Yang. Jaargang 40
(2004)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 269]
| |
~ Postbus 245
| |
[pagina 270]
| |
![]() | |
[pagina 271]
| |
Alain Badiou
| |
2.Ja, Frankrijk vond eindelijk een probleem op maat: de doek om het hoofd van een paar meisjes. De decadentie van ons land werd een halt toegeroepen, zeg dat wel. De mosliminvasie, een oude diagnose van Le Pen die tegenwoordig wordt bevestigd door onvervalste intellectuelen, heeft een gesprekspartner gevonden. De Slag van Poitiers was maar klein bier en Karel Martel speelde slechts een bijrolletje. De Slag van de Hoofddoek zal worden gewonnen door Chirac, de socialisten, de feministen en de islamofobe intellectuelen van de Verlichting. Van Poitiers naar de hoofddoek is een logische stap, een hele stap vooruit. | |
[pagina 272]
| |
3.Een kwestie van zulk formaat heeft wel een nieuw soort argumenten nodig. Bijvoorbeeld: de hoofddoek moet weg omdat hij het symbool is van de macht van de man (vader, grote broer) over vrouwen en meisjes. Al wie hem per se wil blijven dragen moet worden uitgesloten. De meisjes of vrouwen worden tenslotte onderdrukt. Dus moeten we ze straffen. Een beetje alsof je zou zeggen ‘Deze vrouw is verkracht, sluit haar op!’ De hoofddoek is zo belangrijk dat hij een logica met nieuwe axioma's verdient. | |
4.Of integendeel: ze willen die verdomde hoofddoek zélf in alle vrijheid dragen, die stoute meiden. Dus moeten we ze straffen. Wacht eens even: hij is niét het symbool van de onderdrukking door de man? Vader en grote broer zitten er voor niks tussen? Waarom moet de hoofddoek dan verboden worden? Omdat hij ostentatief religieus is. Die meiden lopen met hun geloof te koop. In de hoek, vooruit! | |
5.Ligt het aan vader en grote broer, dan moet de hoofddoek op feministische wijze worden afgerukt. Ligt het aan het geloof van het meisje zelf, dan maar in naam van de deconfessionalisering. De goede hoofddoek, hij bestaat niet. Blootshoofds, overal! Dat iedereen dan maar ‘en cheveux’ de deur uitstapt, zoals men vroeger zei (ook onder niet-moslims). | |
6.De Republiek van vandaag: petjes af! | |
7.Let wel: vader en grote broer van het meisje zijn niet zomaar trawanten met hetzelfde bloed in hun aders. Het wordt vaak geïnsinueerd en soms ook wel openlijk verkondigd: vader is een stompzinnige arbeider, een sukkel ‘uit een boerengat’ die is vastgeketend aan de lopende band bij Renault. Een archaïsch personage. Maar wel dom. Grote broer dealt shit. Een modern personage. Maar wel verdorven. Ongure voorstad. Gevaarlijke klassen. | |
8.Het moslimgeloof heeft een ernstige tekortkoming, meer nog dan andere religies: het is in ons land het geloof van de armen. | |
9.De hoofddoek, vanuit die optiek: armen worden onderdrukt door armen, onder de ogen van een armzalige God. ‘Walgelijk!’ zegt de kleinburger, die alleen nog gelooft in het voortbestaan van zijn eigen welstand. | |
10.Iemand met verstand van zaken, iemand met wie ik jaren geleden al eens over die hoofddoek heb gediscussieerd: ‘Je wilt dus in feite zeggen dat de haardos een sekssymbool is, dat hij om die reden moet worden verstopt?’ Ik, ik wil helemaal niets. Maar vooruit, denken we terug aan Baudelaire: | |
[pagina 273]
| |
o Vacht, wier vlokken wol ter schouderen opkruiven,
o Lokkenhoofd, o geur, van lui geluk bewolkt!
Verrukking! 'k Wil dit haar, waardoor slaapdronken schuiven
herinneringen, als een zakdoek openwuiven,
Tot die herinnering mijn donkere alkoof bevolkt.Ga naar eind1
Verduiveld! Een heuse moslimfantasie!
| |
11.Ik heb nog de tijd gekend dat een vrouw die haar haren losmaakte (o, dat fijne zachte vallen over haar schouders!) op die manier te kennen gaf dat zij instemde met het liefdesspel. Was dat een affront voor de laïcité? Een gevangenis voor de vrouwelijkheid? Wie weet, wie weet... | |
12.Stel je voor, de rector van een middelbare school gevolgd door een legertje inspecteurs met meetlinten, scharen en wetboeken in de aanslag: om aan de schoolpoorten te controleren of hoofddoeken, keppels en andere hoofddeksels niet al te ‘ostentatief’ zijn. Een hoofddoek als een postzegel zo groot, hoog op een haarknot? Een keppel met de diameter van een stuk van twee euro? Verdacht, hoogst verdacht. Het minuscule is misschien wel het vertoon van het allergrootste. Maar wat zie ik? Aha! Een hoge hoed! Helaas, toen Mallarmé werd gevraagd naar zijn opinie over hoge hoeden, zei hij al ‘Wie zo'n ding opzet krijgt 'm er nooit meer af. De wereld kan vergaan, de hoed die blijft.’ Uiterlijk vertoon der eeuwigheid. | |
13.De laïcité. Roestvrij beginsel! Een middelbare school van dertig, veertig jaar geleden: verbod op gemengde klassen, meisjes mochten geen broek aan, catechismus, aalmoezeniers. Op hun plechtige communie dragen stoere binken een witte armband en schattige meisjes een tulen sluier. Een echte sluier, geen hoofddoek. En ik moet die hoofddoek misdadig vinden? Het teken van een verschil, een beweging, een verwikkeling in het tijdsverloop? Moeten we de jongedames die heden en verleden op aangename wijze vermengen nu uitsluiten? Vooruit, laat de walsmolen van het kapitalisme maar draaien. Ongeacht het grensverkeer, het berouw en de komst van arbeiders uit verre landen: het kapitalisme zal de dode goden van de religies wel vervangen met de vette Moloch van de koopwaar. | |
14.Is het echte, massale geloof dat tegenwoordig wordt beleden overigens niet het geloof in de commercie? Daarbij vergeleken vormen de meest overtuigde moslims maar een ascetische minderheid. De ostentatieve tekens van de mensonterende godsdienst staan te lezen op broeken, sportschoenen en t-shirts: Nike, Chevignon, Lacoste... Wat is nu eigenlijk kleingeestiger: naar school gaan als de trouwe volgelinge van een God of als de sandwichvrouw van een international? We weten wat ons te doen staat om in de roos te schieten en de dingen groot te zien: een wet tegen de merken. Aan het werk, Chirac! | |
[pagina 274]
| |
Trekken we onversaagd ten strijde tegen de ostentatieve tekens van het Kapitaal. | |
15.Welaan! Is het hun plicht er bloot bij te lopen? De dijen onbedekt? De navel op legale wijze en van het nodige metaal voorzien aan de lucht blootgesteld? En wat met de tepel? In het zwembad van een provinciestad waren vroeger bepaalde uren gereserveerd voor vrouwen. Dolle waterpret van schaterende vrome dames die anders binnenskamers leefden. De burgemeester heeft daar een eind aan gemaakt, met het ijzersterke argument dat ‘het vrouwenlichaam niet aan de blik moet worden onttrokken.’ Nu ja! Iedereen uit de kleren! En hup met de beentjes! | |
16.Iets is mij toch nog niet helemaal duidelijk. De republikeinse, feministische logica die weet wát er van het lichaam precies getoond en verhuld moet worden, op andere plaatsen en in andere tijden, wat is dat eigenlijk? Bij mijn weten is het vandaag de dag nog steeds niet goed mogelijk om tepels, schaamhaar en penissen te tonen - en niet alleen binnen de schoolmuren. Moet ik kwaad zijn omdat die lichaamsdelen ‘aan het oog worden onttrokken’? Moet ik echtgenoten, minnaars en grote broers verdacht maken? Bij ons op het platteland droegen weduwen niet zo lang geleden zwarte mantels, kousen en sjaals, zoals dat vandaag nog gebeurt op Sicilië en elders. Je hoeft als vrouw niet noodzakelijk de weduwe van een moslimterrorist te zijn. | |
17.Maar ik merk dat naaktheid de verplichte trend is. Steevast begroetten de journalisten van Libération de komst van de minirok als het onmiskenbare voorteken van de nakende val van totalitaire regimes. Een kortgerokte zwaluw maakt de lente van de mensenrechten. Elke overtollige lichaamsbedekking is suspect. De veldslag der blote strandborsten werd gewonnen met K.O. Auto's, kanariekooitjes, betonmolens en krulspelden kunnen en mogen alleen nog aan de man worden gebracht met een enthousiast ontsluierde vrouw als uithangbord. Brassens, die zich twintig jaar geleden nog ‘de pornograaf van de fonograaf’ waande, lijkt nu nog preutser dan een kwezel. En dan nog! Diezelfde kwezels roepen vandaag om het luidst dat hun homoseksuele priesters met mekaar in het huwelijksbootje zouden moeten kunnen stappen. | |
18.Van het feministische ordewoord ‘dit is mijn lijf’ naar het prostitutionele ordewoord ‘mijn lijf is van iedereen’. Het aanvankelijk immanente eigendomsrecht heeft als een slechte raadgever tot het tweede ordewoord geleid. Van eigendom naar veilingzaal: heel consequent. | |
19.Ik verbaas mij erover dat een paar meisjes met hoofddoek het mikpunt worden van de woede van zoveel feministische dames (in Elle, bijvoorbeeld), die zelfs zover gaan dat ze de arme president Chirac met zijn sovjetscore van 82% smeken om op te treden | |
[pagina 275]
| |
in de naam der Wet, en dat terwijl het vrouwenlichaam overal wordt geprostitueerd, terwijl de meest vernederende porno overal te koop wordt aangeboden en in meisjesbladen pagina's worden volgeschreven met allerlei raadgevingen over de seksuele blootstelling van het lichaam. | |
20.Eén verklaring: een meisje moet tonen wat ze in huis heeft. Ze moet haar koopwaar te kijk stellen. Ze moet aangeven dat het verkeer van vrouwen voortaan gehoorzaamt aan het algemeen gangbare model en niet langer aan de beperkte ruilhandel. Weg met de vaders en de grote broers met baarden! Leve de planetaire handel! Hét model is het topmodel. | |
21.Het leek een onvervreemdbaar recht van de vrouw dat zij zich slechts uitkleedt voor de man of vrouw die zij daarvoor zelf heeft gekozen. Dat dachten we toch te hebben begrepen. Maar nee. Het gebaar van de ontbloting moet en zal op elk moment worden aangegeven. Wie verborgen houdt wat hij op de markt brengt, is geen eerlijke koopman. | |
22.Wat die baarden betreft. Luc Ferry, de minister met zijn pluimen, had zoals bekend het plan opgevat om de baarden van de grote broers aan banden te leggen. Een rechtvaardig, egalitair standpunt: als meisjes hun haar moeten tonen, waarom dan ook niet jongens dwingen hun baardhaar af te scheren? Als haargroei dan toch een staatszaak is geworden... De syndicale winst zou niet min geweest zijn: een hele nieuwe hiërarchie van schoolbarbiers, verdekt opgesteld in het klaslokaal en immer gewapend met een schuimend stuk scheerzeep. De ontsluiering van de meisjes biedt beslist niet zulke voordelige perspectieven. Ontsluieraars? Ontkleders? Strippers van de vakbond? Nee, volstrekt onmogelijk. Jammer toch. | |
23.We moeten het volgende poneren, een curieuze stelling eigenlijk: de wet op de hoofddoek is een zuiver kapitalistische wet. Zij beveelt dat de vrouwelijkheid wordt tentoongesteld. Anders gezegd, dat het goederenverkeer van het vrouwelijke lichaam verplicht is. Op dat gebied wordt geen enkele reserve toegestaan - ook niet wanneer het gaat om pubermeisjes, de gevoelige plaat van het hele subjectieve universum. | |
24.In de films en uitlatingen van een notoire cineaste bespeuren we al geruime tijd een regelrechte haat voor erotiek, een gebeten seksuele onverschilligheid, het puritanisme van een lijkenbidder. Dit alles gecamoufleerd met behulp van doorsijpelende provocaties, zoals dat tegenwoordig hoort. Toen zij tegen de hoofddoek tekeerging, zei deze cineaste in feite het volgende: ‘Dan maak je van een oorlel een erogene zone!’ En waarom ook niet, dierbare seks-cineaste? De (re)creatie van een erogene zone, dat is voor de erotomanen die we zijn uiteindelijk toch goed nieuws? | |
[pagina 276]
| |
25.Je hoort zowat overal zeggen dat ‘de sluier’ het ontoelaatbare symbool van de controle op de vrouwelijke seksualiteit is. Misschien dacht u wel dat de vrouwelijke seksualiteit in onze eigen hedendaagse samenleving niet zo gecontroleerd wordt? Met dat naieve denkbeeld zou Foucault eens goed gelachen hebben. Nooit eerder werd de vrouwelijke seksualiteit met zoveel zorg, zoveel wijze raad omgeven. Nooit eerder werd zo gehamerd op het onderscheid tussen het goede en slechte gebruik ervan. Het genot is een sinistere plicht geworden. De universele blootstelling van de verondersteld prikkelende delen is een nog heiliger plicht dan de morele imperatief van Kant. Overigens, Lacan heeft jaren geleden al gewezen op de overeenkomsten tussen het ‘Vrouwen, geniet!’ van onze kranten en de imperatief ‘Niet genieten!’ van onze overgrootmoeders. De commerciële controle is veel constanter, zekerder en massaler dan de patriarchale controle ooit is geweest. Het veralgemeende prostitutieverkeer is sneller en betrouwbaarder dan de moeizame opsluiting van het meisje in het oudershuis, een hachelijke onderneming die al eeuwen voor lachsucces heeft gezorgd, van de Griekse komedies tot die van Molière. | |
26.In het nomadische wereldbeeld, waar men zich verheugt over de ongestoorde circulatie en het onophoudelijke ruilverkeer van lichamen, kan een geldstuk er zich terecht op beroemen dat het het meest vrije ding ter wereld is: er is niets dat méér circuleert. | |
27.De moeder en de hoer. In sommige landen maakt men reactionaire wetten vóór de moeder en tegen de hoer, in andere landen progressieve wetten vóór de hoer en tegen de moeder. Wat we moeten verwerpen is precies het feit dát er een keuze wordt gemaakt. | |
28.Wat niet betekent dat er moet worden gedacht in termen van ‘noch... noch...’, want dat houdt op neutraal terrein toch alleen maar in stand wat het denkt te contesteren. ‘Moeder noch hoer’, dat is nogal droevig. Net zoals de uitspraak ‘hoerig noch onderworpen’ overigens absurd is: is een ‘hoer’ over het algemeen misschien niet geweldig onderworpen? Vroeger zei men nog ‘la putain respectueuse’ [de titel van een toneelstuk van Sartre, pi]. Vrouwen die publiekelijk worden onderworpen, zeg maar. En wat de ‘onderworpen vrouwen’ betreft, misschien zijn dat wel gewoon privé-hoeren. | |
29.We komen er altijd op terug: vandaag is de vijand van het denken niet het geloof maar de eigendom en de handel in voorwerpen en zieltjes. We zouden beter zeggen dat we nu pas echt nood hebben aan een (politiek) geloof. Het ‘toenemende fundamentalisme’ is de spiegel waarin de weldoorvoede Westerling vol afgrijzen de gevolgen van de verwoesting van de gewetens waar hij de leiding over heeft onder ogen ziet. Vooral dan het failliet van het politieke denken, dat hij overal tracht te organiseren | |
[pagina 277]
| |
onder het mom van een onbeduidende democratie of met behulp van een leger humanitaire paracommando's. In dergelijke omstandigheden is de laïcité, die zogenaamd in dienst staat van de kennis, niet méér dan een schoolreglement in het teken van eerlijke concurrentie, dressuur in ‘westerse’ normen en vijandigheid jegens elke overtuiging. Het is de school van de coole consument, de softe commercie, de vrije eigenaar en de ongeïnteresseerde kiezer. | |
30.Sinds de dood van God zijn de religies zozeer ontredderd dat zij elkaar uiteindelijk te hulp moeten snellen in plaats van elkaar zoals gewoonlijk uit te roeien op bevel van hun respectievelijke goden (die nog driester tekeergingen in de mate dat zij transcendentaal de Zelfde waren). De aartsbisschop vindt het niet leuk als er met moskeeën wordt gesold. De imam, de dominee en de priester voeren melancholische fluistergesprekken. Zelfs de rabbijn en de pope schieten nu in actie. Ik geloof veel meer in een Internationale van kwijnende credo's dan in een oorlog tussen religies en beschavingen - een fantasme waarachter machtscomplotten en oliedollars schuilgaan. | |
31.Aangezien zij duidelijk anti-islamitisch is, wordt de wet op de hoofddoek ook betreurd door alle rechtse kamerleden die een deel van hun beneficie te danken hebben aan katholieke kiezers uit verre provincies. Om die om de tuin te leiden, hebben ze uitgedokterd dat er ook nog eens een verbod moest komen op de ostentatieve tekens... van de politiek! Kijk eens aan! Zijn die er dan? Is er zelfs in de diepste duisternis van het meest afgelegen dorp ook maar iemand die gelooft dat je in tijden als deze nog een grote lading hamers en sikkels in beslag kunt nemen, al was het in de angstaanjagende voorsteden? Ostentatieve Stalins of sjaals met de geprinte kop van de Grote Roerganger, ik denk niet dat dat een wijdverspreid schouwspel is dat je aantreft op speelplaatsen. Ik betreur dat ten zeerste, maar zo is het. Zelf ging ik soms naar mijn groot publiek seminarie met een badge, nu eens van de grote Lenin, dan weer van mijn geliefde Mao. Welnu, geen hond die dat heeft opgemerkt. | |
32.We krijgen maar geen genoeg van dat rare feminisme, dat ooit vertrok vanuit de eis dat de vrouw vrij moest zijn en vandaag staande houdt dat die ‘vrijheid’ zo verplicht is dat sommige meisjes (en niet één jongen!) moeten worden uitgesloten alleen om de kleren die ze aanhebben. | |
33.Al dat socio-culturele gedaas over ‘de gemeenschappen’ en het al even metafysische als woedende gevecht tussen ‘Republiek’ en ‘communautarisme’ is gewoon je reinste onzin. Dat men de mensen toch laat leven zoals ze willen, waar ze willen, eten wat ze graag eten, tulbanden dragen, jurken, sluiers, minirokjes of strandsandalen; laat ze toch op tijd en stond knielen voor hun vermoeide goden of met elkaar poseren voor de camera, buigingen maken | |
[pagina 278]
| |
en pittoreske taaltjes brabbelen. Dat soort ‘verschillen’ hebben niet de minste universele betekenis, ze zetten geen rem op het denken en ondersteunen het ook niet. Er is dus geen enkele reden om zulke verschillen te respecteren of door het slijk te halen. Dat de ‘Ander’ - zoals de liefhebbers van een discrete theologie en van een draagbare moraal dat na Levinas zeggen - ánders leeft, dat kan het kleinste kind ook wel zien. | |
34.Die diversiteit aan gebruiken en geloofsovertuigingen is hoogstens een van de laatste overlevende getuigenissen van de barokke aard van het menselijke dier, iets wat onze aandacht trekt, zoals we ook opkijken van blauwe papegaaien of walvissen, omdat de veelvormige kracht van het leven ons nu eenmaal intrigeert en charmeert. | |
35.Het feit dat menselijke dieren gaan samenwonen volgens de plaats waar ze vandaan komen, is een natuurlijk en onvermijdelijk gevolg van de vaak ellendige omstandigheden waarin ze hier arriveren. Alleen een neef of dorpsgenoot kan je opvangen in de woonblokken van Saint-Ouen-l'Aumône [voorstad van Parijs, pj], of je dat nu wilt of niet. Je moet wel erg bekrompen zijn om het een Chinees kwalijk te nemen dat hij gaat wonen waar al Chinezen zijn. Of het zou moeten zijn dat je terug wilt naar de dertig jaar oude richtlijnen van de Franse communistische partij: de last die de migranten ons bezorgen zou op egalitaire wijze worden verdeeld over alle gemeenten van de voorstad, ter linker- én ter rechterzijde. ‘De Arabieren,’ aldus deze internationalistische en proletarische kameraden van weleer, ‘iedereen stuurt de Arabieren naar ons gemeentehuis!’ | |
36.Om het communautarisme in bedwang te houden en te waken over de integratie van de moslims, moeten we vandaag veel verder gaan dan wijlen de PCF ooit is gegaan. Laten we eisen dat er in elk groot woonblok van de stad twee Marokkaanse families méér komen wonen, waaronder één kroostrijk gezin, plus één gematigd Malinees gezin, een Turkse vrijgezel en een halve Tamil. | |
37.Het enige probleem met die ‘culturele verschillen’ en ‘gemeenschappen’ is zeker niet hun sociale bestaan, de omstandigheden waarin ze wonen en werken, in gezinsverband of op school. Het probleem is vooral dat alle namen voor die verschillen en gemeenschappen niets te betekenen hebben op plaatsen waar waarheid op het spel staat: in kunst, wetenschap, liefde en vooral in politiek. Het is de normaalste zaak ter wereld dat mijn leven als menselijk dier aaneenhangt van de bijzonderheden. Dat de categorieën van die particulariteiten aanspraak maken op universaliteit, dat ze zich op die manier au serieux nemen als Subject, dát is wat regelmatig tot catastrofes leidt. Het komt er nu op aan die predicaten af te zonderen. Ik kan wiskunde studeren in een gele rijbroek en ik kan met een rasta-kapsel militeren voor een politiek die afstand neemt van de electorale ‘de- | |
[pagina 279]
| |
mocratie’. Dat betekent nog niet dat mijn theorema geel (of on-geel) zal zijn, noch dat het ordewoord dat ons verenigt vlechtjes draagt (laat staan dat vlechtjes daarbij uit den boze zouden zijn). | |
38.En omgekeerd: een waarheid, politiek of van een ander type, herkent men aan het feit dat het principe waarvan die waarheid een particulier argument is uit zichzelf niets particuliers heeft. Het principe is absoluut geldig voor al wie toegang heeft tot de situatie waarover men zijn argument uitspreekt. Met als gevolg dat politieke militanten, net zoals wiskundigen die een theorema bewijzen en mensen die een toneelstuk bedenken of betoverd worden door de liefde, allemaal een singulier denken creeren, een denken dat gedeeld wordt door lichamelijke en mentale dragers die volkomen uiteenlopend zijn. Etnische, psychologische, religieuze, taalkundige of seksuele particulariteiten bieden als zodanig geen toegang tot een waarheidsprocedure. Ze vormen er ook geen obstakel voor. Sint Paulus zei het al voor Saint-Just het herhaalde: zodra er een waarheid op het spel staat, is de particulariteit van geen belang meer. | |
39.Dat de scholen blijkbaar ‘ernstig worden bedreigd’ door een zo onbeduidende particulariteit als de hoofddoek van een paar meisjes, laat ons vermoeden dat er op school nooit sprake is van waarheid. Alleen van opinies, laaghartige, conservatieve opinies. Horen wij onze politici en intellectuelen niet zeggen dat de school in de eerste plaats dient om ‘burgers op te leiden’? Wat een droevig programma. Tegenwoordig is de ‘burger’ een kleine, verbitterde genotzoeker die zich vastklampt aan een politiek systeem waarin alles wat een beetje op waarheid lijkt niet ontvankelijk wordt verklaard. | |
40.Misschien is men in hoge kringen én aan de basis wel bevreesd dat een groot aantal ijverige en ernstig kijkende meisjes van Algerijnse, Marokkaanse en Tunesische origine zich met hun strakke dotjes ontpoppen tot de geduchte beste leerlingen van de klas? Samen met een paar Chinezen die evenzeer vastzitten aan hun familiekring? Vandaag de dag heb je heel wat zelfopoffering nodig. Het zou best wel eens kunnen dat de Wet van sovjetpresident Chirac leidt tot de opzichtige uitsluiting van een aantal primussen. | |
41.‘Ongeremd genieten’ is een stommiteit van '68 die de motor van de kennis nooit op volle toeren heeft doen draaien. Een zekere dosis vrijwillige ascese is, zo weten we sinds Freud, niet vreemd aan de omgeving van het onderwijs en aan het verwerven van tenminste een paar flarden effectieve waarheid. Een hoofddoek kan dus al met al geen kwaad. Nu het patriottisme, ooit dé sterke drank van de scholing, overal heeft afgedaan, is elke vorm van idealisme meer dan welkom, ook al is het prut. Als we er | |
[pagina 280]
| |
maar vanuit gaan dat een school iets anders is dan een ‘opleiding’ tot burger-consument. | |
42.Maximes van anti-foulardisten: ‘Liever de ondergang van het onderwijs dan die van mijn laïcité’ en ‘Liever een analfabete zonder hoofddeksel dan een geniale dame met hoofddoek.’ | |
43.In werkelijkheid schuilt er achter de Wet op de hoofddoek maar één ding: angst. De Westerlingen in het algemeen en de Fransen in het bijzonder zijn een bibberend hoopje angsthazen. Waar zijn ze bang voor? Voor de barbaren, zoals altijd. Voor die van binnenin, de ‘jongeren uit de voorsteden’, en voor die van buitenaf, de ‘islamistische terroristen’. Waarom zijn ze bang? Omdat ze schuldig zijn maar onschuldig pleiten. Schuldig omdat ze sinds de jaren tachtig iedere vorm van emancipatorische politiek, iedere revolutionaire zaak en elke waarachtige affirmatie van iets anders dan het bestaande hebben verloochend en probeerden te vernietigen. Schuldig omdat ze zich aan hun miserabele privileges hebben vastgeklampt. Schuldig omdat ze niet méér zijn dan oude kinderen die spelen met wat ze gekocht hebben. Tja, ‘ze kregen rimpels door een te langdurige kindertijd’. Dus zijn ze bang voor al wie iets minder oud is dan zijzelf. Voor een eigenwijze jongedame, bijvoorbeeld. | |
44.Bovenal echter zijn de Westerlingen in het algemeen en de Fransen in het bijzonder bang voor de dood. Ze kunnen zich zelfs niet meer voorstellen dat een Idee zoveel waard kan zijn dat iemand er een paar risico's voor wil nemen. ‘Geen dood’, dat is hun voornaamste verlangen. Terwijl ze overal ter wereld miljoenen mensen zien die zelf niet de minste reden hebben om de dood te vrezen. Bijna dagelijks sterven heel wat mensen in naam van een Idee. Dat is nu voor de ‘geciviliseerde’ een grote bron van intieme terreur. | |
45.Ik weet wel dat de Ideeën waarvoor men vandaag bereid is te sterven in het algemeen niet veel waard zijn. Ik ben ervan overtuigd dat alle goden het al jaren hebben opgegeven en vind het droevig dat jonge mannen en vrouwen hun lichamen laten uiteenrijten in afschuwelijke bloedbaden onder de lugubere bescherming van iets wat al lang niet meer bestaat. Ik weet ook dat die gevreesde ‘martelaars’ gemanipuleerd zijn door samenzweerders die nauwelijks te onderscheiden zijn van hen die ze beweren te bevechten. We kunnen maar niet genoeg herhalen dat Bin Laden een product is van de Amerikaanse veiligheidsdienst. Ik ben niet zo naïef dat ik geloof in de zuiverheid, de grootheid of zelfs de efficiëntie van zelfmoordaanslagen. | |
46.Wel zeg ik dat we die verschrikkelijke prijs in eerste instantie betalen voor de zorgvuldige vernietiging van elke vorm van politieke rationaliteit door de heersers van het Westen, een onderneming die alleen mogelijk was dankzij de grootschalige mede- | |
[pagina 281]
| |
plichtigheid, vooral in Frankrijk, van het intellectuele en het populaire discours. U wilde kost wat kost zelfs de herinnering aan het Idee van de revolutie liquideren? U wilde graag elk (zelfs allegorisch) gebruik van het woord ‘arbeider’ met wortel en al uitrukken? Dan moet u niet komen klagen over het resultaat. Bijt op uw tanden en dood de armen. Of laat ze doden door uw Amerikaanse vrienden. | |
47.We hebben de oorlogen die we verdienen. In onze van angst doordrongen wereld gooien grote bandieten zonder pardon bommen op bloedeloze landen. Middelgrote bandieten voeren gerichte moordaanslagen uit op wie hun in de weg staat. Kleine bandietjes maken wetten tegen hoofddoeken. | |
48.Men kan zeggen dat dat allemaal niet zo erg is. Inderdaad. Het is minder erg. Voor wijlen de Rechtbank der Geschiedenis krijgen we vast verzachtende omstandigheden: ‘Hij was een expert in haarkapsels en speelde slechts een kleine rol.’ | |
49.Een hele troost?
Copyright Éditions Léo Scheer Vertaald uit Circonstances, 2, Éd. Léo Scheer, Paris, 2004. (Een eerste en kortere versie van dit essay verscheen op 22 februari 2004 in de krant Le Monde. Onze vertaling van die eerste versie werd reeds gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, nr. 19, 8 mei 2004.) |
|