Yang. Jaargang 44
(2008)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 300]
| |
![]() | |
[pagina 301]
| |
~ Postbus 245
| |
[pagina 302]
| |
![]() | |
[pagina 303]
| |
Guy Redig
| |
[pagina 304]
| |
dat het naïef humanistische streven om iedereen in te sluiten, eigenlijk leidt naar echte uitsluiting. Echt pervers dus. Met deze stelling kruipt Hertmans, eivol gevuld met overtuiging, in de rol van de maagd in het hoerenkot: verdediger van de ultieme artisticiteit, aanvoerder van het verzet tegen het perfide geachte pleidooi voor meer maatschappelijke en dus ook culturele betrokkenheid vanwege meer mensen. En zo krijgt een vraag om aandacht voor verbreding en verdieping van het bereik van bijvoorbeeld cultuurprojecten, meteen het predicaat eis voor een bedwingbare, makkelijk consumeerbare kunst, met een lustige verwijzing naar Stalins cultuur-dictatuur. Hierdoor geprikkeld zoek ik doorheen dit pagina's lange gedram, hopeloos redundant, rijkelijk maar enigszins omvergevallenboekenkastachtig gelardeerd met referenties aan ronkende intelligentsia, naar Hertmans vijand. Waar zit de demonGa naar eind4? Wie zijn deze onverlaten, die onder het mom van mooie gedachten de kunst verkrachten? Spoorzoekend vind ik een verwijzing naar de ascetische elite, om (aha) aldus mits enige interpretatie, uiteindelijk bij minister Anciaux en zijn kabinet te belanden. Bij mij dus. Daar heerst - Hertmans kronkels ontwarrend - een afkeer van het reflexieve in de kunst die een totalitair verlangen om haar te domineren verbergt. Voorwaar een prikkeling; of eerder een tackle met de voet vooruit, zo'n venijnige, kwaadaardige kuitenbreker die je alleen door een ultieme jump kan ontwijken. Ju ju, wat een grof dichtertje. Maar ook zo'n fluks ontweken aanslag, waarvan de pijn niet zozeer het fysieke contact (humm... opent een perspectief), maar vooral de vuige intentie betreft, komt stevig aan. Ach, al weet ik ondertussen beter, ik wil het toch nog even, als spreekwoordelijke parels, herhalen: ons cultuurbeleid (met inbegrip van de kunsten) rijdt op twee sporen, met aandacht voor enerzijds een kwaliteitsvol aanbod en anderzijds een ruim en breed bereik, de participatie. Voor een overheid die gemeenschapsmiddelen verdeelt en dit permanent moet verantwoorden, zijn beide meer dan complementair. Ze versterken en stimuleren elkaar. Het begrip ‘diversiteit’ speelt een cruciale rol. De verscheidenheid in aanbod toont zich o.a. in disciplines, visies op kunst, doelstellingen, methodes enz. Er spelen elementen van geografische spreiding, van diverse verhoudingen tussen proces en product, verschillende gewenste relaties tot het publiek enz. Deze diversiteit geldt evenzo voor het bereik van voorzieningen en producties, waarbij een goed beleid poogt om een breed en gevarieerd publiek te betrekken, in uiteenlopende rollen en met variërende methodes. Maar doet dit wel vanuit de visie dat het genot, de confrontatie, het plezier en de schokmomenten aan zoveel mogelijk mensen worden gegund. Je hoeft geen vermaledijde socioloog | |
[pagina 305]
| |
te zijn om ook zonder wetenschappelijk werk te beseffen dat hiertoe vele, koppige drempels bestaan en altijd opnieuw ontstaan. Daarop inzoomen, ze systematisch en hardnekkig benoemen en bestrijden, blijven de adagia van onze beleidsvoering. Ten slotte: Hertmans geyangel blijkt weinig meer dan het spannen van een valstrik, de oude truc der dichotomisering. Hierbij drijft de boosdoener de mooie relatie van een harmonieus, gelukkig koppel naar de totale verdoemenis, door hun wezenskenmerken te herleiden tot extreme karikaturen: de kunst als etherisch, onbezoedeld, buiten deze kring van de maatschappelijke maakbaarheid. Daardoor de emanatie van het ultieme tegengif voor alle maatschappelijke euvels - niet in het minst overheden en hun aberraties. Anderzijds de overheden die eigenlijk enkel streven naar beheersing en disciplinering zodat het volk volop domkoppig kan schransen van met pulp gevulde boterhamworst. Zo behouden machthebbers ongestoord het alleenrecht op het dwangmatig symbolisch geweld, volgens Hertmans de absolute kwintessens van deze samenzwering. Nou moe... zo had ik het nooit verwoord, maar ik krijg er meteen zin in. Dank Stefan. | |
[pagina 306]
| |
![]() |
|