de agressie. Stynen merkt voorts nog op dat Zielens met die aandacht voor Spanje de partijlijn ter zake volgt, zoals ook de Brieven van Elisabeth doen. Zelfs al betuigt de partij weinig vertrouwen in vrouwen, ‘Zielens' en Elisabeths geloof in de partij is onaantastbaar’.
Stynen omschrijft de ‘brieven van Elisabeth’ als ‘pareltjes van propaganda’ en elders als ‘een geschikt kanaal voor de verspreiding van Zielens' pacifisme’. Op 4 november 1936 wil Elisabeth, bijvoorbeeld, ‘met nog meer vuur het socialisme, dat betekent de vrede, dienen.’ Op 23 juli 1936 schrijft zij: ‘Wij zijn socialist óók om ons kroost een betere wereld te bezorgen dan die vermaledijde wereld waarin wij thans leven’.
Met Theophiel loopt het overigens niet goed af. Op 13 bladzijden voor het einde van De dag van morgen is de verkiezingscampagne begonnen. De kameraden nemen deel aan nachtelijke plaktochten. Op een nacht botsen ze op militanten van een andere partij, waarbij geschoten wordt. Twee kameraden, onder wie Theophiel, worden gedood. Dit blijkt een nauwelijks verhulde beschrijving te zijn van de moord op twee Antwerpse socialistische propagandisten. Op hun begravenis voert de partijleider, in wie Camile Huysmans te herkennen is, het woord.
‘... doffe, bronzen stem van de partijleider, die in hun naam de laatste woorden sprak. Lang, knokerig, de geest tot lichaam geworden, stond hij voor de baar. Zijn met krachtige trekken gesneden gelaat met de fijne, anders in zulke stekelige ironie geplooide en gevoelige mond, trilde van innerlijke opwinding.’
Huysmans zou later zelf naar deze beschrijving verwijzen, toen hij op 3 december 1944 als burgemeester van Antwerpen de lijkrede hield op de uitvaartplechtigheid van Lode Zielens zelf.
Uiteindelijk, in het allerlaatste hoofdstuk, komt de Spaanse Burgeroorlog ter sprake. Het hoofdstuk begint aldus:
‘Iederen dag sterven duizenden en duizenden Theophiel's en Edgar's in Spanje, zij hebben andere namen, maar zij zijn dezelfden. Zij namen het geweer om de idee, die hun leven is, te verdedigen tegen wie haar met geweld en overmacht van wapens, kanonnen, mitrailleuses, tanks en vliegmachines besprong. Overal laaien daar vuren, overal klinken kreten van ontzetting, pijn en verdoemenis onder de zweepende liederen en het lawaai van het daverend geweld door. Huizen storten krakend in elkaar, de gronden splijten, de hemel braakt vuur, soldaten rennen, schieten hun geweren af, gaan elkaar met de bajonet te lijf - en sterven!’
Twee van de kameraden blijken als vrijwilliger in Spanje te zijn - wat vreemd genoeg eerder niet eens vermeld werd. Ze schreven een brief naar Bert, met de volgende mededeling:
‘Zij hebben in dat brandende land den man ontmoet, die Theophiel en Edgar het vaarwel had toegeroepen in naam van allen. Krakend van magerte liep hij door de puinen. In het diepe brons van zijn stem hadden zij de hoop gehoord; hij had hun handen gedrukt en toegeknikt. [] Hij had hen herkend, - in hun eigen land zou hij hen voorbij gegaan zijn; hier herkende hij hen als de vrienden van Theophiel en Edgar. En daardoor waren hun oogen vochtig geworden.’
Niets over de ontwikkelingen aan het front, de gevechten of interne strubbelingen bij de milities, maar wel dat Camille, de
wordt ambassadeur in brussel / publicatie van kaas van willem elsschot / gestorven alice nahon // 1934 / gestorven isidoor teirlinck, naturalist