke Mertens.
De Heer Raf Mertens: In die tijd had ik reeds verkering met mijn Oekraïense vrouw Vicky. Ze was enkele maanden bij mij op bezoek en keek uit naar werk in België. We gaven een feestje voor de familie en enkele vrienden. Gewoon voor de fun. Vicky maakte borsjt en we zorgden voor enkele flessen wodka. That's the Ukrainian way. Na het eten en enkele glazen wodka brak een heftige discussie los over de memorabele verkiezingen van 2000. Vicky wist niet wat haar overkwam. Bij wodka horen geen politieke onderwerpen. In Oekraïne weten ze dat, dat is een regel. Bij ons hebben ze daar geen oren naar. Mijn broer kwam toen te weten dat ik op de partij stemde en nam mij dat bijzonder kwalijk. Aan Vicky begon hij uit te leggen dat ik op een partij stemde die haar liefst van al het land uitzette. Zodoende moest ik mij bij Vicky verantwoorden en haar uitleggen waar de partij werkelijk voor staat.
Wij plozen in ons historisch onderzoek een kwarteeuw partijprogramma's uit, maar nergens kwamen wij een punt tegen waarin de partij een Vlaamse man wil verbieden te huwen met een buitenlandse vrouw. Vicky houdt van haar Vlaamse echtgenoot, ze houdt van het land en het volk en ze spreekt al een aardig mondje Vlaams. Zij komt niet van onze verworvenheden profiteren. Het is de liefde die haar hier heeft gebracht.
De Heer Raf Mertens: Even later is mijn broer compleet bezopen in tranen uitgebarsten. Vicky heeft hem getroost. Hij huilde en jankte en hij voorspelde het moment waarop onze familie verscheurd zou raken omwille van de partij. Voor mij is de politieke voorkeur nooit een reden geweest om met iemand te breken. Toen hij naar huis vertrok heb ik hem goed vastgepakt en ik heb hem dat gezegd.
| |
| |
Ik zei dat wij broers waren. Wat er ook moge gebeuren, zei ik, gij zijt mijn broer. En daar zal nooit iets tussen kunnen komen.
Wij bewonderen de tolerantie en de trouwhartigheid van Raf. Nadat zijn broer, Manneke Mertens, een poging heeft ondernomen om een wig te drijven tussen hem en zijn Oekraïense vriendin, reikt hij hem toch de hand en bevestigt hij het broederschap. Raf is ouder en wijzer, hij onderkent reeds het belang van de bloedband. De lafheid van Manneke Mertens daarentegen is onbeschrijflijk. Hij tracht verdeeldheid te zaaien en legt de schuld vervolgens bij de partij. De slappe linkse intellectueel verlaagt zich nog verder door zijn ouders emotioneel te chanteren.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Dat was na de verkiezingen van 2000. Plots dreigde hij ermee de stad te zullen verlaten, mocht de partij hier ooit aan de macht komen.
Gaf hij daar een reden voor?
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Hij vreesde voor zijn vrijheid, zei hij. Hij zou tot de eerste slachtoffers van de partij horen. Ik weet ook niet hoe hij zich dat in het hoofd haalde.
Hoe reageerde u op die dreiging?
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Ja, het is wel het laatste dat ge als ouder wilt meemaken, dat uw kind u de rug toekeert. Want dat is wat hij er eigenlijk mee bedoelde, dat hij weg zou trekken en we hem nooit meer zouden terugzien.
Hij wou er ook mee zeggen dat jullie er mede verantwoordelijk voor waren.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Ja natuurlijk. Hij wou ons dwingen om op een andere partij te stemmen. Maar als ge daar op ingaat, dan zijt ge helemaal de slaaf van uw kinderen.
Deze laaghartige dreiging bezorgde Jef en Yvette talloze slapeloze nachten. Manneke Mertens is zelf het toonbeeld van de inconsequentie die hij zijn ouders verwijt. Dat blijkt als we zijn tekst in het tijdschrift yang, die zijn ouders overigens nooit onder ogen krijgen, nader bekijken.
‘Het Nederlandse model tegen extreem-rechts wordt tot vervelens toe door democratisch Vlaanderen aangehaald als een gemiste kans. Zeurende ouwe tantes. Het is te laat. De schuld een gemene zaak. Een waterdicht cordon sanitair schijnt deze zijde nog de enige mogelijke optie. De term verspreidt een kwalijk zuiverheidsgeurtje. En verraadt de angst. Zo ook de waarschuwing vanuit die hoek dat het bon ton geworden is om het cordon sanitair in vraag te stellen. Het is niet bon ton geworden. In de kerk van political correctness ben je een zondaar indien je het waagt. Wel, hier ga ik.’
Manneke Mertens zet zich het masker op van de moedige ridder die naar het slagveld trekt en zijn leven op het spel zet in de strijd voor hogere deugden.
‘Het democratische front trekt zich net iets te makkelijk terug achter het sanitaire schild. Met een fascist praat men niet. Punt uit. De communicatie met de Blok-kiezer dient daarentegen radicaal te worden opgevoerd. De Blok-kiezer is geen fascist. Zo luidt althans de paternalistische stelling. Hoe is het mogelijk dat Rogiers ondanks zijn heldere analyse van de betuttelende houding tegenover de Blok-kiezer in dezelfde val trapt? De logica is dwingend. Neemt men de Blokkiezer 100% ernstig en het cordon sanitair evenzeer, dan eindigt men onvermijdelijk met de uitsluiting van een aanzienlijk deel van het kiespubliek, in bepaalde regio's tot bijna een derde. Dat kan en mag een democraat niet aanvaarden.
Op een verkiezingsavond kroop ik bij mijn ouders nagelbijtend achter de tv. Een oom was op bezoek. Hij informeerde op minachtende toon of ik dat misschien nog spannend vond, verkiezingsuitslagen. Hij kende de uitslag reeds van tevoren, en tevens wat er mee zou gebeuren. Of je dat nog democratisch kan noemen, wilde hij van mij weten. Zijn stem klonk ineens erg getormenteerd.’
‘Hitleraanhanger’ noemt Manneke Mertens zijn oom elders in de tekst. Zo noemt hij ook zijn vader, die zijn exemplaar van Mijn Kamp uitleent aan deze oom. In één en dezelfde pennentrek schandvlekt hij een zoveelste keer zijn moeder, omwille van haar bewering dat Hitler het met Europa nog zo slecht niet voorhad, dat de huidige Europese knoeiboel ons zou bespaard gebleven zijn, dat wij nu als een waarlijke grootmacht het wereldtoneel zouden betreden indien hij in zijn opzet geslaagd was. O ja, als Manneke Mertens zulk een schandelijke uitspraak parafraseert, dan is hij bij zijn linkse vrienden verzekerd van een voltreffer. Vanaf nu mag hij gegarandeerd op nog meer vriendendienstjes rekenen. Maar laten we hem verder volgen in zijn valselijke gedaante van moedige ridder.
‘De Blok-kiezer wil het Blok aan de macht. Niks vergissing, niks geen gebrek aan ideologie. Het is een bewuste keuze. De volle verantwoordelijkheid. Het is een hartstochtelijk verlangen. Laat de redders van de democratie dit even optekenen.
Een niet-democratische partij aan de democratie laten deelnemen, is een fout. Een derde van het kiezerspubliek uit de democratie verbannen, is een blunder. Er klinkt lafheid in de hysterische roep om een nauwsluitend cordon. Het is passief verzet, vanuit de burgerlijke sofa. De actieve strijd begint pas voorbij het cordon, waar we verplicht worden het extreem-rechtse beleid op straat te bekampen. En daar kijken we tegenop. Wij zijn allen goed opgevoede burgers, in een rustig klimaat opgegroeid, afgericht op het zoeken naar consensus. Vanop de sofa praten we graag een mondje mee over het probleem extreem-rechts, maar aan het inzetten van de “primitieve” democratische middelen hebben we een hekel. Als we op straat moeten komen, is het immers helemaal uit met de rust. We vrezen de clash van wereldbeelden. We vragen ons overigens af of het “democratisch potentieel” in de samenleving wel toereikend is om het ongewenste bestuur daadwerkelijk te bestrijden. Eigenlijk heffen we ons lui gat er liever niet voor op. De huidige zogenaamde “democratische meerderheid” zoekt angstvallig dekking achter het cordon sanitair. Dat het rustige burgerlijke wereldje davert op zijn grondvesten wil ze niet geweten hebben.’
In onze stad kunnen we alvast stellen dat de rust binnen afzienbare tijd hersteld zal zijn. In weerwil daarvan heeft Manneke Mertens zijn vroeger geuite bedreiging tot uitvoer gebracht.
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Hij is één maand na de overwinning uit de stad weggetrokken.
Heeft hij u gezegd waarheen?
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Nee. En ook niet waar naartoe.
U weet niet waar hij woont?
Mevrouw Mertens-Kortvriendt: Wij hebben niks. Geen adres, geen telefoonnummer... Een e-mail adres, ja. Maar hij beantwoordt onze berichtjes niet. Ik had hem gevraagd of hij...
Jef en Yvette raken zo geëmotioneerd dat we verkiezen het gesprek te staken. We laten hen liever met rust dan hen nog langer met deze pijnijke geschiedenis te confronteren. Het is een familiedrama zoals velen onder ons meemaken. Het is de kleine strijd van elke dag en daarin tonen onze aanhangers zich erg moedig. Zij laten zich niet chanteren, zij rekenen op een eerlijke tegenstander. Ondanks zijn edele riddergedaante is Manneke Mertens het strijdtoneel lafweg ontvlucht. Ons historisch onderzoek heeft uitgewezen dat hij zich heeft teruggetrokken in het zuidelijke landsgedeelte, waar men op de Vlaming spuwt en waar de corruptie hoogtij viert. Toch geven wij de hoop niet op. In sommige van zijn uitspraken toonde Manneke Mertens begrip voor de partij en haar strijd. Een verloren zoon kan altijd weerkeren. In dat geval zullen we hem samen met Jef en Yvette welkom heten in de partij.
|
|