Yang. Jaargang 44
(2008)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 651]
| |
~ Postbus 245
| |
[pagina 652]
| |
![]() | |
[pagina 653]
| |
Marc Kregting
| |
[pagina 654]
| |
om de liquiditeit te herwinnen. Als doorsnee westerse sterveling gaan onze gedachten dan naar vloeistoffen. Wellicht hebben langs mediamieke weg de onderhandelende partijen daar iets van meegekregen. Reporters troffen op de plaats van handeling aan de Wetstraat 16 te 1000 Brussel, nadat de hoofdrolspelers vertrokken waren om de communicatie met hun bevolking te regelen, een warwinkel van croissants en koffie aan. Er was enige achturige werkdagen achter elkaar gesproken. Een regelrechte aanslag op het lichaam, tenzij een brute hoeveelheid vetten uit vermeld vast voedingsmiddel het draaiende houdt en, vooral, cafeïne uit de vloeibare hulptroep datzelfde lichaam sluw annex messcherp maakt. Cafeïne, ook wel 1,3,7-trimethylxanthine, is een pepmiddel dat het centrale zenuwstelsel stimuleert en alerter laat reageren op prikkels. Handig bij een stortvloed van ideetjes en amendementen en andere meer of minder verifieerbare manoeuvres tijdens immer cruciale besprekingen. Rond een beetje vergadering hangt nu eenmaal het prefix ‘marathon-’ dat de sport-en-speltrek eraan openbaart en anderzijds het uitputtingsaspect laat uitschijnen. Dat cafeïne daarnaast, net als visolie, een positieve invloed heeft op het kortetermijngeheugen nemen wij als doorsnee sterveling voor kennisgeving aan. We wisten namelijk al dat de Belgische ex-premier Yves, die er wegens dezelfde ‘kredietcrisis’ net een rondje Dexiabijspringen op had zitten, met zware maagproblemen heeft gekampt. De logica van het lichaam wil dan dat hij zuinig moet zijn met de inname van koffie. Dus haal die ironische aanhalingstekens nu maar weg, the world is calling. Het schijnt een hectische marathon te zijn geweest, waarbij multitaskers in het voordeel waren omdat er gestaag nieuwe informatie van binnenuit kwam: ‘de BlackBerry's stonden roodgloeiend’. Ten slotte hebben wij als bevolking vernomen dat België bij die hele deal, waarin het een kwakkelend stuk van Fortis behield en een gezonder, inclusief het net met satanisch genoegen van boven de Moerdijk weggeplukte ABN Amro, aan Nederland verkocht, door de noorderbuur, meer bepaald door de partijleider van de solidariteit, een tergend fitte en dito expliciete minister van Financiën Wouter (over wiens privégezondheidsleven de vakbladen niets mogen zeggen op straffe van een boete, integraal voor het goede doel), in haar arcadische reet is genaaid. Hollanders! Men hoeft Max Havelaar zeker niet te hebben gelezen om te weten dat ze, ten koste van zeer veel, zakenlieden pur sang zijn. Reeds in 1661 kwam de eerste koffie uit de Oost met de retourvloot aan in Amsterdam. Daar werd een openbare koffieveiling gehouden. Had de Belgische premier, als hoofd van wat voor het gemak van de beleefdheid ‘het pilootcomité’ getiteld werd, moeten anticiperen op het overleg door potten vol maagbalsemende | |
[pagina 655]
| |
thee, waarin ook cafeïne zit, te laten aanslepen (en tweeliterflessen cola, plus voor de zekerheid enige repen slaafvrije chocolade)? Misschien, al zou het ons niet verbazen indien hij dan een tikkeltje minder serieus zou worden zijn genomen geweest. Niet zozeer omdat Yves een ‘kop thee’ allicht een ‘tas thee’ had genoemd, wel omdat we nooit ontkomen aan mentale codes, imagologie en overige als reëel ervaren luchtfietserij. En het geval wil dat theedrinken bij vergaderingen de deur lijkt open te zetten voor therapeutische sessies. Omdat dit overleg geboekstaafd is als een vechtscheiding, had dat best toepasselijk geweest: de problemen die gemeenlijk besproken worden bij thee gloren altijd onder de huid. Net eventjes ietsje al te diep om terstond opgelost te kunnen worden, zullen de diverse aanwezigen bij het gonzen van de beursbomwekkers hebben gemeend onder trouwe begeleiding van koffie. Uit een thermoskan hebben ze, gaande de onderhandelingen meer vitesse verlangend, ter plekke extra kunnen tappen en dus het gesprek onder druk kunnen houden - kwantitheedrinkers blijven buiten de plaspauzes nooit eeuwig aan de lange tafel zitten wegens gevaar van urine-implosie en men mag niet zomaar een schorsing aanvragen. Koffie is het spreekwoordelijke ‘zwarte goud’. Desalniettemin is deze drank op de kapitaalmarkt evenmin waardevast gebleken. Wel fungeert hij als bindmiddel voor een van de twee hedendaagse schimpfenomenen bij uitstek: de overlegcultuur. Het andere, de graaicultuur, schijnt veeleer met wijn gepaard te gaan. Over cola spreken wij niet met onze fonkelende velgen. Volledigheidshalve zij er wel op gewezen dat koffie geen extra risico geeft op hartkwalen, omdat er veel anti-oxidianten in zitten die helpen (en onze bron is nu een medisch, geen politiek periodiek) schadelijke vrije radicalen te neutraliseren. nbsp; Wij betrappen er onszelf op dat we nooit een politicus een persconferentie hebben zien geven met een kop koffie binnen handbereik. Net als bij de ervaringscommentatoren annex beroepsdeskundigen is een glas bronwater, al dan niet in flesjes of in heuse kratten discreet achter het niet met een katheter te verwarren spreekgestoelte, bij zulke gelegenheden wel voorradig. Er zal dus iets verhelderd moeten worden, verbreid; activiteiten waar die drank, en zijn koolzuur, kennelijk uitstekende diensten bij verleent. Koffie zal averechts uitpakken. Mogen wij hem derhalve karakteriseren als een vechtdrank? Indien we iets aan de politiek verbinden, als schier boventijdelijk schimpfenomeen, dan toch wel de ambtenarij. En akkoord, wij blijven doorsnee westerse stervelingen, maar de combinatie van ‘ambtenaren’ en ‘vechten’ is ons even | |
[pagina 656]
| |
vreemd als dat ‘ambtenaren’ en ‘koffie’ ons perfect gelukkig samen lijken. Niet voor niets luidt een notoire grap: ‘Doet een ambtenaar eigenlijk iets anders dan koffiedrinken? Ja, koffiezetten.’ Die laatste activiteit, die in de nieuwe spelling aaneen wordt geschreven (bij ‘theewater drinken’ geeft Van Dale ‘koffiedrinken om half vijf of vijf uur 's middags’), legitimeert de functionaris zijn bureau voor een zekere duur te verlaten. Hij zou daarom met onvoorwaardelijke liefde aan een verzoek voldoen van een naar een soortgelijk stereotype ontworpen professor, die dit kan opperen: ‘Omgevingsfactoren vereisen een door menselijk handelen van iemand anders dan mijzelf geïndiceerde cafeïnetoevoer, in een tijdsspanne die zich vanuit het heden voortzet tot enkele honderden seconden de toekomst in.’Ga naar eind1 Wel zou de ambtenaar om dat verzoek eerst enige zeer trage gedachtespinsels wikkelen - kracht bijgezet door met zijn aan de onderkant steevast natte kopje of beker kringen in het bureaublad te veroorzaken, die de een als Olympische ringen en de ander als boeien benoemtGa naar eind2 - omdat dat proces eveneens het eigen werk verdringt en zo zijn functievereisten onderstreept: luiheid, probleemverschuiving en tijdverspillend vermogen. Daarnaast bestaan er natuurlijk bureauverantwoordelijken, ook bij bedrijven. In Il Posto van Ermano Olmi heeft zo iemand een secretaresse die de door een koffiejuffrouw op een blad aangedragen kop zwart goud voorziet van suiker en roert, waarna haar baas, amper opkijkend van zijn papieren, de kop van de schotel tilt en het zaakje in drie slokken opdrinktGa naar eind3. Terstond geeft de secretaresse het dienblad met toebehoren terug aan de koffiejuffrouw, voor wie de verantwoordelijke geen oog heeft omdat hij ingespannen voortgaat met zijn werk: documenten paraferen. Godallemachtig, wat quasi-grappig, met die wel erg gretig opgelepelde clichés en het volledige bewustzijn van dat grosgebruik. Zijn wij dat erkend hebbende alsnog vrijgepleit van morele superioriteit of moeten we dieper het narcisme in, door te koekeloeren of er niet een flintertje ambtenaar in ons schuilgaat? Mag ik? (Kregting, noem mij Otto.)Ga naar eind4 Nu Otto's schietgebed ‘Heer, ik ben niet kredietwaardig dat gij mijn zakken rolt dus geef en ik zal rondkomen’ is verhoord en hij verbazingwekkend snel bureaupik is geworden, blijkt hij niet langer voor een gat te vangen. Profane teksten wemelen psalmodisch en hij kijkt naar het plafond. Daar staat geschreven dat het consumentenvertrouwen op basis waarvan de doorsnee westerse sterveling zijn bestedingen doet, niet alleen afhankelijk is van parameters als de arbeidsmarkt, de beurs, de huizenmarkt en de inflatie, maar evengoed van regenval, de temperatuur en de prestaties van het nationale voetbalelftal. Dan daagt Otto een onderscheid tussen het kantoor als afhandelingsplaats, bereikbaar per trein, bus of fiets, versus het kantoor als uitvalsbasis, voor dynamische | |
[pagina 657]
| |
medewerkers met auto's van leasemaatschappijen. Tegelijk raakt hij op de hoogte van de nog levendiger trend om, met mobiel en laptop en hart dat als vermeld BlackBerry heet, te ontvangen in koffiehuizen en hotellobby's. Ideaal schijnt dit vooralsnog niet, wegens een gering aantal stopcontacten en te lage stoelen. Daarom wordt uitgeweken naar besloten businessclubs, waar de van de belastingen aftrekbare contributie een schijntje zou zijn vergeleken met de huur van een kantoorpand of -verdieping. In die nieuwe biotoop heeft men dan zijn ‘basis’. Vermoedelijk is Otto uiteindelijk altmodisch of misschien kan hij niet heel erg ver tellen. In eigen onderscheid raakt hij althans niet verder dan de eerste factor. Hij, morser van formaat, kwam in een afhandelingsplaats te werken en kreeg bij wijze van welkomstgeschenk een beker met het opschrift Black with milk and sugar. Mocht hij derhalve vanachter zijn bureau ambtenaren mee beschouwen als luiwammesen, dan was hij in de woorden van de dichter ‘her en der gestorven/ in het zog der werkenden/ die koffie dronken op het netvlies/ van de werkloze’.Ga naar eind5 Ongezond of anderszins nadelig is dat allerminst, een zeker aantal kopjes per dag - wij zijn vergeten hoeveel - verlaagt de kans op Alzheimer. De mok zal zijn ingevoerd om werknemers een op mensenmaat gesneden werkethos te geven én, na tussenkomst van de ondernemingsraad, een positieve bijdrage te leveren aan het milieu. Dezelfde ondernemingsraad heeft er waarschijnlijk voor gepleit over te gaan op fairtradekoffie, zo dat al niet was geschied omdat de plaats in kwestie, onder het wat languissante motto ‘Ik ben verkocht’, voldoet aan de criteria voor een fairtradegemeente: ‘Er wordt een evenement georganiseerd bij het behalen van de titel, en een strategie ontwikkeld om de campagne lang in het nieuws te houden. Op de website van de campagne worden allerlei voorbeelden getoond en ideeën gegeven voor het behalen van voldoende media-aandacht.’ Of daarmee van het bedrijfsmaat-schappelijkverantwoorde triumviraat people, planet en profit niet langer het laatste alle aandacht opslokt, blijft onbewezen. En de ooit op gangen, achter balies en in kantines verplichte figuur van de koffiejuffrouw, die in het roerige jaar 1968 zelfs werd gepromoveerd tot ‘koffiefee’ en die heimelijk de zegeltjes spaarde van Douwe Egberts hoewel de organisatie ‘natuurlijk z'n koffie en thee rechtstreeks van de kleine boeren in ontwikkelinglanden diende te kopen’,Ga naar eind6 is wegbezuinigd ten faveure van weinig spraakzame automaten. Tevens bleek uit onderzoek dat plastic en kartonnen bekers minder belastend voor het milieu zijn dan mokken: het afwassen van porselein of aardewerk heeft een nadeliger effect dan de productie van eenmalige bekertjes. Gelukkig wast Otto, tot | |
[pagina 658]
| |
afgrijzen van zijn naaste omgeving, zijn mok zelden, ‘om de smaak er volledig in te laten trekken en geen zeepsop te hoeven proeven’. Deze overtuiging heeft een strikt persoonlijke achtergrond die te maken heeft met de autobiografie van zijn eigen leven, of liever dat van zijn moeder die radeloos was toen een nieuwe werkster de theepot had uitgeschrobd. Is dit voldoende? Desgewenst kan Otto melden dat hij exact hetzelfde type mok, zij het met een alternatief opschrift, gezien heeft op het bureau van de burgerlijke stand waar hij, spoedig na zijn indiensttreding, het bestaan van een kind openbaarde. Op de mok stond Christian. De optimist. Het was natuurlijk de naam van de ambtenaar, die Otto echter frappeerde omdat het zijn tweede geboortenaam was en hij zichzelf niet direct als optimist beschouwt. Maar dat lag misschien aan een ander feit. Een collega van Christian had, in het voorstadium van het erkennen, geweigerd de inschrijving te volvoeren omdat een derde collega op Otto's verblijfsvergunning zijn vierde doopnaam niet overgenomen bleek te hebben van zijn paspoort. Die tweede ambtenaar wou dat Otto naar zijn geboorteplaats reisde om daar een uittreksel uit het geboorteregister te halen, waarop de vierde naam te vinden zou zijn uit zijn paspoort dat ook voor haar lag. Enfin, Otto had wat krachttermen gebezigd en toen veranderde ze het zelf, bijna op eigen autoriteit voor wie haar chef niet meerekent (‘nee, een rasechte Hollander’). Christian moest die gegevens op zijn beurt hebben voor het officiële document, inclusief voor- en achternaam van het kind, geboortedag en geboorte-uur. Goddank had Otto toen de warming-up van zijn job al achter de rug, zodat hij hem er met een halve blik en een iets versnelde hartslag op kon wijzen dat er slechts twee tikfoutjes waren gemaakt. En Christian lachte. Zou hij vaak bedrijfsuitjes hebben, waar rond elf uur ‘koffie met gebak’ in het vooruitzicht wordt gesteld? Of is dat een usance van het Noorden, waar grote en kleine cafés in de zomer met wit krijt op zwarte wiebelende buitenborden adverteren: ‘Speciale aanbieding: koffie met warme appeltaart’. Otto denkt dan altijd dat vriezenskoud gebak een andere, duurdere optie is. Of kan dat alleen aan een onderhandelingstafel of moet je sowieso bijbetalen, net als - doe maar wild - voor een toef slagroom? In het land waar Otto nu woont is het woord ‘gebak’ vreemd, heet ‘toetje’ gewoon ‘dessert’, en volgt de koffie daar niet op maar is het een dampende nevenschikking. nbsp; Vanwaar de associatie tussen ambtenaar en koffie, al dan niet met gebak? Betekent dit dat de werkomgeving steevast van koffie is voorzien, koffie als rekwisiet dus? Dan moet die mens voor Otto een prototype behelzen, evenals zeer waarschijnlijk voor filosoof Rutger, toen die in zijn pleidooi voor een | |
[pagina 659]
| |
30-urige werkweek stelde: ‘De slim plannende, geconcentreerde en gemotiveerde deeltijder kan het nog wel eens winnen van de eindeloos vergaderende en koffiedrinkende voltijder.’Ga naar eind7 Wacht eventjes, waarom wordt, nu het betoog terug aan het kantelen is naar economie, tussen neus en lippen een voor discussie vatbare houding via een ‘filosoof’ al focaliserende bij Otto gelegd? Wij weten van individuen als doorsnee westerse sterveling toch helemaal niet zoveel, of precies wat nodig is om onze sores op te dweilen? Bijvoorbeeld dat Otto voor een factuur soms geld van zijn spaar- naar zijn zichtrekening overboekt en dan telkens stupéfait is dat het bedrag wel is afgeschreven maar niet bijgeschreven: er zwerft iets dat Otto als bewuste traagheid opvat. Dus zijn we nu niet te belust om naar buiten te brengen dat hij vindt dat het mondiale kredietverkeer een ambtenaar is? Die Raamvertelling heeft hier toch zeggenschap? En hoe zit het met de verantwoording voor het geheel, wie schuift af en hoe weet Kregting zo zeker dat hij niets te zeggen heeft? Is hij, ‘kenner’ omdat hij toevallig van koffie houdt, niet zijn eigen stoepje aan het schoonvegen als de eerste de beste blogger of aan het stamtafelen als de intellectueel wiens fotootje tweewekelijks de opiniepagina flatteert? Het schijnt wijs te wezen vragen te stellen. En hoewel de eindeloos vergaderende koffievoltijder tot niets dan gedommel lijkt te komen, moet genuanceerd dat het veeleer overactieve weblog Geenstijl, misschien mede omdat het onder de overlegcultuur bommen blijft leggen bijgenaamd ‘de schrik van weldenkend Nederland’, in 2003 basaal begon boven een garage: ‘Er stond een tv aan, er was een koffiezetapparaat en verder stonden er wat computers.’ Baas Dominique, afkomstig van een dagblad met de bijnaam ‘de wakkerste krant van Nederland’, kon destijds emotioneel reageren. ‘Nu gaat hij in alle rust een bak koffie met iemand drinken. Daarin is hij echt veranderd.’ Wel schijnt Dominique een gloeiende hekel te hebben aan burgemeester Job, die hij, opere citato, een ‘theedrinker’ noemt. Inzake de eindeloos vergaderende voltijder is het voorts denkelijk sappig te vermelden dat J.S. Bach, die volgens de overlevering een hartstochtelijk koffiedrinker was, een Kaffee-Kantate componeerde waarvan de officiële titel is Schweigt stille, plaudert nicht. Ook hoeft niet elke ambtenaar zich een pacemaker te vergaderen, er moet nog een sjabloon zichtbaar zijn achter het loket. Wij richten daartoe onze blik op het moment dat hij bijna gaat beginnen en, op amper meer dan een meter van zijn kruk, studie maakt van zijn mok koffie waar hij uit nipt en dan, bij wijze van voorlopige conclusie, plaatsneemt op dezelfde kruk om eventueel nog achtergebleven annex aangespoelde klanten te kolonialiseren, met als hoogste vorm van hulp het doorverwijzen naar een | |
[pagina 660]
| |
steevast op een andere dag of planeet raadpleegbare collega, ad regressio aeternitatis. Zou daarentegen de hyperkinesie en dus ontkenning van een mok zijn: amok? Max Havelaar, altijd doende en steeds tegen de draad van het betere thuislandgevoel, bleek in het gelijknamige boek alvast een ambtenaar die ontslag nam, zij het dat zijn schepper Multatuli een fervent theedrinker was. Diens ware naam luidde dan ook niet Eduard Douwe Egberts en tevens schrijven we de negentiende eeuw. Vast staat dat ambtenaren zich heden in hun kantoor bevinden tussen negen en vijf. Het is in hun belang niet te behoren tot de zogeheten late chronotypes, mensen wier biologische klok vroeg op de ochtend nu eenmaal beroerd tikt en beter op de avond afgesteld is. De ongelukkige die onder deze soort te rangschikken is, ontwikkelt op volstrekt natuurlijke wijze een slaaptekort. Als nachtbraker denkt hij bovendien met hooguit zes uur per nacht toe te kunnen komen, maar hij loopt feitelijk rond met een sociale jetlag die hij niet als zodanig percipieert (‘ik voel me topfït, ik heb nu eenmaal weinig slaap nodig’). Wellicht voelt hij dat ook zo omdat hij dat denkt en cognitieve vermogens juist door het slaaptekort verminderd zijn - en omdat er middelen op de markt zijn die dat tekort schijnbaar opheffen: alcohol, nicotine en, laten we zeggen, cafeïnehoudende dranken. Is de Belgische ex-premier misschien een laat chronotype? Wat hij ermee aan doses alertheid gewonnen had was hij, Yves, kwijtgeraakt aan de illusie sterk te zijn, sterker dan op zijn minst al zijn nachtnoordelijke debatpartners, van wie Wouter slechts het pleistertje aan de duim was. Mogelijk had hij iets uit de onderhandelingen kunnen slepen wanneer alle partijen een normale afspiegeling van de werkelijkheid hadden geboden: voor de helft mannelijk, en met een complexe rekensom dus ook voor de helft vrouwelijk. Statistieken ter zake zijn ons nooit onder ogen gekomen, maar het zou ons niet verbazen indien er onder vrouwen meer en onproblematischer thee wordt gedronken, als aangetoond dé panacee voor Yves. Dan zwijgen we nog over luider en frequenter opklinkende stemmen van autoriteiten dat mannen jagers en gokkers zijn, terwijl vrouwen uit hun inborst eerder aan anderen denken en verantwoordelijkheid kennen, dus dat de kans op een kredietcrisis enorm was geslonken als het zogenaamde zwakke geslacht, dat al over de begaafdheid beschikte meerdere dingen tegelijk te doen voordat het woord ‘multitasken’ was uitgevonden, aan het roer had gestaan. Maar als telt niet in de topsport. Een andere winst had Yves kunnen peuren uit de aanstelling van een gezel voor zijn minimale koffiegebruik: maximale suikerinvestering.Ga naar eind8 Hij had zich dan meteen kunnen scharen bij de nieuwste Frappuccino generation in de Verenigde Staten, van jongeren die via de genoemde, zogenaamd door de | |
[pagina 661]
| |
Starbucksketen verzonnen, mierzoete drank leren wennen aan het voor hen eigenlijk nog te bittere en te ongezonde verslavingsnat dat wij volwassen zondaars koffie noemen. Waar knaapjes veeleer gaan voor de evenmin onzoete Red Bulls, schijnen meisjes bij bosjes voor deze parodie op koffie te vallen. ‘Coffee is lunch. It's like the new mashed potatoes. Coffee is comfort food, especially when it rains.’ Hier toont zich een voordeel: tijdwinst door met de fiks besuikerde en van 1,3,7-trimethylxanthine voorziene frappuccino maaltijden te kunnen overslaan zonder curriculumvitaeverlies. Maar de ex-premier had als premier al een ouwelijk profiel. Bovendien had hij door uitbundige aanspraak op suiker geografische ontrouw gepleegd. Zoals chocolatiers menen dat er steeds meer pure, huns inziens echte, chocola gegeten wordt naarmate men zuidelijker gaat, zo komt ons doorsnee westerse sterveling namelijk voor: hoe zuidelijker, hoe minder suiker, zolang je maar recht naar beneden blijft kijken. Dit begint vanuit Holland gerekend dan al in België, en het strekt zich uit tot aan de Middellandse Zee (dus niet stiekem naar links kijken, viespeuk, geen Italië, Otto). Men zou menen dat die vuistregel niet klopt omdat in het tussengelegen Frankrijk men toch aardig met suiker schudden kan en met melk ook, in een café au lait. Had Yves voor refereren aan zijn ‘tas’ bij de tweede reeks onderhandelingssessies, toen hij als hoofd van hetzelfde comité de pilotage Fortis overdeed aan BNP Paribas, op begrip kunnen rekenen, de drank zelf is qua koffiebeleving iets heel anders: lang en veel slurpen om tot zichzelf in te dalen, bijna als tijdens thee, terwijl er bij de zuiderbuur evengoed kleintjes koffie zijn die exclusief puur genoten worden als een shot, een kick out of you. Aan de overkant van de Middellandse Zee zet zoetheid dan weer torenhoog in, alsof de VOC er, tegen concurrerende prijzen, eigenhandig suiker afgeleverd heeft. Het zoetgehalte is dus geen weeldekwestie, al moet erkend dat een Amerikaan per jaar 45 kg suiker gebruikt en een Chinees, nu nog, 7 kg.Ga naar eind9 Bij wijze van variant kan door koffie honing worden gemengd. Zo geschiedde ooit overal waar kredieten aan de krappe kant waren en je met wat bijtjes en bloemetjes zelf de raten kon leeghalen. Pas met professionele plantages werd het luxueuze zoetgoed suiker goedkoper en kon het een zeker publiek bereiken.Ga naar eind10 Dat was beter ook, omdat honing in koffie wezenlijk een clash of cultures behelst: in het koffieland van oorsprong Jemen heet honing ‘het vloeibare goud’, conflicterend dus met ‘het zwarte goud’ indien het dat zou dienen als ingrediënt ter meerdere glorie van de slappe consument. Soit, in bijna het koffieland van herkomst, Turkije, waar waarzegsters als milieubetrokkener haruspices de koffiedrab van vrouwen uit de harem van de sultan wichelden, is, afgezien van het kaneelstokje en eventueel kardemom, drie klontjes in een | |
[pagina 662]
| |
minikopje heel gewoon. Dit onder het motto: ‘Koffie moet zwart zijn als de nacht, heet als de hel en zoet als de liefde.’ Als dat niet een bel doet luiden, dan rinkelt er altijd wel ergens een penning, in een zak een provincie een uitspansel voor er wat valt. |
|