Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 39 (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 39
Afbeelding van Yang. Jaargang 39Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 39

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 39

(2003)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

[YANG 39ste jaargang nr. 2 - juli 2003]

Vooraf

Zoals men wel vraagt aan een visser die met niets terug komt: waar of de vis is. En dat hij antwoordt zonder wrevel, zonder naijver: de vis - die is in de zee.
Hans Faverey

De grootste vis vindt men misschien alleen door consequent achter het net te vissen - om te zien wat door de mazen is geglipt, wat zich niet aan de haak liet slaan. Er zit veel vis in de ons bekende visies, maar maakt ons dat niet blind voor het mer à boire dat na terugkeer in de veilige haven overblijft, out there? Men moet scheepgaan, blijven dreggen, omwoelen.

 

Na een verblijf in het kinderparadijs steekt deze nieuwe yang van wal met een bruisend pamflet over de kunstwereld van Frank Vande Veire. Een vis met de nodige graten, die sommigen wel eens dwars in de keel zouden kunnen blijven steken:

 

‘Wanneer men het in de kunstwereld heeft over “kritiek”, dan houdt dit niet in dat men kritisch onderzoekt en analyseert, het betekent dat men zich een houding aanmeet, namelijk een houding waarmee men zijn scepsis laat blijken tegen alle uitgesproken meningen, theorieën, wereldbeelden, analyses, programma's. Immers: elke al te scherp omlijnde visie op wat dan ook zweemt al te veel naar een “Groot Verhaal”, en het is passend hierover de wenkbrauwen te fronsen of ironisch te glimlachen. Het achterlijkste dat je in de kunstwereld

[pagina 163]
[p. 163]

kunt doen is een visie uitwerken of grondig doordenken. Het is trouwens ook niet netjes: wie een visie al te serieus neemt, glijdt al gauw af naar intolerantie, dogmatisme, fanatisme, misplaatste bekeringsijver. Visies dienen eigenlijk enkel om geïroniseerd, gerelativeerd, gedecontextualiseerd, “gesampeld”, geconsumeerd te worden.’

 

Relativering is moeilijk bij de vis die Slavoj Žižek op ons bordje schuift. In zijn oorspronkelijk in de London Review of Books verschenen essay over biogenetische interventie houdt hij ons voor dat de weigering om uitdagingen van de biogenetica aan te gaan, in feite niet zo veel verschilt van hen die het vroeger uit naam van ons zieleheil beter vonden om ons in onwetendheid te laten. De biogenetica zet ons idee omtrent wat een mens is, radicaal op de helling, en dat is bepaald fishy te noemen:

 

‘Hegel zou niet zijn teruggeschrokken voor de idee van het menselijk genoom en biogenetisch ingrijpen - noch zou hij onwetendheid hebben verkozen boven risico's. In plaats daarvan zou hij opgetogen zijn geweest over de vernietiging van het oude idee van “dat zijt Gij” -, alsof onze noties van de menselijke identiteit definitief waren vastgelegd. In tegenstelling tot Habermas zouden we de objectivering van het genoom volledig moeten omarmen. Door mijn zijn te herleiden tot het genoom word ik gedwongen het denkbeeldige materiaal waaruit mijn ego bestaat te doorkruisen, en alleen zo kan mijn subjectiviteit naar behoren tot uiting komen.’

 

Dat mag zo zijn, maar heeft men daarbij niet toch het gevoel dat men het liever ‘zelf’ is die bepaalt tot wat men precies wordt herleid? De dichter, essayist

[pagina 164]
[p. 164]

en Nobelprijswinnaar Joseph Brodsky begon al in de jaren zestig aan een weinig bekend geworden toneelstuk. Marbles heet het, en het is een reflectie op de totalitaire staat, waarin het ‘ik’ volledig uit- en overgeleverd is aan anderen. Luc Ebraert viste het op en vertaalde het voor het eerst in het Nederlands. Het eerste bedrijf werd hier opgenomen.

 

Behalve dit vissen in troebel water vindt u in dit nummer ook weer het neusje van de zalm op het gebied van proza en poëzie.

Erik de Smedt vertaalde uit de bundel Erdkunde (2002) van Marcel Beyer de reeks ‘Kondensmilch’, waarin een naamloze ‘ik’ grip probeert te krijgen op een vormeloze, zouteloze wereld:

 

‘Ik eet perzik uit blik, er / drijft iets, haring in tomatensaus, / pakjessoep, er drijft iets, ik / merk dat ik dit hemd niet langer / aan kan houden, ik wil eruit, toch weet / ik niet of ik zo de straat op kom’.

 

De Nederlandse dichteres Neeltje van Beveren daalt met kapitein Kamacho af naar regionen waar een kreeft een edel deel bewerkt op een luie oceaandag:

 

‘Hoe dan ook kan kapitein Kamacho soms een hele koele zijn. / Een wind is hij dan of een kolk die heeft geleerd / zo weinig prijs te geven als de zee.’

 

Inge Arteel deed opnieuw haar thuishaven aan en vertaalde voor yang drie verhalen uit de eigenzinnige, fantastisch-realistische roman Lusthaus oder Die Schule der Gemeinheit van de Oostenrijkse schrijver en dramaturg Franzobel. Geurig proza is het woord dat hier past:

 

‘Visbuikgrijze schakeringen dansten op de vlasblonde massa als golven op de zee. Duiven pikten er de beste brokken uit, halfverteerde mosselen, krab, garnalen, stukjes inktvis. Naar het kookvocht van zeedieren rook het, een maagzuur-en-wijn mengsel, naar verse kots, sulfamaat.’

En dan is er onze writer-in-residence, Jeroen Theunissen, met het tweede deel van zijn zeeziek in asana's wegdeinende Oskaartje.

 

De rubriek ‘Die ochtend in de boekhandel’ is gewijd aan een bespreking van ambitieuze projecten. Yang-redacteur Daniël Rovers zet recente romans van vier grote namen uit de Nederlandse letterkunde af tegen het ideaal van een Great Dutch Novel. Dirk van Hulle bespreekt de poging van het veel gelezen

[pagina 165]
[p. 165]

literaire tijdschrift Granta om tot een bevredigende bloemlezing te komen van de twintig beste Engelse jonge schrijvers. Van Hulle vertaalde één van de in Granta opgenomen verhalen, van Rachel Cusk. Tom Van de Voorde bespreekt aan de hand van een bloemlezing uit 100 nummers van Raster de bepaald aalgladde manoeuvres van de huidige redactie van dit gerenommeerde tijdschrift - een zowel liefdevol als kritisch overzicht van een tijdschrift dat in zijn eigen netten verstrikt raakte.

 

De kunstenaars Nico en Sissi maakten speciaal voor deze yang, elk afzonderlijk, een reeks tekeningen onder de titel ‘Dove ogni cosa ha inizio e fine’ (‘Waar alles begint en eindigt’). De reeksen ontmoeten elkaar in het midden: grote vis temidden van een zee van haren.

 

De yang-redactie wenst u allesbehalve een behouden vaart.

[pagina 166]
[p. 166]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken