Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Zeventiende Eeuw. Jaargang 11 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Zeventiende Eeuw. Jaargang 11
Afbeelding van De Zeventiende Eeuw. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Zeventiende Eeuw. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Zeventiende Eeuw. Jaargang 11

(1995)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

‘Gebeurlijcke wercking’ en ‘wesentlijcke hoedanigheyt’
Exemplum en personificatie in Hertels Ripa-uitgaveGa naar eind*.
Hugo van der Velden

Hoewel op het titelblad van de Nederlandse vertaling van Ripa's Iconologia met nadruk wordt gesteld dat het werk dienstig is aan schilders, beeldhouwers en tekenaars, moet de invloed van het werk op de iconografie van personificaties en allegorieën in de Nederlandse beeldende kunst niet worden overschat. Niet Curiosità, maar Conventie en Traditie beheersten het genre gedurende de hele zeventiende eeuw. In dit artikel zal worden betoogd dat de macht van de zeventiende-eeuwse praktijk zelfs voldoende was om het karakter van de achttiende-eeuwse Ripa-uitgave van de Augsburgse drukker Johann Georg Hertel verregaand te beïnvloeden, waardoor in deze uitgave werd gebroken met de regels die Ripa zélf in zijn proëmium had opgesteld ten behoeve van de constructie van bruikbare en lovenswaardige personificaties.

 

In de Ripa-uitgave van Johann Georg Hertel, waarvan de opeenvolgende katernen rond 1760 afzonderlijk in Augsburg verschenen, hebben de beschrijvende teksten van Ripa het veld moeten ruimen voor afbeeldingen van de personificaties, die echter wel op de beschrijvingen van de oorspronkelijke uitgave zijn gebaseerd.Ga naar eind1. De zinnebeelden worden benoemd in koppen boven twee korte bijschriften, waarvan de één in het Duits, de ander in het Latijn is gesteld. De achttiende-eeuwse uitgave is dan ook in eerst instantie een platenboek, waarin ook talloze zinnebeelden werden geïllustreerd, die in de oorspronkelijke Ripa-edities slechts in woord werden beschreven. Eén van de personificaties die niet in de oorspronkelijke, maar wel in Hertels werk werden afgebeeld is het imago van Crudelitas, de Wreedheid (afb. 1).

Voor de belangrijkste figuur die in de kopergravure is afgebeeld zijn de aanwijzingen, die meer dan anderhalve eeuw eerder door Ripa werden geformuleerd, vrij nauwkeurig opgevolgd.Ga naar eind2. Crudelitas, een vrouw met ‘een schricklijck opsicht’, heeft een nachtegaal op de kruin van haar hoofd, een verwijzing naar de mythe van Procne en Philomele, zoals Ovidius die uitvoerig beschrijft. De gezusters disten Tereus - echtgenoot van de één, schender van de ander - zijn eigen zoon als maaltijd op en ontvluchtten vervolgens in de gedaante van vogels aan de wraak van de vader. Ook Crudelitas maakt zich schuldig aan kindermoord; met een verbeten gezicht wurgt zij een onschuldig kind met de eigen luiers. De infanticide is volgens Ripa bij uitstek geschikt om te illustreren tot welke abjecte daden de Wreedheid in staat is, gezien het ‘grandissimo effetto’ van de moord op een slachtoffer dat in ieder opzicht onschuldig is.

Op grond van de beschrijving uit de Iconologia, zou het onnozele kind, evenals de nachtegaal, het rode aangezicht en de rode kleren die door Ripa worden genoemd, als attribuut van de Wreedheid moeten worden beschouwd. Merkwaardigerwijs lijken Ripa's eigen inzichten een dergelijke duiding in de weg te staan. Want nog afgezien van de problemen waarvoor een inventor van allegorische voor-

[pagina 43]
[p. 43]


illustratie
1. Crudelitas, gravure uit Johann Georg Hertel, Des berühmten italiänischen Ritters Caesaris Ripa allerley Künsten und Wissenschaften dienliche Sinnbilder und Gedancken, Augsburg s. d, blz. 77.


stellingen zich door dit attribuut zou zien gesteld, is Ripa's iconografie van Crudelitas in strijd met de regels die hij zelf in het proëmium van zijn boek opstelde voor de inventie van zijn ‘beeldnissen’.Ga naar eind3.

 

In de algemene beschouwingen die Ripa wijdt aan de theoretische grondslagen van zijn ‘imagini’, besteedt hij onder andere aandacht aan de wijze waarop een geschikte iconografie wordt geconstrueerd.Ga naar eind4. De attributen die worden geselecteerd om van een abstract begrip een herkenbare personificatie te maken dienen bij voorkeur te zijn ontleend aan metaforen van proportie. Als voorbeeld van deze werkwijze noemt Ripa de personificatie van Fortitudo. Deze heeft een zuil als attribuut, omdat de zuil een gebouw draagt zoals Fortitudo de ‘.. swaerwichtigheyt van alle moeylijckheden en swaerigheden..’ zal torsen. Op een tweede, alternatieve wijze wordt een attribuut gekozen op grond van een overeenstemming van één van de eigenschappen van het attribuut met één van de essentiële kenmerken van de uit te beelden abstractie. Op deze wijze kan de leeuw het attribuut van Grootmoedigheid worden, aangezien dit beest deze eigenschap schijnt te bezitten. Het is echter duidelijk dat Ripa deze methode minder prijzenswaardig acht dan de eerste, vanwege ‘de lichtigheyt van de vindinge en de verklaeringe daer over’.

Wat volgens Ripa echter geheel onacceptabel is, is om ‘de gebeurlijcke werckingen (te) vertoonen, om de wesentlijcke hoedanigheyt aen te wijsen’. Daarmee be-

[pagina 44]
[p. 44]


illustratie
2. Phalaris ziet toe op de executie van Perillus, houtsnede uit Justin Gobler, Der Rechten Spiegel, Frankfurt 1558, blz. 173.


doelt hij dat het ten sterkste is af te keuren een abstract begrip te illustreren door de weergave van een handeling of gebeurtenis waaruit het bestaan van de abstracte kwaliteit is af te leiden. Als voorbeeld van deze methode, waarvan hij ‘eenige nieuwe Schrijvers’ beticht, noemt hij de uitbeelding van Vertwijfeling door de afbeelding van iemand die zichzelf verhangt en van Vriendschap door twee personen die elkaar omhelzen. Of, zo kan daar aan worden toegevoegd, de Wreedheid door de moord op een weerloos kind.

 

Het voorbeeld van Crudelitas toont dan ook wel aan dat Ripa zinnebeelden uitdacht volgens een methode die indruiste tegen de door hemzelf opgestelde regels; in de praktijk betoonde hij zich dan ook geen theoreticus, maar was zijn werkwijze juist eclectisch en pragmatisch. De discrepantie tussen zijn eigen voorschriften en de in het boek uitgebeelde abstracta is opvallend en doet vermoeden dat de criteria uit het proëmium en de iconografie van de personificaties grotendeels onafhankelijk van elkaar ontstonden. De belangrijkste verklaring daarvoor is ongetwijfeld Ripa's onvermogen om te breken met bestaande tradities. Een groot aantal van de in zijn werk opgenomen zinnebeelden - zoals de getransformeerde goden en middeleeuwse allegorieën - kende immers al een veel oudere geschiedenis en schikte zich niet, of slechts met moeite, naar de vrome theoretische uiteenzetting.Ga naar eind5.

De invloed van de traditie liet zich echter niet alleen bij het hergebruik van bestaande iconografieën gelden, maar ook bij door Ripa zelf uitgedachte personificaties als Crudelitas. Zoals reeds werd opgemerkt verwijst het attribuut van de Wreedheid, een nachtegaal, naar de kindermoord van Procne. Het ligt dan ook voor de hand om te veronderstellen dat de moordende Crudelitas werd gemodelleerd naar haar mythologische evenknie. Deze werkwijze lijkt te zijn geïnspireerd door een oudere traditie waarin (onder andere) klassieke historiën werden gebruikt om een abstracte kwaliteit te illustreren; de verbeelde geschiedenis deed dan dienst als exemplum. Hoewel Ripa de ware identiteit van zijn personificatie niet met zoveel woorden bevestigd, heeft het er alle schijn van dat zijn Crudelitas in werkelijkheid een versluierd exemplum is: de kindermoord van Procne als exemplarische daad van wreedheid.

[pagina 45]
[p. 45]


illustratie
3. Anoniem Noordnederlands, Het oordeel van Cambyses, linkerpaneel van het Hoorns gerechtigheidsdrieluik, Hoorn, Westfries Museum.


Het exemplum, of paradeigma, is van oorsprong een retorische stijlfiguur, waarmee de redenaar een beroep doet op een historisch precedent.Ga naar eind6. Met de verwijzing naar een bepaalde persoon of gebeurtenis uit het verleden, wordt een argument aangevoerd voor, of het bewijs geleverd van een bepaalde stelling, de casus. De definitie van het exemplum als onderdeel van een inductieve argumentatie, gaat terug op een invloedrijke passage van Aristoteles, die doorklinkt in de belangrijkste

[pagina 46]
[p. 46]

klassieke traktaten over de retorica; aan de functie van het exemplum als bewijs werd later die van verfraaiïng, verduidelijking en verlevendiging toegevoegd.Ga naar eind7. Het exemplum is ten nauwste verwant aan de similitudo of parabool, de zegswijze waardoor een element van de ene zaak op een andere wordt overgedragen, en die zich volgens Aristoteles slechts van het exemplum onderscheidt door het feit dat de zaak of gebeurtenis geen historisch gegeven is, maar een bedenksel van de redenaar.Ga naar eind8. De klassieke retoren zijn het met elkaar eens dat zowel exemplum als similitudo berusten op een vorm van gelijkenis, waarbij de specifieke relatie tussen de twee stijlfiguren van auteur tot auteur varieert.

Ripa - die, zoals Jochen Becker schrijft in zijn commentaar op het proëmium, goed bekend moet zijn geweest met het werk van Aristoteles - lijkt de similitudo in het achterhoofd te hebben gehad toen hij zijn methode tot selectie van passende allegorische motieven uiteenzette. De drie verschillende categorieën berusten immers alle op een gelijkenis tussen twee zaken, waarbij de overeenkomst in de eerste methode - de metafoor van proportie - de meest abstracte is, aangezien de overeenkomst daar berust op een gelijkenis in relatieve verhoudingen. De gelijkenis is natuurlijk het meest prominent in de verfoeide derde methode, waarbij de abstracte kwaliteit door de afgebeelde handeling wordt geïllustreerd. Ripa's tweede methode, waarin de leeuw het attribuut van Grootmoedigheid werd, lijkt de meest pragmatische, gezien de ruimte die de definitie overlaat aan de inventiviteit van de kunstenaar.

De personificatie van Crudelitas toont wel aan dat ook in de beeldende kunst een schemergebied bestaat waarin exemplum en similitudo niet duidelijk van elkaar kunnen worden onderscheiden. De kindermoord van de Wreedheid is immers als anonieme, bedachte gebeurtenis op te vatten als een Aristotelische similitudo, terwijl de verwijzing naar Procne de nabijheid van het exemplum verraad.

 

Uit een tot nu toe onbesproken motief uit de Crudelitas-gravure van de Ripa-uitgave van Hertel, de scène op de achtergrond, blijkt wel hoezeer exemplum en similitudo zich konden naderen en hoezeer het voor Ripa voor de hand moet hebben gelegen om zich door een exemplum te laten inspireren. Behalve de Wreedheid - nog steeds met een vogel als attribuut, maar zonder een begeleidende tekst die verwijst naar de mythe - werd ook het klassieke verhaal van Phalaris, de tiran van Agrigento, en de beeldhouwer Perillus in de prent afgebeeld.Ga naar eind9. Perillus vervaardigde een martelwerktuig voor de tiran, in de vorm van een holle, bronzen stier, die boven een vuur tot roodgloeiend toe verhit zou kunnen worden; het metalen beest zou gaan loeien zodra een gevangene in zijn binnenste zou worden opgesloten. Spijtig voor de kunstenaar werd de vernissage van het kunstwerk gevierd met zijn eigen executie. Het vonnis wordt in de prent afgebeeld en in het Duitse onderschrift vermeld.

In de uitgave van Hertel gaat vrijwel iedere personificatie vergezeld van een dergelijke geschiedenis die het zinnebeeld illustreert, of, in Hertels eigen woorden: ‘(es werde) auff jedem Blatt dieses Wercks die in dem so genannten Vorgrund sich zeigende erste oder Haupt-Figur jedesmahlen den General-Titul der Sache, andere etwas davon entfernte Vorstellungen aber die darauff allegirte(n) Historien und Gleichnisse andeuten’.Ga naar eind10. Zoals te verwachten vormt de door Phalaris bevolen terechtstelling dan ook een passend exemplum bij de Wreedheid.

[pagina 47]
[p. 47]


illustratie
4. Anoniem Noordnederlands, Het oordeel van Zaleuces, rechterpaneel van het Hoorns gerechtigheidsdrieluik, Hoorn, Westfries Museum.


Sibylle Badstübner wees al op een tekening - en een daarop gebaseerde prent - van de achttiende-eeuwse kunstenaar Johan Esaias Nilson, die de graveur van Hertel als voorbeeld moet hebben gediend.Ga naar eind11. In tegenstelling tot de compositie echter, berust de keuze van juist dít onderwerp als achtergrond bij de verbeelding van de Wreedheid níet op Nilsons voorbeeld, maar op een conventionele associatie van Phalaris met Crudelitas. Het verhaal van de tiran gold in de oudheid al als een uitgesproken voorbeeld van wreedheid, hetgeen door Erasmus werd overgenomen

[pagina 48]
[p. 48]


illustratie
5. Willem Swanenburgh naar Joachim Wtewael, titelprent van de Thronus Iustitiae, Amsterdam 1606, Amsterdam, Rijksprentenkabinet.


in zijn traktaat De duplici copia verborum ac rerum, waarin een lijst is opgenomen van historische figuren die met specifieke eigenschappen worden geïdentificeerd.Ga naar eind12.

Eén van de zeldzame afbeeldingen van het verhaal bevindt zich, geheel in overeenstemming met de reputatie van de tiran, boven het hoofdstuk ‘Von peinlicher Frage’ in Justin Goblers Der Rechten Spiegel uit 1558 (afb. 2).Ga naar eind13. Geheel links slaat Phalaris de executie gade; de stier staat opgesteld in de hoek van een martelkamer waarin verschillende slachtoffers aan een pijnlijk verhoor worden onderworpen. De afbeelding roept Plinius beschrijving van de historie in herinnering, waarin hij opmerkt dat het werk van Perillus slechts om één reden wordt bewaard, en dat eenieder die het aanschouwt de handen zal vervloeken die het vervaardigdenGa naar eind14..

Een eeuw later nog, veroordeelt de auteur van De pijn-bank wedersproken en bematigt het bedenken van ‘nieuwe en scherpper pijn-middelen’ met een verwijzing naar dezelfde klassieke geschiedenis: ‘Want (...) zoodanig doen past eenen wreden Phalaris, of Perillus beter, dan een christen mensche’.Ga naar eind15. De keuze van het achtergrondmotief in Hertels prent werd dus gesanctioneerd door een gevestigde traditie waarin de geschiedenis van Perillus en Phalaris gold als een passend exemplum van wreedheid.

 

Vanzelfsprekend heeft Hertel Aristoteles, Cicero en Ad Herennium niet nageslagen op ‘exemplum’ en ‘similitudo’, alvorens aan zijn Ripa-uitgave te beginnen. Zijn werkwijze berust niet op theoretische premissen, maar was geheel in overeenstemming met de gebruikelijke praktijk om personificaties of allegorieën te combineren met exempla, die een duidelijk herkenbaar genre in de beeldende kunst vormen. De ontwikkeling die leidde tot deze symbiose van personificatie en exemplum laat

[pagina 49]
[p. 49]


illustratie
6. Robert Willemsz de Baudous naar Hans Strick, Justitia, Zaleucus en Cambyses, Amsterdam, Rijksprentenkabinet.


zich duidelijk illustreren aan de hand van de iconografie van Rechtvaardigheid.

Het abstracte begrip ‘Justitia’ werd in tal van middeleeuwse teksten toegelicht met steeds weer dezelfde exempla - getrokken uit klassieke en Christelijke bronnen - waardoor al snel een ‘canon’ van historiën ontstond, die met deze deugd werd geassocieerd.Ga naar eind16. Vanaf de vijftiende eeuw werden deze exempla afgebeeld in raadhuizen en vierscharen; de functie van deze geschilderde of gebeeldhouwde exempelen, gerechtigheidstaferelen, was analoog aan die van de literaire voorlopers, deels onderbouwend en demonstrerend, deels ‘ornatio’.Ga naar eind17. Onder de klassieke exempelen waren er in het bijzonder twee - de historieën van Cambyses en Zaleucus - die opvallend vaak, dikwijls gezamenlijk, werden afgebeeld.

De Perzische koning Cambyses had zijn populariteit te danken aan een bijzonder hardvochtig oordeel dat hij velde over de corrupte rechter Sisamnes, die hij als straf voor het verkopen van het recht liet villen. De zoon van de gestroopte rechter, Otanes, werd tot diens opvolger benoemd en gedwongen om plaats te nemen op 's rechters zetel die was bekleed met de huid van zijn vader.Ga naar eind18. De wetgever Zaleucus was milder, maar zeker zo rechtvaardig. Hij liet, nadat zijn zoon door overspel beide ogen had verspeeld, zichzelf en zijn zoon ieder één oog uitsteken en behoedde zijn zoon zodoende voor blindheid, terwijl het recht toch zijn beloop had.Ga naar eind19.

Als voorbeeld van de zestiende-eeuwse gerechtigheidsvoorstellingen waarin deze verhalen werden verbeeld, kan een triptiek gelden dat oorspronkelijk afkomstig is uit het stadhuis van Hoorn en dat mogelijk in de twintiger jaren van de zestiende eeuw werd vervaardigd (afb. 3 en 4).Ga naar eind20. Zoals een retorisch exemplum een argument levert ten dienste van een betoog, is ook het exemplum in de beeldende kunst ondergeschikt aan de context van het werk. In het geval van het Hoornse gerechtigheidsdrieluik werd de keus van juist deze exempla ingegeven door de lokatie van het werk; door middel van de exemplarische klassieke rechtspraak legden de schepenen hun eigen claim op rechtvaardigheid.Ga naar eind21.

[pagina 50]
[p. 50]

Maar ook een personificatie als Vrouwe Justitia, die in de zestiende eeuw populair werd als de belichaming van de rechtvaardigheid van de rechtspraak, kon het motief verschaffen voor de afbeelding van exempla. Zij gaf gestalte aan de ‘casus’ waaromheen de klassieke historieën werden gegroepeerd. Dat is althans de suggestie die uitgaat van de titelprent van de Thronus Justitiae, een serie van twaalf gerechtigheidsvoorstellingen en een Laatste Oordeel, naar ontwerp van Joachim Wtewael, voor het eerst verschenen in 1606 (afb. 5).Ga naar eind22. In tegenstelling tot de dertien taferelen, die mogelijk werden gegraveerd naar een nooit gerealiseerd ontwerp voor de decoratie van een stadhuis, werd het titelblad speciaal voor de uitgave van het werk ontworpen.

De meest prominente plaats in de architectonische omlijsting van de titel wordt bezet door Justitia - de enige personificatie die in de compositie is opgenomen - die bovenin, voor het timpaan, haar plaats heeft gekregen. Zij wordt geflankeerd door Mozes en Christus, de wetgevers van het Oude en Nieuwe Testament; onder deze figuren bevinden zich David en (waarschijnlijk) Salomon, die in nissen staan opgesteld. Aan de voeten van de Oudtestamentische vorsten zitten de rechtvaardige heidense rechters Cambyses en Zaleucus, de eerste met de huid van zijn vader in de schoot, de tweede afgebeeld op het moment dat hem het oog wordt uitgestoken. De derde figuur in het onderste register kan niet met zekerheid worden geïdentificeerd; de suggestie dat het een personificatie van het civiele recht zou zijn houd ik voor onwaarschijnlijk.Ga naar eind23. De roede en boeken die hem omringen wijzen in de richting van een rechter of wetgever, terwijl de lauwerkrans en het kuras de figuur in de klassieke oudheid plaatsen; wellicht is hij te vereenzelvigen met keizer Justinianus, die het initiatief nam dat leidde tot de codificatie van het Romeins recht.

In een gravure van Robert Willemsz de Baudous naar Hans Strick wordt Justitia op een vergelijkbare wijze gecombineerd met de exempla van Cambyses en Zaleucus (afb. 6). Justitia is voorzien van haar traditionele attributen, waarvan de betekenis wordt verklaard in een tweetalig onderschrift. Aan de linkerzijde is de verminking van Zaleucus en diens zoon afgebeeld, terwijl rechts de executie van Sisamnes in volle gang is. Nog scherper dan in Wtewaels inventie werd hier het verschil - en de verhouding - omlijnd tussen de personificatie van het abstracte begrip, die aanspraak maakt op universele geldigheid en de eenmalige exempla waarmee de pretenties van Justitia worden onderbouwd.

Het zal na deze voorbeelden nauwelijks meer verbazen dat de exempla van Zaleucus en Cambyses ook opduiken in Hertels geïllustreerde Ripa-uitgave. De personificatie van Iustitia, die is gebaseerd op Ripa's Giustitia en Giustitia Retta, gaat vergezeld van de geschiedenis van Zaleucus (afb. 7).Ga naar eind24. Het oordeel van Cambyses is terug te vinden in het zinnebeeld van Iniustitia; vanzelfsprekend is het de corrupte rechter Sisamnes, die met de ondeugd van Onrechtvaardigheid werd geassocieerd (afb. 8).Ga naar eind25. Opvallenderwijs echter staat, zowel in de begeleidende Duitse tekst als in de afbeelding, de bestraffing van de onrechtvaardige rechter centraal, waardoor het exemplum meer het karakter van een argument tégen onrechtvaardigheid draagt.Ga naar eind26. Deze discrepantie tussen ondeugd en exempel toont wel aan dat Hertel waarschijnlijk putte uit een reservoir waarin de geschiedenis van Cambyses, zoals gebruikelijk, werd geassocieerd met rechtvaardigheid.

[pagina 51]
[p. 51]


illustratie
7. Iustitia, gravure uit Johann Georg Hertel, Des berühmten italiänischen Ritters Caesaris Ripa allerley Künsten und Wissenschaften dienliche Sinnbilder und Gedancken, Augsburg s.d., blz. 120.


De wijze waarop de personificaties en exempla van rechtvaardigheid zich in de prentkunst en de Ripa-uitgave van Hertel verhouden vertoont grote overeenkomst met de principes waarop enkele belangrijke decoratie-programma's van zeventiende-eeuwse raadhuizen lijken te zijn gebaseerd. In de Nederlanden behoorden de lokale en nationale overheden tot de belangrijkste opdrachtgevers van prestigieuze allegorieën, die veelal betrekking hadden op de zegeningen van het bestuur. Aangezien de bestuurlijke en de rechterlijke macht hun zetel deelden, viel Justitia veelal een prominente plaats ten deel in de allegorische stoffage.

Niet zelden is zij de spil van het programma, waaromheen exempelen zijn geschikt die haar kwaliteiten nader lijken toe te lichten, zoals onder andere het geval is in de decoratie van de zogenaamde Lairesse-zaal op het Haagse Binnenhof. Voor deze zaal, die in de zeventiende eeuw fungeerde als Raadkamer van het Hof van Holland, het machtigste rechtscollege van de Republiek, vervaardigde Gerard de Lairesse rond 1688 een zevental schilderijen die al snel een grote faam verwierven.Ga naar eind27. Een serie gravures naar de schilderijen, inclusief verklarende teksten, werd in 1737 uitgegeven door Nicolaas Verkolje.Ga naar eind28.

In de beschrijving van Justitia, die de ereplaats boven de haard inneemt, wordt haar relatie tot de Staat, die in de iconografie tot uitdrukking komt, verduidelijkt; zo zou bijvoorbeeld de zware zuil achter haar rechterschouder te kennen geven dat

[pagina 52]
[p. 52]


illustratie
8. Iniustitia, gravure uit Johann Georg Hertel, Des berühmten italiänischen Ritters Caesaris Ripa allerley Künsten und Wissenschaften dienliche Sinnbilder und Gedancken, Augsburg s.d., blz. 117.


de staat door Justitia wordt gestut. In de overige zes schilderijen, refereren exemplarische geschiedenissen aan het rechtvaardig bestuur dat zij belichaamt. Zo gold de voorstelling van de eed die Scipio Africanus de Romeinen liet afleggen na de tegen Hannibal geleden nederlagen als exemplum van ‘Standvastigheid in gevaren des Vaderlands’. Een andere voorstelling met dezelfde protagonist, De grootmoedigheid van Scipio, zou verwijzen naar de deugdzame matigheid. Het verhaal, over de teruggave van een buitgemaakte vrouw aan haar toekomstig echtgenoot, was een conventioneel onderwerp voor een gerechtigheidsvoorstelling.Ga naar eind29.

 

Ook in Nederlands meest volledige, ambitieuze en beroemdste decoratieprogramma uit de Gouden Eeuw, dat van het vroegere stadhuis op de Dam, vormen de personificaties de top van een hiërarchie waaraan de exempla ondergeschikt zijn gemaakt. De centrale en belangrijkste ruimte van het gebouw, de Burgerzaal, wordt aan de ene zijde beheerst door de personificatie van Amsterdam, geflankeerd door Kracht en Wijsheid, en aan de andere zijde door Justitia.Ga naar eind30. Katharine Fremantle beschreef de wijze waarop de belangrijkste abstracte kwaliteiten van het Amsterdamse gouvernement zodoende in de iconografie van deze zaal hun plaats kregen in een allesomvattende dimensie, en hoe door de keuze en verbeelding van de vele exempla een brug werd geslagen tussen de taken van

[pagina 53]
[p. 53]

het stedelijk bestuur en de algemene principes die daaraan ten grondslag lagen.Ga naar eind31.

In dat opzicht was het Amsterdamse stadhuis evenzeer een mnemotechnische constructie als een functioneel gebouw, of, in Fremantle's eigen woorden, ‘it is as though a great oration concerning the nature of the city's life had been given visible form in it’.Ga naar eind32. Met de keuze van haar metafoor, ‘a great oration’, slaat zij de spijker op de kop. Immers, zoals in het betoog van de redenaar het exemplum werd gebruikt als bewijs en ‘ornatio’, hadden de exempla in de het Amsterdamse stadhuis eveneens een onderbouwende en decoratieve functie, die ondergeschikt was aan een concept dat in de personificaties gestalte kreeg.

 

Het veelvuldig samengaan van exemplum en personificatie, zowel in grafiek als in de meest prestigieuze decoraties van openbare gebouwen, geeft eens te meer aan dat deze combinatie een conventionele was. Het gebruik van ‘Haubt-Figur’ en ‘allegirte Historie’ in Hertels Iconologia bewijst wel dat deze zeventiende-eeuwse picturale traditie uiteindelijk meer gewicht in de schaal legde dan de retoriek uit Ripa's proëmium.

eind*.
Ik ben Jochen Becker en Jeroen Stumpel veel dank verschuldigd voor hun advies en geduldig oor en voor de aandacht waarmee zij het manuscript van dit artikel bestudeerden.
eind1.
Van Hertels boek verschenen twee moderne uitgaven: Johann Georg Hertel. Des berühmten italiänischen Ritters Caesaris Ripa allerley Künsten und Wissenschafften dienliche Sinnbilder und Gedancken. Facsimile met inleiding van Sibylle Badstübner. München 1970; Edward A. Maser. Cesare Ripa, Baroque and Rococo Pictorial Imagery, the 1758-60 Hertel edition of Ripa's ‘Iconologia’ with 200 engraved illustrations. New York 1971.
eind2.
Hier is gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling van het boek: Cesare Ripa. Iconologia, of uytbeeldinge des Verstands, (Uit het Italiaans vertaald door D.P. Pers, Amsterdam 1644). Soest 1971, met een introductie van Jochen Becker.
eind3.
Over Ripa's proëmium, zie Erna Mandowsky. Untersuchungen zur Iconologie des Cesare Ripa. Hamburg 1934, p. 6-13, en Beckers inleiding in Ripa, op. cit. (noot 2), p. I-XV.
eind4.
Ripa, op. cit. (noot 2), ‘Inleidinge’, zonder paginering.
eind5.
Het is verbazingwekkend dat nog steeds geen studie voor handen is, waarin de personificaties uit de Iconologia systematisch zijn bestudeerd en de door Ripa gebruikte bronnen zijn beschreven.
eind6.
Hier kunnen slechts enkele werken uit de uitvoerige literatuur over het exemplum genoemd worden. Voor een overzicht van de geschiedenis van het (klassieke) literaire exemplum zie: A. Lumpe. ‘Exemplum’. In: Reallexicon für Antike und Christentum. Stuttgart 1966 en Joseph Klapper. ‘Exempel’. In: Reallexicon der deutschen Literaturgeschichte. Berlijn 1958. Voor het middeleeuwse exemplum, zie J.-T. Welter. L'Exemplum dans la littérature religieuse et didactique du moyen âge. Parijs 1927 en Claude Bremond, Jacques LeGoff en Jean-Claude Schmitt. l'Éxemplum (Typologie des sources de moyen age occidental). Turnhout 1982 (met uitvoerige bibliografie).
eind7.
Belangrijke definities van het exemplum worden gegeven door Aristoteles. Rhetorica, II. xx.; Cicero. De inventione, I. xxx. 49; en Ad Herennium, IV. xlix. 62. Voor het gebruik van exempla als (inductief) argument, zie Franz Dornseiff. ‘Literarische Verwendungen des Beispiels’. In: Vorträge der Bibliothek Warburg 1924-1925, p. 216 e.v.; Claude Bremond, Jacques LeGoff en Jean-Claude Schmitt, op. cit. (noot 6), p. 43; Peter von Moos. ‘The use of exempla in the Policraticus of John of Salisbury’. In: The world of John of Salisbury. Oxford 1984, p. 221; Harald Hendrix attendeerde mij op John D. Lyons. Exemplum - The rhetoric of example in early modern France and Italy. Princeton 1989, waarin op p. 6-8 wordt ingegaan op het beargumenterende karakter van het exemplum. De ‘introduction’ geeft een beknopt overzicht van de geschiedenis van het begrip.
eind8.
Zie hierover Franz Dornseiff, op. cit. (noot 7), p. 217.
eind9.
Diodorus Siculus, IX. 18-19.
eind10.
Hertel, op. cit. (noot 1), p. 2. Zie over de historieën in de prenten ook Sibylle Badstübners inleiding in hetzelfde werk, p. 25-27.
eind11.
Badstübner in Hertel, op. cit. (noot 1), p. 21.
eind12.
Zie Dornseiff, op. cit. (noot 7), p. 220, en p. 227 voor Erasmus' traktaat, dat gedeeltelijk als appendix is opgenomen (naar een uitgave uit Keulen, 1554). Onder de kop ‘His confinia sunt quae sumuntur ex historiis: ut,’ volgt o.a. ‘Phalaride crudelior’.
eind13.
Justin Gobler. Der Rechten Spiegel. Frankfurt 1558, p. clxxiii. Voor verwijzingen naar ander illustraties van het verhaal, zie: Pigler. Barockthemen. Budapest 1956, II, p. 337. Deze vermeldt een afbeelding in Gottfrieds Chronica, een boek dat door Badstübner in Hertel, op. cit. (noot 1), p. 20, als één van Hertels bronnen wordt genoemd.
eind14.
Plinius, Naturalis historia, XXXIV. xix. 89.
eind15.
Daniel Jonktys. De pyn-bank wedersproken en bematigt. Rotterdam 1651, p. 214. Op p. 26 wordt een wrede rechter met Phalaris vergeleken.
eind16.
Over deze ontwikkeling, zie: Hugo van der Velden. ‘Cambyses for example - origin and function of an “exemplum iustitiae” in 15th, 16th and 17th century Netherlandish art’. Dit zal verschijnen in: Simiolis 23 (1995).
eind17.
Over gerechtigheidsvoorstellingen, zie: U. Lederle. Gerechtigkeitsdarstellungen in deutschen und niederländischen Rathäusern. Philippsburg 1937; Karl Simon. Abendländische Gerechtigkeitsbilder. Frankfurt am Main 1948; J.H.A. de Ridder. Gerechtigheidstaferelen voor schepenhuizen in de Zuidelijke Nederlanden in de 14e, 15e en 16e eeuw. Brussel 1989 (Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, Klasse der Schone Kunsten, Jaargang 51, nr. 45); H. van de Waal. Drie Eeuwen Vaderlandsche Geschied-Uitbeelding, 1500-1800. Een iconologische studie. 2 dln, Den Haag 1952; in het bijzonder p. 259-287 en noten.
eind18.
Herodotus, Historiae, V, 25. en Valerius Maximus, Facti et dicti memorabilia, VI. 3.
eind19.
Valerius Maximus, Facti et dicti memorabilia, V. 7. ext. 3.
eind20.
Agathe Fris. ‘Het Hoorns gerechtigheidsdrieluik ontleed’. In: Antiek 20 (1986), p. 628-639.
eind21.
De beide voorstellingen werden geregeld tezamen afgebeeld, bijvoorbeeld op de obvers en revers van een medaille uit het tweede kwart van de zestiende eeuw. Zie Edward Gans. ‘The Cambyses Justice Medal’, In: The Art Bulletin 29 (1947), p. 121-122. Ook op een gebrandschilderd raam (kort na 1576?) uit het stadhuis van Emden; zie Die Kunstdenkmäler der Provinz Hannover. Uitgave van de Provinzial-Kommission zur Erforderung und Erhaltung der Denkmaler der Provinz Hannover, VI Regierungsbezirk Aurich: deel 1 en 2 (Stadt Emden), p. 121-123.
eind22.
Zie Sidsel Helliesen. ‘Thronus Justitiae, A series of Pictures of Justice by Joachim Wtewael’ In: Oud Holland 91 (1977), p. 232-266.
eind23.
Ibidem, p. 253.
eind24.
Hertel, op. cit. (noot 1), p. 120. Het Duitse bijschrift luidt: ‘Zaleucus sein Gesetz nicht bricht, man Ihm und Sohn ein Aug aussticht’.
eind25.
Ibidem, p. 117.
eind26.
De bestraffing staat centraal in het Duitse onderschrift: ‘Sisana Recht um Gelt verschaft, Cambyses Ihn deswegen straft’.
eind27.
Zie D.P. Snoep. ‘Gerard Lairesse als plafond-en kamerschilder’. In: Bulletin van het Rijksmuseum 18 (1970), p. 159-217, i.h.b. p. 198-209; Alain Roy. Gérard de Lairesse. Parijs 1992, p. 344-352.
eind28.
Tafereelen, Geschilderd door Gerard de Lairesse, in de Raadkamer van den Hove van Justitie van Holland, Zeeland, en Westvriesland; volgens de Afteekeningen van Nikolaas Verkolje, Door de beste Graveerders in 't koper gebragt. Amsterdam 1737.
eind29.
Voor het overige zijn afgebeeld: Horatius Cocles verdedigt de Pons Sublicius, Pompeius laat de brieven van Peperna verbranden, Papirius laat aan de jonge Fabius Maximus genade voor recht gelden en Aeneas, Anchises en Ascanius verlaten het brandende Troje.
eind30.
In deze overvloedige allegorische decoratie zijn de enige personificaties die aan Ripa werden ontleend -de vier elementen- verbannen naar de zwikken van twee doorgangen in de Burgerzaal. Zie Katharine Fremantle. The barocque town hall of Amsterdam. Utrecht 1959, p. 44 en Katharine Fremantle. ‘Themes from Ripa and Rubens in the Royal Palace of Amsterdam’. In: The Burlington Magazine CIII (1961), p. 258-264.
eind31.
Zie ibidem (Fremantle 1959), i.h.b. p. 55 en 66.
eind32.
Idem, p. 55.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken