De trompetter die het skipak uitdoet, beantwoordt vrouwelijke bewondering.
Rond de hindernisbanen zingt met mij een aubade: ‘ISP plat, wereld pleite.’
De haren van een poedel vlijen wij straks naast paarden met zachte wieltjes.
Kite-instructeurs blijven over met hun vaandel, opschrift: ‘prettig levenseinde.’
Boven de weide, tussen de straten, onder de slipperstappen: de afgeschovenen.
De televisiecamera's werden ingepakt: de schimmel uit het circus trok lering.
Moeder, ik wilde dagelijks de montagefoto's knippen uit ons zondagskrantje.
Op stelten twee rondjes mogen maken op de binnenplaats - dan weer je cel in.
Vrouwelijke consultants strekken lam hun linkerhanden uit: aderen blauw.
De vraag luidt: gelooft een televisiekijker nog voldoende in het thrillergenre?
Na onze gesprekken over natronloog volgen gesprekken over huishoudazijn.
Paleontologen overwegen niet vanuit dierlijke drift hun leven te herformuleren.
In de witte danszaal moppert de maffioso nu al op zijn reclasseringsambtenaar.
Wat heeft die oude vogel toch een merg. Ik wilde het voor je oplikken, lief.
Laten wij, partijleden, met ons allen de vrolijkste mensen ter wereld blijven.
Verdomme, de zee mag opeens glinsteren. Methaangas heeft het haar geleerd.
Ik stak de litanieën voor de machine af. Mijn moeder troostte de albatros niet.