Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Zeventiende Eeuw. Jaargang 24 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Zeventiende Eeuw. Jaargang 24
Afbeelding van De Zeventiende Eeuw. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Zeventiende Eeuw. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Zeventiende Eeuw. Jaargang 24

(2008)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

Het Utrechts Zang-Prieeltjen:
een valse noot tussen de liedboeken?Ga naar voetnoot⋆
Marrigje Rikken

Lange tijd hebben boekillustraties weinig aandacht gekregen binnen het wetenschappelijke veld dat zich bezig hield met cultuuruitingen in de vroegmoderne periode. Dit geldt zeker voor de illustraties in liedboeken. Pas enkele decennia geleden is het onderzoek naar vroegmoderne liedboeken goed op gang gekomen, mede door de opkomst van interdisciplinair onderzoek. Naast publicaties die over specifieke liedboeken handelen, zijn er diverse artikelen verschenen waarin de economische en maatschappelijke context van hun ontstaan centraal staat.Ga naar voetnoot1 Ook is er de afgelopen jaren door boekhistorici gewezen op het belang van typografische kenmerken van de liedboeken.Ga naar voetnoot2 Publicaties die zich primair richten op de illustraties in liedboeken zijn tot nu toe weinig talrijk. In enkele studies is onderzoek gedaan naar de informatie die besloten ligt in de tekst-beeldrelatie, nog minder belangstelling is er tot nu toe geweest voor het bestuderen van de picturale tradities in de liedboekillustraties.Ga naar voetnoot3

Uit mijn dieptestudie naar één specifiek liedboekje, namelijk het Utrechts Zang-Prieeltjen, zal blijken hoe essentieel het is voor een beter begrip van het genre om ook on-

[pagina 67]
[p. 67]

derzoek naar de illustraties te verrichten. Het Utrechts Zang-Prieeltjen is op het eerste gezicht een typisch wereldlijk liedboekje uit het midden van de zeventiende eeuw. De uitgever heeft echter opvallende keuzes gemaakt met betrekking tot de illustraties. Zij vormen het uitgangspunt van dit artikel.

Een Amsterdamse bron voor het Utrechts Zang-Prieeltjen [deel 1]

Het Utrechts Zang-Prieeltjen verschijnt in 1649 in sedecimo oblong en is, zoals de titel al doet vermoeden, in Utrecht uitgebracht.Ga naar voetnoot4 Ofschoon het lijkt alsof het Utrechts Zang-Prieeltjen in twee delen is verschenen, en ook als zodanig is gecatalogiseerd in de Short Title Catalogue Netherlands (stcn), is er in werkelijkheid sprake van twee aparte liedboekjes met eenzelfde hoofdtitel, waarvan de ondertitel verschilt.Ga naar voetnoot5 De uitgever van het boekje, Lucas de Vries, richt zich in de opdracht van het eerste deel tot de ‘Vreucht-Lievende Stichtsche Jeught, ende Alle vrolicke Sangers ende Sangerinnetjes’. In deze opdracht licht De Vries toe waarom hij het Utrechts Zang-Prieeltjen heeft uitgebracht. Hij stelt dat er verscheidene goedkope liedboeken zijn verschenen waarvan de liedjes door de eigen Stichtse (Utrechtse) dichters zijn gecomponeerd, maar dat deze geen aftrek vonden bij de Utrechtse jeugd. De jeugd smachtte volgens zijn zeggen daarentegen naar de dure liedboekjes van buiten Utrecht. Om aan hun wensen tegemoet te komen, heeft De Vries in het Utrechts Zang-Prieeltjen de beste liedjes uit verschillende populaire boekjes samengebracht, waardoor de jeugd nu genoeg heeft aan één bundeltje in plaats van vele.Ga naar voetnoot6 De Vries zal dit boekje vooral uit commercieel oogpunt hebben uitge-

[pagina 68]
[p. 68]


illustratie
Afb. 1 Naar Adriaen van de Venne, Titelprent, gravure, 6,6× 8,0 cm, in: Amsteldams Minne-beeckje, Amsterdam ca. 1635 (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek (kb), 174 j 19).


geven.Ga naar voetnoot7 Door liedjes uit andere populaire liedboeken te bundelen, was succes vrijwel verzekerd. Bovendien zal het voor hen een relatief goedkope uitgave zijn geweest; de liedjes bestonden immers al en ook de illustraties zijn niet nieuw.

Alle prentjes in het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen zijn ontworpen voor het Amsteldams Minne-beeckje. Veel liedjes in het Utrechts Zang-Prieeltjen zijn eveneens overgenomen uit dit liedboekje.Ga naar voetnoot8 Het Amsterdamse liedboekje (ook uitgebracht in sedecimo oblong) moet zeer populair zijn geweest in het tweede kwart van de zeventiende eeuw, getuige de vele drukken die het heeft gekend.Ga naar voetnoot9 Opvallend is dat het aantal illustraties per druk sterk verschilt. In de eerste druk van het Amsteldams Minne-beeckje, uitgebracht door Joost Hartgers, zijn twee illustraties opgenomen. In deze editie is

[pagina 69]
[p. 69]


illustratie
Afb. 2 Anoniem, Titelprent, gravure, 6,1×8,0 cm, in: Utrechts Zang-Prieeltjen, Utrecht 1649 (kb, 1 e 38).


geen jaar van uitgave vermeld, maar waarschijnlijk is het boekje rond 1635 verschenen.Ga naar voetnoot10 Een tweede druk verscheen in 1637 met vijf illustraties.Ga naar voetnoot11 Vervolgens is pas de zevende druk van Hartgers uit 1645 bekend, waarin negen illustraties in de tekst zijn opgenomen.Ga naar voetnoot12 De achtste uit 1649 bevat ‘slechts’ drie illustraties.Ga naar voetnoot13 De negende druk is niet bekend, maar de tiende weer wel. Deze verscheen in 1658 en is niet door Hartgers uitgegeven, maar door Thomas Verdonck. Deze druk bevat de meeste illustraties: tien in totaal. De illustraties staan in spiegelbeeld ten opzichte van de vorige drukken en zijn door een andere graveur vervaardigd en minder verfijnd.Ga naar voetnoot14 Ten slotte is een druk uit
[pagina 70]
[p. 70]

1681 bekend zonder illustraties in de tekst, die is uitgegeven door de weduwe van Michiel de Groot. Volgens de titelpagina betreft het hier ‘Den laetsten Druck’.Ga naar voetnoot15

In het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen zijn elf verschillende illustraties opgenomen, die zoals gezegd alle waren ontworpen voor het Amsteldams Minne-beeckje.Ga naar voetnoot16 Hoewel Lucas de Vries dus weinig moeite hoefde te doen om zijn boekje te illustreren, heeft hij wel een nieuwe titelprent laten vervaardigen. De titelprent in het liedboekje van Hartgers toont een paartje in de buitenlucht (Afb. 1). Achter hen is een stroom in de vorm van een Y-splitsing en een stadspanorama met kerktorens te zien, waarschijnlijk verwijzingen naar Amsterdam.Ga naar voetnoot17 De Vries zal dit niet passend hebben gevonden voor zijn boekje dat hij als Utrechts product presenteerde. Op zijn titelprent zien we een vrolijk gezelschap in de buitenlucht, een motief dat zeer geliefd was voor titelprenten van liedboeken (Afb. 2). Van de elf illustraties in de tekst van het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen tonen zes een pastorale voorstelling met herders en herderinnetjes, vier een genretafereel en één een mythologische scène (met een sater en een nimf). De meeste pastorale voorstellingen en genretaferelen tonen een paartje in de buitenlucht.

De tekst-beeldrelatie verschilt per illustratie. Waar de liedtekst het toeliet, heeft de ontwerper van de voorstellingen - Adriaen van de Venne (1589-1662) - voor traditionele motieven gekozen. Zo zijn de herdersparen in pastorale voorstellingen altijd voorzien van hun gebruikelijke attributen, zoals een herdersstaf en herdersmandje. Een genrevoorstelling met traditionele motieven waarbij de liedtekst letterlijk is gevolgd, toont een paartje in bed (Afb. 3). Het prentje is afgebeeld bij een bruiloftsliedje, getiteld ‘Bruylofts Ledekant-vryagie’. Het liedje is een over- en weerzang tussen de bruidegom die zijn behoeften in de huwelijksnacht bevredigd wil zien en de bruid die eigenlijk gewoon wil slapen. Het bruidspaar is als zodanig te herkennen in de illustratie door het traditionele kroontje op het hoofd van de bruidegom. Ook het feestende gezelschap op de achtergrond in de deuropening is een traditioneel motief om te verwijzen naar een bruiloft. De bruid merkt in het liedje op: ‘Wie ist die my mijn rust belet / Mijn borsten met de handen plet’. In het prentje is inderdaad te zien dat de bruidegom de borsten van zijn bruid betast.

Soms heeft de ontwerper juist een opvallend element aan de voorstelling toegevoegd, dat al dan niet staat beschreven in de tekst. In een prentje met een eenvoudig ge-

[pagina 71]
[p. 71]


illustratie
Afb. 3 Naar Adriaen van de Venne, Bruidspaar in bed, gravure, 6,0 × 7,3 cm, in: Utrechts Zang-Prieeltjen, Utrecht 1649, tussen p. 36 en p. 37 (kb, 1 e 38).




illustratie
Afb. 4 Naar Adriaen van de Venne, Boerenjongen en hond bij jonge vrouw, gravure, 6,2 × 7,6 cm, in: Utrechts Zang-Prieeltjen, Utrecht 1649, tussen p. 100 en p. 101 (kb, 1 e 38).


klede man die een rijk geklede jonge vrouw groet is bijvoorbeeld op de achtergrond een jongeman te zien die tussen de struiken is verstopt (Afb. 4). Boven het liedje wordt in enkele regels de context geschetst en deze is letterlijk gevolgd in de illustratie:
 
Daer d'Herder lagh op 't veld, me Ioncker in de Boomen,
 
Is truytje (boertens lust) Iongh Kees temoed gekomen,
 
Sey Krelis benje daer met vriendelijck gevley,
 
Maer al wat Truytje sprack was niet als veynsery.

De grote hond naast Krelis komt niet in de liedtekst voor en is een eigen vinding van de ontwerper. Bij acht van de elf illustraties is er een duidelijke relatie tussen de voorstelling en de tekst. Bij de overige drie prentjes is de tekst-beeldrelatie echter gering. De desbetreffende prentjes tonen pastorale voorstellingen en horen alle bij een herderszang. Herderszangen waren vaak algemeen van aard en daardoor moeilijk te illustreren.

[pagina 72]
[p. 72]

Embleemprenten in het Utrechts Zang-Prieeltjen [deel 2]

Ook het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen is voorzien van prentjes, zoals Lucas de Vries op de titelpagina van dit deel vermeldt: ‘Verrijckt met verscheyde Coopere plaetjes’. Deze vermelding is in dit geval bijzonder: er zijn drie exemplaren van het tweede deel overgeleverd, met identiek zetsel, maar slechts twee bevatten daadwerkelijk illustraties.Ga naar voetnoot18 Zeer opmerkelijk is dat de twee geïllustreerde exemplaren qua prenten niet identiek zijn. Beide exemplaren bevatten acht illustraties, maar slechts de helft (vier) komen in beide boekjes voor, wat het totale aantal verschillende illustraties in de twee exemplaren van het tweede deel op twaalf doet uitkomen. Wat is hiervoor de verklaring? De prentjes zijn in beide exemplaren buiten collatie opgenomen en zijn dus tussengeschoten bij het inbinden. Kopers konden in de zeventiende eeuw soms kiezen of en welke illustraties zij in hun boek mee wilden laten binden, maar voor het Utrechts Zang-Prieeltjen lijkt mij dit onwaarschijnlijk. Liedboekjes behoren tot de populaire gebruiksliteratuur in het tweede kwart van de zeventiende eeuw en inspraak van de koper was veelal voorbehouden aan de meer kostbare genres. Dergelijke liedboekjes als het Utrechts Zang-Prieeltjen zullen bovendien veelal in boekblokken - en dus al gebonden - zijn verkocht.Ga naar voetnoot19 Mogelijk heeft Lucas de Vries twee verschillende geïllustreerde edities uitgebracht, of misschien zelfs nog wel meer.

Naast het curieuze fenomeen dat de twee geïllustreerde exemplaren van het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen verschillende illustraties bevatten, is er nog iets opvallends aan de prentjes. Elf van de in totaal twaalf verschillende illustraties zijn oorspronkelijk ontworpen voor een embleembundel, namelijk de Maechden-plicht van Jacob Cats (1577-1660). Het was logisch dat Lucas de Vries ook het tweede deel van zijn boekje, net als het eerste deel, wilde illustreren aangezien een geïllustreerd liedboekje op een andere doelgroep mikte dan een goedkoper ongeïllustreerd boekje. Omdat het tweede deel een compilatie is van liedjes uit enkel ongeïllustreerde liedboekjes, waren illustraties niet direct voorhanden. Het laten vervaardigen van nieuwe illustraties was kostbaar en daarmee wellicht niet de gewenste optie voor een gewiekste uitgever als Lucas de Vries. Maar waarom koos hij voor embleemprenten uit Cats' Maechden-plicht? Dit zal te maken hebben gehad met de toegang die De Vries had tot geschikt illustratiemateriaal. De illustraties moesten eenzelfde klein formaat hebben als die in het eerste deel van zijn liedboekje.

Toen Cats' Maechden-plicht in 1618 in het luxe quarto formaat verscheen bij de uitgever Hans van der Hellen, bleek de embleembundel direct een succes te zijn en gedurende de volgende decennia verschenen vele verschillende drukken, zowel in quarto,

[pagina 73]
[p. 73]


illustratie
Afb. 5 Anoniem, Bacchus op een wijnvat, gravure, 5,7×7,8 cm, in: Utrechts Zang-Prieeltjen, Utrecht 1649, tussen p. 266 en p. 267 (kb, 1 e 38).


als later ook in het goedkopere octavo formaat.Ga naar voetnoot20 In het tweede kwart van de zeventiende eeuw verscheen Cats' embleembundel eveneens in sedecimo oblong, onder de titels Maeghden-plicht en Maegden-plicht.Ga naar voetnoot21 Wie de miniformaten van de embleembundel op de markt bracht is onbekend; waarschijnlijk gaat het hier om roofdrukken.Ga naar voetnoot22 De kleine rechthoekige prentjes in de miniformaten pasten qua formaat goed in het Utrechts Zang-Prieeltjen. De embleemprenten in een van de roofdrukken zijn identiek aan de elf opgenomen embleemprenten in het Utrechts Zang-Prieeltjen.Ga naar voetnoot23 Het is dan ook aanlokkelijk om te veronderstellen dat Lucas de Vries zelf de roofdrukker was van deze uitgave. In dat geval had hij gemakkelijk toegang tot de platen voor zijn liedboekje. Bovendien zijn de embleemprenten door Adriaen van de Venne ontworpen, net zoals de illustraties uit het Amsteldams Minne-beeckje; zij passen daardoor ook stilistisch goed in
[pagina 74]
[p. 74]

het Utrechts Zang-Prieeltjen.

Een van de twaalf illustraties in het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen, is niet ontworpen voor Cats' Maechden-plicht en valt direct op door zijn afwijkende stijl. Deze illustratie toont Bacchus als een dik jongetje, gezeten op een wijnvat (Afb. 5). Op de achtergrond is een heuvelachtig landschap weergegeven dat afloopt naar de zee. Het prentje heeft een grove lijnvoering en ontbeert de verfijning van de andere voorstellingen en is duidelijk door een andere hand gegraveerd. Deze illustratie is oorspronkelijk ontworpen als titelprent bij een aanhangsel van Incogniti scriptoris nova poemata, een gewaagd raadselboekje dat voor het eerst verscheen in 1624. Het aanhangsel, en dus ook de Bacchus-voorstelling, komen we voor het eerst tegen in een druk uit 1634 en is ook aanwezig in een druk uit 1642.Ga naar voetnoot24 Het raadselboekje heeft geen opgave van drukker of uitgever, wat gezien de erotische strekking van de tekst geen verbazing wekt. Omdat het prentje in het Utrechts Zang-Prieeltjen identiek is aan het prentje in de druk van Incogniti scriptoris uit 1642 (beide prenten zijn van dezelfde plaat gedrukt), is het goed mogelijk dat De Vries ook verantwoordelijk was voor deze druk en een van de illustraties daaruit hergebruikte in zijn liedboekje. Waarom hij slechts een van de twaalf illustraties uit het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen uit een ander boek overnam, blijft een raadsel. Het prentje is opgenomen bij een drinkliedje waarin Bacchus wordt genoemd en heeft dus zeker een relatie met de tekst, maar ook in Cats' Maechden-plicht komen embleemprenten voor waarin wordt verwezen naar drankgebruik.

Een belangrijk aspect bij De Vries' keuze van de elf embleemprenten zal de tekstbeeldrelatie zijn geweest. Bij drie liedjes in het tweede deel zijn in de twee geïllustreerde exemplaren andere prenten afgedrukt, waaruit blijkt dat De Vries uit verschillende embleemprenten kon kiezen als illustratie bij één bepaald liedje.Ga naar voetnoot25 Een van deze drie liedjes is kort, kluchtig en sterk seksueel getint. De verwijzing naar seks is verhuld door de visserij als metafoor te gebruiken:

 
't Vissen moet wel vreugde baeren /
 
In de Troetel-swanger schoot;
 
Want daer eertijts Baersjes waren /
 
Geeft sy Posjes uyt haer Sloot.
 
Ach! waer vint men soeter Visje
 
Als een Posje / bruyn / en vet:
 
Holla tong! U reede misje /
 
Soetervint men wel in't Bet.
 
Meysje hebje ook verlangen
 
Om eens mee te Vissen gaen:
 
Gaet ghy sult wel Posjesvangen /
 
Wilt het aes aen d'Angel slaen.
[pagina 75]
[p. 75]


illustratie
Afb. 6 Naar Adriaen van de Venne, Drie vissers in een bootje met een fakkel, ets, 5,9×7,2 cm, in: Utrechts Zang-Prieeltjen, Utrecht 1649, tussen p. 20 en p. 21 (kb, 174 h 23).




illustratie
Afb. 7 Naar Adriaen van de Venne, Visfuik, ets, 5,5×7,2 cm, in: Utrechts Zang-Prieeltjen, Utrecht 1649, tussen p. 20 en p. 21 (kb, 1 e 38).




illustratie
Afb. 8 Naar Adriaen van de Venne, Paar in tuin bij klimplanten, ets, 5,5×7,2 cm, in: Utrechts Zang-Prieeltjen, Utrecht 1649, tussen p. 84 en p. 85 (kb, 1 e 38).


[pagina 76]
[p. 76]

Dit liedje is in het ene exemplaar geïllustreerd met een genretafereel waarbij drie mannen 's nacht in een bootje zitten te vissen (Afb. 6). Dit prentje maakt in Cats' Maechden-plicht onderdeel uit van een embleem met het motto ‘Wat Venus voeght, dat scheyt de klippel’. In de subscriptio vertelt Anna, een van de twee vrouwen die beurtelings aan het woord is in de embleembundel, over een visje dat Cephael heet en dat blindelings op vuur afkwam. Anna maakt vervolgens een vergelijking: een meisje moet niet blindelings in het huwelijk stappen zoals het visje blindelings op de fakkel afgaat. In het prentje is inderdaad te zien hoe een aantal visjes afzwemt op een fakkel die de vissers heel slim in het reservoir van de boot hebben geplaatst. Hetzelfde kluchtige liedje is in het andere exemplaar van het Utrechts Zang-Prieeltjen geïllustreerd met een prent van een visfuik in het water (Afb. 7). Het motto bij deze embleemprent in de Maechden-plicht luidt: ‘Soo haest ghetrout, soo haest berout’. In de subscriptio trekt Anna een vergelijking tussen een huwelijk en een fuik: ‘Al watter uyt is, wilder in, En watter in is, wilder uyt’. Hoewel deze twee prentjes een heel verschillende voorstelling tonen, hebben ze beide wel een relatie met het onderwerp van het kluchtige liedje, namelijk het vissen.

Bovenstaand voorbeeld is illustratief voor de tekst-beeldrelatie in het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen. Bij de emblemen in de Maechden-plicht is de relatie tussen tekst en beeld hecht; de pictura toont doorgaans de vergelijking die in de subscriptio wordt gemaakt. De relatie tussen de embleemprentjes en de liedjes is daarentegen minder inhoudelijk, en meestal ‘thematisch’. Wel is de keuze van De Vries in de meeste gevallen te begrijpen. Zo is in een van de twee exemplaren een herderszang tussen Silenus en Philida geïllustreerd.Ga naar voetnoot26 Dergelijke liedjes werden doorgaans opgeluisterd met een pastorale voorstelling van een paartje in de buitenlucht, zoals ook veelvuldig is gedaan in het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen. In Cats' Maechden-plicht komen echter geen pastorale embleemprenten voor. De Vries heeft hier dan ook gekozen voor een genretafereel: een contemporain rijk gekleed paar staat in een tuin en kijkt naar klimplanten (Afb. 8).

In vergelijking met de elf illustraties uit het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen, vertonen de twaalf illustraties van het tweede deel tezamen veel meer variatie in onderwerpen. Waar in het eerste deel genretaferelen en pastorale voorstellingen vooral paartjes in de buitenlucht tonen, zijn in de twee geïllustreerde exemplaren van het tweede deel in totaal vijf genretaferelen, vier allegorische prentjes met Cupido, twee landschappen zonder menselijke figuren en één mythologisch prentje opgenomen. Slechts een van de embleemprentjes in het tweede deel toont een paartje in de buitenlucht.

[pagina 77]
[p. 77]

Het Utrechts Zang-Prieeltjen binnen het corpus van geïllustreerde liedboeken

De Vries heeft een opvallende keus gemaakt door in zijn liedboekje embleemprenten met een grote variatie in onderwerpen ter illustratie bij liedjes op te nemen. Deze keus roept de vraag op of het Utrechts Zang-Prieeltjen hierdoor een uitzonderlijke plaats inneemt binnen het corpus van Noord-Nederlandse wereldlijke geïllustreerde liedboeken in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Het eerste wereldlijke geïllustreerde liedboek in de Noordelijke Nederlanden werd in 1602 uitgegeven door Hans Matthijsz in quarto oblong onder de titel Den Nievwen Lvst-hof.Ga naar voetnoot27 Het formaat en de lay-out van deze bundel werden maatgevend voor liedboeken in het eerste kwart van de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot28 In de liederen in deze bundels komen keer op keer dezelfde amoureuze motieven terug, die ook ingang vonden in de illustraties. Deze vertonen daardoor onderling een grote samenhang. De prenten waren vaak zelfs inwisselbaar.Ga naar voetnoot29 Al snel ontstond een sterke picturale traditie van genretaferelen met jeugdige paren in de buitenlucht. Zo toont een prent uit Den Nievwen Lvst-hof een paar in de buitenlucht dat naar een bloeiende plant in een tuin kijkt (Afb. 9). Naast genrevoorstellingen met paren komen ook allegorische prenten met Cupido vrij veel voor in de vroege bundels. In Starters Friesche Lust-hof, verschenen in 1621, bestaat zelfs het merendeel van de illustraties uit voorstellingen met de liefdesgod. Op een van de prenten uit deze bundel zien we een jongeman en vrouw in de buitenlucht, terwijl Cupido tussen hen in zweeft (Afb. 10). De diversiteit van de illustraties in de vroege, luxe uitgevoerde bundels was zeer gering. In het Utrechts Zang-Prieeltjen komen zowel jeugdige paren voor (vooral in het eerste deel) als allegorische voorstellingen met Cupido (in het tweede deel). Herdersparen, die veelvuldig voorkomen in het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen, zijn nog schaars vertegenwoordigd in de liedboeken uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot30

Pastorale voorstellingen met herdersparen zijn wel vaak afgebeeld in de liedboeken uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw. In het derde decennium had een nieuw formaat voor de geïllustreerde wereldlijke Noord-Nederlandse liedboeken zijn intrede gedaan: sedecimo oblong. De sterke picturale traditie van paren in de buitenlucht die zich had ontwikkeld in de luxe quarto liedboeken werkte door in de illustraties van de kleine liedboekjes, waarin ze nog veelvuldig voorkomen. De combinatie van pastorale voorstellingen met herdersparen en genretaferelen met contemporaine paren is al direct aanwezig in een van de eerste sedecimo oblong liedboekjes: het Schoon-hoofs lust-prieelken uit 1624. Zo toont een van de illustraties een herder die met zijn hand reikt naar een herderin tussen de struiken (Afb. 11). Dit prentje is opgenomen bij een herderszang waarin

[pagina 78]
[p. 78]


illustratie
Afb. 9 Naar David Vinckboons (?), Paar bij plant, gravure, 12,8×9,2 cm, in: Den Nievwen Lvst-hof, Amsterdam 1602, p. 74 (kb, 392 k 14).




illustratie
Afb. 10 Jan van de Velde, Man en vrouw in de buitenlucht met Cupido, gravure, 9,5×15,7 cm, in: J.J. Starter, Friesche Lust-hof, Amsterdam 1621, p. 24 (kb, 5 b 1).


een herder bezingt hoe zijn geliefde herderin voor hem is gevlucht, hoe hij haar overal wil volgen. Allegorische voorstellingen met Cupido zijn eveneens goed vertegenwoordigd in de kleine liedboekjes. In het Schoon-hoofs lust-prieelken staat bijvoorbeeld ook een prentje van Cupido die zijn pijl gericht houdt op een rijk gekleed paar (Afb. 12).

Opvallend is dat de illustraties in de kleine liedboekjes uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw een grotere diversiteit aan onderwerpen tentoonspreiden dan de luxueuze bundels uit het eerste kwart.Ga naar voetnoot31 Ten opzichte van deze vroege liedboeken gin-

[pagina 79]
[p. 79]


illustratie
Afb. 11 Anoniem, Herder reikt naar herderin, gravure, 6,0×8,0 cm, in: I.C. Wydstraet, Schoon-hoofs lust-prieelken, Utrecht 1624, p. 26 (Leiden, Universiteitsbibliotheek Leiden (ubl), 1194 h 31).




illustratie
Afb. 12 Anoniem, Cupido schiet pijl op paar, gravure, 6,0×7,9 cm, in: I.C. Wydstraet, Schoon-hoofs lust-prieelken, Utrecht 1624, p. 35 (ubl, 1194 h 31).


gen de uitgevers van de miniformaten zich meer vrijheden permitteren in de iconografie van de illustraties en weken zij vaker van de picturale traditie af. Ook in het Schoon-hoofs lust-prieelken is dit te zien. Waar de voorstelling van een herder en herderin en het prentje met Cupido bij een contemporain paar beide nog vrij traditioneel zijn qua onderwerp, zijn andere prentjes in dit liedboekje origineler. Op een van de eerste illustraties in het boekje kijkt een man op de voorgrond naar zes vrouwen die naakt aan het baden zijn (Afb. 13). In de lucht vliegt wederom Cupido. Ook de liedtekst bij dit prentje is origineel: een zanger vertelt hoe hij naar de Rijn ging en daar Godinnen en Nayaden vol vreugde zag baden.

In het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen is de traditie van genretaferelen met jeugdige paren en pastorale voorstellingen met herdersparen goed vertegenwoordigd. Hoewel de allegorische prentjes met Cupido in het tweede deel oorspronkelijk geen liedboekillustraties waren, bestond ook hiervan een sterke picturale traditie in liedboekillustraties. Wat betreft de verhouding van de verschillende soorten voorstellingen en de grote diversiteit in de onderwerpen in het eerste en tweede deel tezamen, past

[pagina 80]
[p. 80]


illustratie
Afb. 13 Anoniem, Man kijkt naar badende vrouwen, gravure, 5,9 × 8,0 cm, in: I.C. Wydstraet, Schoon-hoofs lustprieelken, Utrecht 1624, p. 15 (ubl, 1194 h 31).


het Utrechts Zang-Prieeltjen goed binnen het corpus van de sedecimo oblong liedboekjes uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw. Bovendien heeft een aantal illustraties in het Utrechts Zang-Prieeltjen een opvallende iconografie (zoals de vissers die 's nachts vissen in het tweede deel); dit is eveneens een kenmerk van veel kleine liedboekjes uit dezelfde periode. Wel dient opgemerkt te worden dat bij veel genretaferelen in het tweede deel een amoureuze context ontbreekt, iets wat doorgaans een vast gegeven is bij liedboekillustraties. Ook de twee embleemprentjes in het Utrechts Zang-Prieeltjen waarin geen menselijke figuren voorkomen, zijn zeer uitzonderlijk voor illustraties in liedboeken.

Het Utrechts Zang-Prieeltjen binnen het corpus van geïllustreerde sedecimo oblong boekjes

Dat een aantal illustraties in het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen afwijkt van de picturale tradities in liedboekillustraties is niet vreemd; embleemprenten maakten in de zeventiende eeuw een eigen picturale ontwikkeling door. Hoewel het geïllustreerde wereldlijke liedboek en de wereldlijke embleembundel twee duidelijk verschillende literaire genres zijn, is het opvallend dat zij in de ontwikkeling van hun verschijningsvorm en illustraties grote overeenkomsten vertonen.Ga naar voetnoot32 Begin zeventiende eeuw ontstaat in de Noordelijke Nederlanden de liefdesemblematiek.Ga naar voetnoot33 In de picturae in de luxe

[pagina 81]
[p. 81]


illustratie
Afb. 14 Jacques de Gheyn, Cupido stookt vuur, gravure, 11,6×11,6 cm, in: D. Heinsius, Quaeris quid sit Amor, Amsterdam 1601, [fol. 9] (kb, 1121 f 61:1).


uitgevoerde bundels in quarto oblong wordt de hoofdrol telkens gespeeld door Cupido, die ook op veel illustraties in de vroege liedboeken aanwezig is. Op een van de embleemprenten in de eerste liefdesembleembundel uit 1601, bekend onder de titel Quaeris quid sit Amor, is Cupido bezig een vuur aan te wakkeren om het water in een ketel te laten koken (Afb. 14).Ga naar voetnoot34 In de achtergrond van deze prent is een paar in een prieel afgebeeld, een motief dat veelvuldig voorkomt in liedboeken en dat niet in de tekst wordt genoemd. Het motief onderstreept de amoureuze context van de prent, hoewel deze door de aanwezigheid van Cupido op zichzelf al overduidelijk is.

Cats zorgde in het tweede decennium van de zeventiende eeuw voor een nieuwe stroming binnen de emblematiek in de Noordelijke Nederlanden; de burgerlijk realistische embleembundels deden hun intrede.Ga naar voetnoot35 De picturae in deze bundels zijn vaak ontleend aan het dagelijkse leven en tonen een dwarsdoorsnede van de samenleving. Zo komen naast de rijke jeugd - die veelvuldig is verbeeld in liedboeken - ouden van dagen, kinderen en ambachtslieden voor. In Cats' veelgelezen werk Silenvs Alcibiadis uit 1618 zijn ook figuren uit alle lagen van de samenleving verbeeld en toont één prent bijvoorbeeld een rijk gekleed jeugdig paar in de buitenlucht (Afb. 15).Ga naar voetnoot36 In 1624 verscheen

[pagina 82]
[p. 82]


illustratie
Afb. 15 Naar Adriaen van de Venne, Paar in de buitenlucht, gravure, 5,5×7,4 cm, in: J. Cats, Silenvs Alcibiadis, sive Protevs, 1624, p. 30 (ubl, 1018 h 13).


deze bundel in sedecimo oblong. Wereldlijke embleembundels werden halverwege het tweede decennium voor het eerst in dit miniformaat uitgebracht. Slechts enkele jaren later verschijnen de wereldlijke liedboeken in dit formaat. Bij beide genres houdt het luxueuze quarto oblong formaat snel daarna op te bestaan. De picturae in de kleine embleembundeltjes tonen een grotere variatie in onderwerpen dan de vroegere luxe uitgevoerde bundels.Ga naar voetnoot37 Diezelfde omschakeling vond ook plaats bij de liedboekjes in het tweede kwart van de zeventiende eeuw. De grote diversiteit aan onderwerpen is dan ook zowel aanwezig in de liedboekillustraties als in de embleemprenten in het Utrechts Zang-Prieeltjen.

Op basis van het formaat en de typografie van een boekje en de iconografie van de prenten is het in het tweede kwart van de zeventiende eeuw vaak niet meer duidelijk of we met een embleem- dan wel een liedboekje van doen hebben. Belangrijk hierbij is dat in het tweede kwart van de zeventiende eeuw naast embleembundeltjes en liedboekjes steeds meer andere sedecimo oblong boekjes verschenen die strikt genomen niet tot een van deze genres behoren, maar daar wel sterk aan doen denken.Ga naar voetnoot38 In deze boekjes is eveneens sprake van een grote diversiteit in de iconografie van de illustraties. Het Bacchus-prentje in het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen is, zoals hierboven besproken, afkomstig uit Incogniti scriptoris nova poemata. In dit zeer pikante raadselboekje uit 1624 staan allerlei genrevoorstellingen en één pastoraal prentje naast korte, sterk seksueel getinte dubbelzinnige teksten. Deze teksten, die gelezen konden worden als raadsels naar hun dubbelzinnige betekenis, worden vervolgens uitgelegd voor degenen die de woordgrappen niet begrijpen. In de tekst naast een prentje van een herderin die een koe melkt, beschrijft een jongeman (die eveneens is afgebeeld) de

[pagina 83]
[p. 83]

bewegingen die hij de melkster ziet uitvoeren in zeer pikante bewoordingen die niets aan de fantasie overlaten (Afb. 16).Ga naar voetnoot39

Een ander boekje dat qua uiterlijk en qua iconografie van de illustraties verwantschap vertoont met embleem- en liedboekjes, is Scoperos Satyra ofte thyrsis minnewit (1636).Ga naar voetnoot40 De teksten handelen over de liefde - het thema dat ook in veel lied- en embleembundels centraal staat - en geven aanwijzingen over hoe jonge mensen zich in de liefde dienen te gedragen. De teksten zijn dus didactisch, maar de toon is luchtig gehouden. Een van de prentjes in het boekje toont een paar zittend in een interieur bij een rokend haarduur (Afb. 17). Op de schoot van de man zit een poes. Een dergelijk opvallend motief is vaak te vinden bij embleemprenten. Een ander sedecimo oblong boekje, getiteld Maagden-baak (1641), bevat eveneens veel illustraties die aan embleemprenten doen denken, maar het strikt genomen niet zijn. De illustraties tonen genretaferelen (met uitzondering van het eerste prentje), waarbij een amoureuze context opvallend vaak ontbreekt. In de verzen wordt steeds een vergelijking met het uitgebeelde tafereel en de liefde gemaakt. Op een van de laatste prentjes in het boekje is wederom een paar afgebeeld, dat ditmaal op de punt van een klif staat (Afb. 18). Naast hen is een grote kerktoren met een windhaan weergegeven. De manier waarop de twee belangrijkste motieven (het paar en de windhaan) in het beeldvlak zijn gecombineerd, doet sterk denken aan embleemprenten. De verzen in Maagden-Baak worden afgewisseld met liedjes, maar deze zijn niet geïllustreerd. De drie zojuist besproken illustraties verbeelden alle drie een paar. Hoewel ze specifiek voor deze boekjes zijn ontworpen, hadden ze in wezen in elk willekeurig sedecimo oblong boekje kunnen staan en zelfs niet misstaan in een liedboekje als het Utrechts Zang-Prieeltjen.

De miniformaten uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw behoren alle tot hetzelfde typografische genre.Ga naar voetnoot41 Hierbij lijken de embleembundels een voorbeeldfunctie te hebben gespeeld: dit genre werd voor het eerst in miniformaat uitgegeven. Bovendien zijn alle miniformaten op de koopkrachtige rijke burgerjeugd gericht. Hierin lijken de andere genres de liedboeken te zijn gevolgd: liedboeken richtten zich in het

[pagina 84]
[p. 84]

begin van de zeventiende eeuw al primair op de jeugd. De overeenkomsten in formaat, in typografie en in de iconografie en de diversiteit van de illustraties vormen belangrijke aanwijzingen dat het publiek mogelijk weinig onderscheid maakte tussen de genres. Dit roept de vraag op of de geïllustreerde boekjes door de uiterlijke verwantschap eenzelfde functie hadden voor de beoogde doelgroep.Ga naar voetnoot42 De tekst-beeldrelatie kan hier mogelijk meer inzicht in bieden.

De liedjes in Noord-Nederlandse wereldlijke geïllustreerde liedboeken dienden vooral het vermaak. Ze zijn veelal luchtig van toon. De emblemen in de wereldlijke embleembundeltjes uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw hebben juist veelal een didactische strekking en bevatten doorgaans een moraal. Het verschil in de aard van de teksten zorgt voor een verschil in de tekst-beeldredactie. De prentjes in liedboeken dienen puur ter illustratie en hebben geen inhoudelijke functie. Ze zijn vaak een letterlijke weergave van de tekst of verwijzen naar de directe amoureuze context van het liedje en maken het boekje aantrekkelijker voor de jeugd. De embleemprenten zijn daarentegen juist essentieel voor de werking van een embleem: ze duiden op een belangrijk aspect in de subscriptio en zijn als het ware de ‘signifier’ van het diepere idee of de boodschap die in de subscriptio besloten ligt. Het publiek kon deze boodschap raden door te kijken naar de prenten. Dit zal overigens ook wel voor het nodige vermaak hebben gezorgd. Juist omdat embleemprenten in het Utrechts Zang-Prieeltjen zijn opgenomen bij liedjes, lijkt er iets te zijn veranderd in de traditionele tekst-beeldrelatie zoals die aanwezig is in veel liedboeken. De prentjes dienen nog steeds ter decoratie, maar zijn geen letterlijke weergave en vaak ontbreekt een amoureuze context. Mogelijk had het publiek er ook hier plezier in om naar de embleemprentjes te kijken als visuele raadsels om op die manier de samenhang tussen de voorstelling en het liedje te achterhalen. Hierdoor functioneerden de illustraties in het tweede deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen mijns inziens op dezelfde manier als veel illustraties in andere sedecimo oblong boekjes uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw.

 

Het Utrechts Zang-Prieeltjen valt op binnen het corpus van geïllustreerde liedboeken door de keuze van de uitgever om embleemprenten ter illustratie bij liedjes op te nemen. Maar is dit wel echt zo vreemd? Veruit de meeste illustraties in het eerste en tweede deel van het boekje tonen onderwerpen die in een lange picturale traditie van liedboekillustraties staan. De illustraties tezamen leggen een grote iconografische diversiteit aan de dag, iets wat een typisch kenmerk bleek te zijn van illustraties in de kleine liedboekjes uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw. Opvallend is dat het Utrechts Zang-Prieeltjen qua formaat, typografie en iconografie van de illustraties eveneens sterke verwantschappen vertoont met embleembundeltjes en aanverwante boekjes uit het

[pagina 85]
[p. 85]


illustratie
Afb. 16 Anoniem, Herderspaar bij koe, gravure, 5,2×7,1 cm, in: Incogniti scriptoris nova poemata, Leiden 1624 (kb, 28 e 34:1).




illustratie
Afb. 17 Anoniem, Zittend paar in interieur, gravure, 4,5×6,0 cm, in: J. van Dans, Scoperos Satyra ofte thyrsis minnewit, [1636] (kb, 7 e 5).




illustratie
Afb. 18 Anoniem, Paar op klif en windhaan op kerktoren, gravure, 6,0×8,0 cm, in: J. Soet, Maagden-baak, Amsterdam 1641, p. 141 (kb, 174 h 17).


[pagina 86]
[p. 86]

tweede kwart van de zeventiende eeuw; de genres zijn dan ook vaak niet meer duidelijk van elkaar te onderscheiden. Door het bestuderen van de tekst-beeldrelatie kan meer inzicht worden verkregen in de functie van de illustraties in de verschillende genres en het gebruik van de boekjes door het beoogde publiek, de jeugd. Van groot be lang hierbij is mijns inziens het bestuderen van de picturale traditie van de illustraties, omdat deze veel informatie in zich draagt over de oorspronkelijke herkomst en daarmee de oorspronkelijke functie van de illustraties.

 

Abstract - This article presents a case-study of an illustrated songbook, the Utrechts Zang-Prieeltjen (1649). The publisher of the booklet made some striking choices in the matter of illustrations: not only does the book contain illustrations derived from another popular songbook; it also contains emblem prints from Jacob Cats' Maechden-plicht. The extent to which the booklet holds an exceptional position amongst its congeners will become apparent by exploring typographical characteristics, the text-image interrelation, and especially the pictorial tradition of these illustrations, to the effect of gaining greater insight into the function of illustrations in the Utrechts Zang-Prieeltjen.

Bijlage 1: drukgeschiedenis van de illustraties in het Amsteldams Minne-beeckje

jaartal druk titel uitgever illustraties hergebruik illustraties collectie
c. 1635 1 Amsteldams' Minne beekie J. Hartgers 2   kb: 174 j 19
1637 2 Amsteldams Minne-beekje J. Hartgers 5 2 uit 1e druk, 3 nieuw Toonkunst Bibliotheek Amsterdam: 212 d 23
1645 7 Amsteldams minne-beeckie J. Hartgers 9 2 uit 2e druk, 7 nieuw kb: 174 h 27
1649 8 Amsteldams minne-beeckje J. Hartgers 3 alle drie ook in 7e druk uba: ok 82-27
1658 10 Amsteldams minne-beeckje T. Verdonck 10 8 uit eerdere drukken, 2 nieuw uba: 761 g 1
1681 ‘laatste’ Amsteldams minne-beeckje Wed. M. de Groot 0   uba: ok 62-9767

[pagina 87]
[p. 87]

Bijlage 2: geïllustreerde sedecimo oblong liedboekjes uit de eerste helft van de zeventiende eeuw

jaartal titel uitgever/drukker plaats van uitgave aantal illustraties soort illustraties collectie
1624 Schoon-hoofs Lust-Prieelken J. Amelissz Utrecht 8 a, g, p Leiden ub: 1194 h 31
1624 Liedt-boecxken Ghenaemt Dordrechts Lijstertje D. van Rybeeck Dordrecht 2 d kb: 174 h 9
162X I. Startars Lust-hoofken J. Amelissz Utrecht 5 a, g Utrecht: Rariora z. oct. 2775
[1630] I.I. Starters friesche lvsthof H. Gerritsz Amsterdam 3 a kb: 174 h 49
1633 Hollands Nachtegaeltien I. Pietersz Wachter Amsterdam 4 g, h, m, p uba: Muz. 348
1633 Hollandts en Zeeuws Nachtegaels t'Samen-Gezangh I. Pietersz Wachter Amsterdam 2 m uba: Muz. 348
c. 1635 Amsteldams' Minne beekie J. Hartgers Amsterdam 2 g kb: 174 j 19
1637 Amsteldams Minne-beekje J. Hartgers Amsterdam 5 a, g, p Toonkunst Bibliotheek Amsterdam: 212 d 23
1645 Amsteldams minne-beeckie J. Hartgers Amsterdam 9 g, p kb: 174 h 27
1646 L. Gouvveracks Erato L. Roeck Utrecht 3 a, g kb: 1 e 11
1649 Amsteldams minne-beeckje J. Hartgers Amsterdam 3 p uba: ok 82-27
1649 Utrechts Zang-Prieeltjen [dl. 1] L. de Vries Utrecht 11 g, p, m bl: 11555.a.43; kb: 1 e 38, 174 h 23; uba:
  ok 80-716  
1649 Utrechts Zang-Prieeltjen [dl. 2] L. de Vries Utrecht 12 a, g, l, m kb: 1 e 38, 174 h 23

a=allegorische voorstelling, d=diervoorstelling, g=genretafereel, h=historische voorstelling, m=mytholigische voorstelling, p=pastorale voorstelling, l=landschap

[pagina 88]
[p. 88]

Bijlage 3: geïllustreerde sedecimo oblong embleembundeltjes en aanverwante boekjes

jaartal titel auteur uitgever/drukker plaats van uitgave genre soort illustraties collectie
[1616] Emblemata Amatoria D. Heinsius W. Jansz Blaeu Amsterdam e a uba: ok 82-29
1618 Emblemata aliquot selectiora amatoria O. Vaenius W. Jansz Blaeu Amsterdam e a uba: ok 78-193
1618 Thronvs Cvpidinis   W. Jansz Blaeu Amsterdam e a uba: ok 82-26
1624 Emblemata ofte Minnelycke, Zedelycke, ende Stichtelycke Sinnebeelden J. Cats   e a, g, l uba: ok 62-9074
1624 Incogniti Scriptoris nova poemata   Leiden   g, p kb: 28 e 34:1
1632 Zeevsche nachtgael J. Cats I. van Waesberge Rotterdam   a, d, g uba: Mini 40, Mini 43
1633 Klagende Maeghden en Raet voor de selve J. Cats M. Havius en H. van Esch Dordrecht   g, h uba: ok 62-4982
[1636] Scoperos Satyra ofte Thyrsis Minne-wit J. van Dans   g uba: Mini 423; kb 7 e 5
1638 Emblemata ofte Sinnebeelden J. van Zevecote J. Jansz Amsterdam e d, g, m uba: ok 90-49
1641 Maagden-baak J. Soet B. Jansz en J.J. Schipper Amsterdam   g kb: 7 e 1, 174 h 17

a=allegorische voorstelling, d=diervoorstelling, e=embleembundel, g=genretafereel, h=historische voorstelling, m=mytholigische voorstelling, p=pastorale voorstelling, l=landschap

voetnoot⋆
Dit artikel is gebaseerd op mijn Onderzoeksmasterscriptie ‘Vermaeckt u daer mede in eerlijcke vrolijckheyt’: Het Utrechts Zang-Prieeltjen in de context van 17de-eeuwse Nederlandse lied- en embleembundels (Universiteit van Amsterdam 2006). Veel dank ben ik verschuldigd aan Elmer Kolfin voor het begeleiden van mijn scriptie. Ook gaat mijn dank uit naar Eric Jan Sluijter, die als tweede lezer bij de scriptie betrokken was. Maudy Marcus ben ik erkentelijk voor het van commentaar voorzien van een eerste versie van dit artikel.
voetnoot1
Een goed overzicht van de literatuur op het gebied van liedboeken is te vinden op de site van Bibliopolis (een wetenschappelijk elektronisch informatiesysteem over de nationale geschiedenis van het gedrukte boek in Nederland, dat de stand van het boekwetenschappelijk onderzoek toont en toegang geeft tot documentatie materiaal), zie: www.bibliopolis.nl. Zoeken op het trefwoord ‘liedboeken’ en zeventiende eeuw levert 61 studies op. Enkele belangrijke bijdragen over de economische en maatschappelijke context zijn: E.K. Grootes, ‘Het jeugdig publiek van de “nieuwe liedboeken” in het eerste kwart van de zeventiende eeuw’, in: W.J. van den Berg en J. Stouten (red.), Het woord aan de lezer: zeven literatuurhistorische verkenningen, Groningen 1987, p. 72-88.; L.P. Grijp, ‘Voer voor zanggrage kropjes. Wie zongen uit de liedboekjes in de Gouden Eeuw?’, in: T. Bijvoet e.a. (red.), Bladeren in andermans hoofd: over lezers en leescultuur, Nijmegen 1996, p. 99-105.
voetnoot2
P.J. Verkruijsse, ‘P.C. Hooft: een toontje lager. Over liedbundels, lettertypes en lezers’, in: J. Jansen (red.), Zeven maal Hooft: lezingen ter gelegenheid van de 350ste sterfdag van P.C. Hooft, uitgesproken op het herdenkingscongres in de Amsterdamse Agnietenkapel op 21 mei 1997, Amsterdam 1998, p. 79-97; M. De Wilde, ‘Meer dan vorm: een typografische analyse van zeventiende-eeuwse wereldlijke liedboeken uit de Zuidelijke Nederlanden’, in: S. van Rossem en M. De Wilde, Boekgeschiedenis in het kwadraat: context & casus, Brussel 2006, p. 39-61.
voetnoot3
Kolfin is in zijn dissertatie zowel ingegaan op de tekst-beeldrelatie als op de picturale traditie in liedboekillustraties: E. Kolfin, The young gentry at play: Northern Netherlandish scenes of merry companies 1610-1645, Leiden 2005, p. 193-201. De afgelopen jaren is er wel veel onderzoek gedaan naar de tekst-beeldrelatie in andere geïllustreerde literaire genres, zoals embleemboeken, zie onder andere K. Bostoen, E. Kolfin en P.J. Smith (red.), ‘Tweelinge eener dragt’: Woord en beeld in de Nederlanden (1500-1750), Hilversum 2001 en M. van Vaeck, H. Brems, K. Porteman en G.H.M. Claassens, De steen van Alciato: literatuur en visuele cultuur in de Nederlanden, Leuven 2003.

voetnoot4
Door de titel presenteert het Utrechts Zang-Prieeltjen zich als een lokaal boek. Dit kwam relatief veel voor bij liedboeken. Voor meer informatie over het lokale karakter van liedboeken, zie L.P. Grijp, ‘De Rotterdamse Faem-bazuyn: de lokale dimensie van liedboeken uit de Gouden Eeuw’, in: Volkskundig Bulletin 18.1 (1992), p. 23-78.
voetnoot5
Zie voor de beknopte bibliografische beschrijving de stcn. De twee delen hebben elk hun eigen titelpagina, een eigen collationering en een eigen paginering. De reden dat de twee boekjes als twee delen worden aangeduid, is dat drie van de vier overgeleverde exemplaren een convoluut vormen, waarbij het eerst besproken ‘deel’ steeds wordt gevolgd door het tweede ‘deel’. Afgezien van de volgorde in de convoluten, zijn er geen andere aanwijzingen dat de uitgever inderdaad het eerste deel als zodanig beschouwde. Omwille van de duidelijkheid zal ik echter blijven refereren aan het eerste, dan wel het tweede deel. De vier exemplaren bevinden zich in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam [uba] (ex. ok 80-716), Koninklijke Bibliotheek Den Haag [kb] (ex. 174 h 23 en 1 e 38), British Library Londen (ex. 11555.a.43, alleen het eerste deel; een los exemplaar van het tweede deel is langdurig zoek).
voetnoot6
De volledige opdracht luidt: ‘Aen de Vreught-Lievende Stichtsche Jeught, ende Alle vrolicke Sangers ende Sangerinnetjes. Vreught-lievende hertekens, het is van oudts een spreeck-woort: Dat van verre comt is soet, ende dat dier is, moet wel smaken. Even soo is het oock gelegen met u lieden: Want wy hebben voor desen verscheyden Lied-Boecxkens en Liedekens, door onse eyghene stichtsche Poéten ghecomponeert, sien aen den dach komen, maer u kleyn ghenoegen daer aen gemerckt, ende 't gene voor de handt en goet coop was, is men voorby gegaen ende doorgaens na buyten-deuntjes tot groote costen, ghehaeckt ende ghesmackt. Dan sochtmen met groote begeerten 't Amsterdams Minnebeeckje. Dan 't Haerlems Mey-Somerende Winter-Bloemtje, Dan 't Amsterdamsche Vrolijckheyt, Dan Sparens Vreugdenbron, Nu hebbe ick om u lieden te gelieven, gelijck ick altijt gaeren doe, uyt dese allen te samen, de beste stoffe by een gebracht, op dat ghy in plaetse van veele met dit eene Boecxken u gerief cont hebben, ende 't selve den Naem ghegeven van Utrechts Zang-Prieeltje, ende dit aen den Drucker bestelt, om u ghemeen te maken. Vaert wel, ende vermaeckt u daer mede in eerlijcke vrolijckheyt’.
voetnoot7
Zie voor informatie over het fonds van Lucas de Vries (en zijn zoon Simon de Vries): A. Baggerman, Een drukkend gewicht. Leven en werk van de zeventiende-eeuwse veelschrijver Simon de Vries, Amsterdam 1993, p. 48-53. De Vries handelde vaker uit commercieel oogpunt. Zo was hij de veertiende in rij van nadrukkers die het journaal van Bontekoe uitgaf, een succes gegarandeerde onderneming.
voetnoot8
Doordat de illustraties in het Utrechts Zang-Prieeltjen bij dezelfde liedjes zijn geplaatst als in het Amsteldams Minne-beeckje, is de oorspronkelijke tekst-beeldrelatie behouden.
voetnoot9
Zie ook Bijlage 1 met een tabel met alle bekende drukken van het Amsteldams Minne-beeckje.
voetnoot10
Dat het hier gaat om de eerste druk, komt naar voren in het voorwoord van Hartgers. Hij verhaalt hoe hij liedjes uit de verborgenheid heeft gehaald door deze nu uit te geven, in de hoop dat de zangeressen hiermee hun vrije tijd zullen doorbrengen. Hij noemt het bundeltje zijn ‘eerstelingetje’ en is van plan een tweede boekje uit te brengen.
voetnoot11
De twee illustraties uit de eerste druk zijn ook te vinden in de tweede druk en zijn van dezelfde koperplaatjes gedrukt. Het voorwoord van Hartgers in de tweede druk uit 1637 verschaft interessante informatie over de drukgeschiedenis en populariteit van zijn liedboekje. Hij ontsteekt in woede over een, zoals hij het zelf noemt, misgeboorte van zijn boekje. Kennelijk was deze al na de eerste druk zo populair dat een uitgever een roofdruk op de markt bracht.
voetnoot12
Twee van de negen illustraties komen voor in de tweede druk uit 1637 (een van deze twee was ook al te vinden in de eerste druk). Deze twee prenten in de zevende druk lijken identiek aan de prenten in de tweede druk, maar bij nadere bestudering blijken er toch verschillen in de arcering en detaillering te zitten. Ze zijn dan ook niet van dezelfde plaat gedrukt. Mogelijk kwamen deze prenten ook in tussengelegen nietovergeleverde drukken voor en waren de platen op een gegeven moment versleten.
voetnoot13
Deze drie illustraties zijn alle ook opgenomen in de zevende druk. Mogelijk wilde Hartgers een goedkopere editie van zijn liedboekje op de markt brengen, wat gemakkelijk te bewerkstelligen was door het aantal illustraties te reduceren.
voetnoot14
Hartgers was blijkens zijn publicaties boekverkoper van 1637 tot 1653 en overleed waarschijnlijk in 1655. Mogelijk heeft Thomas Verdonck, over wie verder niets bekend is, na het overlijden van Hartgers de rechten van het Amsteldams Minne-beeckje verkregen. De koperplaten van de illustraties heeft hij in ieder geval niet bemachtigd. Waarschijnlijk heeft de nieuwe graveur illustraties uit een eerdere druk letterlijk gekopieerd op nieuwe koperplaten waardoor bij het afdrukken de illustraties in spiegelbeeld verschenen. Twee van de tien illustraties in de druk van Verdonck komen niet voor in de eerdere drukken. Deze twee illustraties (en misschien wel alle tien) waren waarschijnlijk aanwezig in een niet-overgeleverde druk van Hartgers.
voetnoot15
De toevoeging ‘Den laetsten druck’ was mogelijk een commerciële truc van de weduwe van Michiel de Groot en bedoeld als reclameboodschap om meer exemplaren te verkopen. Het boekje zelf was toen al erg uitgekleed, op een houtsnede als titelprent na bevat het geen illustraties.
voetnoot16
Negen illustraties in het eerste deel van het Utrechts Zang-Prieeltjen zijn te vinden in Hartgers' zevende druk van het Amsteldams Minne-beeckje. Twee illustraties in het Utrechtse liedboekje komen niet in deze druk voor, maar alleen in de tiende druk van Verdonck uit 1658. Het is daarom waarschijnlijk dat een nietovergeleverde druk van het Amsteldams Minne-beeckje van vóór 1649, alle illustraties uit het Utrechts Zang-Prieeltjen bevat.
voetnoot17
Titelprenten met een verwijzing naar een stad kwamen veel voor bij lokale liedboekjes en dit fenomeen is aanwezig bij meerdere Amsterdamse liedboekjes, zie voor andere voorbeelden Grijp, De Rotterdamse Faem-bazuyn (n. 4), p. 36-43.
voetnoot18
Het eerste deel van het exemplaar in de uba bevat wel illustraties, maar het tweede deel niet.
voetnoot19
Met dank aan Garrelt Verhoeven, adjunct-hoofdconservator Bijzondere Collecties van de uba, die mij erop heeft gewezen dat liedboeken hoogstwaarschijnlijk werden verkocht in boekblokken.
voetnoot20
Nog in 1618 verscheen een tweede druk. In 1619 kwam de Maechden-plicht in Amsterdam uit bij Willem Jansz Blaeu onder de titel Monita amoris virginei sive officivm pvellarvm. In 1622 nam Blaeu de Maechdenplicht op als onderdeel van Silenvs Alcibiadis. In 1627 verscheen bij Pieter van Waesberge een grote omwerking van de Maechden-plicht onder de titel Emblemata moralia et economica, opgenomen in een quarto uitgave van Protevs ofte Minne-beelden. De Emblemata moralia is ook opgenomen in de octavo uitgave van Adriaen van de Venne en Joost Ockerszoon van Protevs ofte Minnebeelden uit 1629. Zie voor meer informatie over verschillende drukken van de Maechden-plicht: J. Bos en J.A. Gruys (red.), Cats Catalogus. De werken van Jacob Cats in de Short-Title Catalogue, Netherlands, Den Haag 1996.
voetnoot21
Exemplaren zijn te vinden in de Universiteitsbibliotheek Leiden (1018 h 10, 1018 h 11, 1018 h 12, 1018 h 20), uba (ok 62-9074) en kb (174 g 31). Het zetsel is bij vijf van de zes exemplaren verschillend. Ook de illustraties in de verschillende drukken zijn niet identiek en zij zijn van verschillende koperplaten afgedrukt. De verschillen in de zetsels en de illustraties kunnen erop duiden dat de drukken door verschillende uitgevers op de markt zijn gebracht.
voetnoot22
In de miniformaten ontbreekt een impressum of colofon en de prentjes zijn beduidend minder van kwaliteit dan de prenten in de grotere formaten. Voor meer informatie over het verschijnsel van roofdrukken in de vroegmoderne tijd in de Nederlanden, zie P.G. Hoftijzer, De zeis in andermans koren: Over nadruk in Nederland tijdens de Republiek, Amsterdam 1993.
voetnoot23
Dat de embleemprenten in de Maegden-plicht ofte ampt der ionghvrouwen, in eerbaer liefde, aengewesen door sinne-beelden (uba: ok 62-9074, kb: 174 g 31) identiek zijn aan de illustraties in het Utrechts Zang-Prieeltjen, betekent dat de afdrukken van zowel de embleemprenten als de liedboekillustraties van dezelfde koperplaten zijn gemaakt. De embleemprenten in het liedboekje betreffen wel een latere staat: de platen zijn duidelijk al verder afgesleten en de paginanummers die op de prenten in de roofdruk staan, zijn weggehaald. Lucas de Vries heeft dus nadat de roofdruk op de markt is gebracht de platen met de embleemprenten voor zijn liedboekje opnieuw afgedrukt.
voetnoot24
Zie voor meer informatie over het raadselboekje: J. Becker, Incogniti Scriptoris Nova Poemata: Nieuwe Nederduytsche Gedichten ende Raedtselen, Soest 1972. Becker stelt dat de druk uit 1634 een roofdruk betreft, waarbij de illustraties beduidend minder van kwaliteit zijn. Waarschijnlijk was het Bacchus-prentje vóór 1634 in een niet-overgeleverde officiële druk verschenen.
voetnoot25
Bovendien is in elk van de exemplaren ook nog een prent geplaatst bij een liedje dat in het andere exemplaar niet is geïllustreerd, waardoor in totaal vier van de acht illustraties verschillend zijn.
voetnoot26
In het andere geïllustreerde exemplaar van het Utrechts Zang-Prieeltjen is dit liedje, dat op dezelfde plaats in het boekje staat, niet geïllustreerd.
voetnoot27
Meer informatie over dit liedboek is te vinden in A.A. Keersmaekers, Wandelend in den nieuwen lust-hof: studie over een Amsterdams liedboek 1602-(1604)-1607-(1610), Nijmegen 1985.
voetnoot28
Zie Grootes, ‘Het jeugdig publiek van de “nieuwe liedboeken”’ (n. 1) en A.A. Keersmaekers, ‘Drie Amsterdamse liedboeken 1602-1615: doorbraak van de renaissance’, in: De nieuwe taalgids 74.2 (1981), p. 121-133.
voetnoot29
Kolfin, The young gentry at play (n. 3), p. 196.
voetnoot30
Zie voor enkele voorbeelden van pastorale voorstellingen in vroege liedboeken: E.J. Sluijter, ‘De entree van de amoureuze herdersidylle in Noord-Nederlandse prent- en schilderkunst,’ in: P. van den Brink e.a., Het gedroomde Land: Pastorale schilderkunst in de Gouden Eeuw, Zwolle 1993, p. 45-48.
voetnoot31
In tegenstelling tot de vroege, rijk uitgeruste liedboeken uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw (zie noten 27 en 28) zijn de kleine liedboekjes uit het tweede kwart als subcategorie binnen het corpus van liedboeken nog nauwelijks bestudeerd. Verkruijsse, P.C. Hooft: een toontje lager (n. 2) bevat een bijlage met een overzicht van deze miniformaten. Een groot aantal hiervan behoort strikt genomen niet tot het genre van liedboeken aangezien liedjes in deze boekjes veruit in de minderheid zijn ten opzichte van andersoortige teksten. Bijlage 2 geeft een overzicht van de door mij bestudeerde sedecimo oblong liedboekjes uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw die zich in Nederlandse bibliotheekcollecties bevinden.

voetnoot32
Grootes en Verkruijsse hebben er beiden op gewezen dat deze genres misschien veel nauwer met elkaar verbonden waren voor de zeventiende-eeuwer dan tot nu toe veelal werd gedacht. Zo vraagt Grootes zich af of de ‘nieuwe liedboeken’ vanuit het oogpunt van de doelgroep geïsoleerd kunnen worden van bijvoorbeeld de erotische embleembundels, die zich ook tot de jeugd richten, of zelfs van de gehele verzameling fraaie geïllustreerde boeken uit de betrokken periode, zie Grootes, ‘Het jeugdig publiek van de “nieuwe liedboeken”’ (n. 1), p. 72-88. Vergelijk Verkruijsse, P.C. Hooft: een toontje lager (n. 2), p. 96: ‘Voor een 17e-eeuwer waren embleemboeken en lied- en dichtbundels (al dan niet voorzien van prenten) wellicht meer aan elkaar verwant dan voor de orde in de chaos scheppende literatuur-historici.’
voetnoot33
Zie voor een overzicht van de liefdesembleembundels in de Noordelijke Nederlanden de website van het Emblem Project Utrecht, waarop momenteel 27 liefdesembleembundels digitaal zijn ontsloten: http://emblems.let.uu.nl/.
voetnoot34
Zie voor meer informatie over deze bundel: R. Breugelmans, ‘Quaeris quid sit amor? Ascription, date of publication and printer of the earliest emblem book to be written and published in Dutch’, in: Quaerendo 3 (1973), p. 281-290 en H. de la FontaineVerwey, ‘Willem Jansz en de Nederlandse emblematiek’, in: idem, Uit de wereld van het boek III. In en om de ‘Vergulde Sonnewyser’, Amsterdam 1979, p. 102. Op basis van sterke overeenkomsten qua typografie met Den Nievwen Lvst-hof is de uitgever van het liedboek, Hans Matthijsz, als uitgever van de liefdesembleembundel aangewezen.
voetnoot35
Deze aanduiding voor de nieuwe stroming in embleembundels is gegeven door Porteman. Voor meer informatie over de ontwikkeling van de embleembundel in de Noordelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw, zie K. Porteman, Inleiding tot de Nederlandse emblemataliteratuur, Groningen 1977.
voetnoot36
Silenvs Alcibiadis is de bekendste embleembundel van Cats, die zeer veel drukken in de zeventiende eeuw kende. De bundel is tegenwoordig vooral bekend onder de Nederlandse titel Sinne- en Minnebeelden. Meer informatie over deze bundel is te vinden in: H. Luijten, Jacob Cats. Sinne- en Minnebeelden, Den Haag 1996.
voetnoot37
Net als bij de kleine liedboekjes uit het tweede kwart van de zeventiende eeuw geldt voor de kleine embleembundeltjes dat deze als subcategorie nog nauwelijks zijn bestudeerd.
voetnoot38
Ook deze boekjes zijn als groep nauwelijks bestudeerd. Zie Bijlage 3 voor een overzicht van de door mij bestudeerde embleembundeltjes en aanverwante boekjes in sedecimo oblong.
voetnoot39
De tekst van het raadsel luidt:
 
Onlancx ginc ick na 't velt om 's geest vreucht te vermere
 
Int opgaen vande Son int kriecken vanden dach/
 
Int soetste vande Mey / daer ick een werck aensach/
 
Verwonderings waerdich / van een hupsche maecht hantere
 
Een vantse in het Velt die sy met schone woorden/
 
Soo streeckte / dat sy wat na haer voornemen kreech/
 
En strelend' aen zijn sijd seer sachtlick neder seeth/
 
Tot dat sy hem tot een aengenaem werck bekoorde
 
Een senuachtich ding heeft sy met vreucht gevat/
 
Gestreecken op en neer soo langen tijt / tot dat
 
Sy daer ded' met een greep een seer soet Sap wtlopen:
 
Dit heeft sy in een hol tusschen haer been gedaen/
 
En daer door tenemael contentement ontsaen/
 
Tot dat sy meerder vreucht van hem weer stont te hopen.
voetnoot40
Zie voor meer informatie over dit boekje: Kolfin, The young gentry at play (n. 3), p. 210-203.
voetnoot41
Voor meer informatie over de implicaties van een typografisch genre, zie D.F. McKenzie, Bibliography and the sociology of texts, Cambridge 1999.
voetnoot42
De Wilde heeft ook een relatie gelegd tussen het kleine formaat van liedboekjes en andere genres en heeft zich daar bij de vraag gesteld ‘of de combinatie “klein formaat” (8o, 12o, 16o) en “oblong” als een herkenbaar logo gold voor bepaalde genres die naar functie, prijsklasse of publiek bij elkaar hoorden. Is dit misschien een formeel kenmerk van ontspanningsliteratuur? Of, gezien de vele bronnen die zich expliciet tot de jeugd richten, van jeugdliteratuur avant la lettre?’ De Wilde, Meer dan vorm (n. 2), p. 49-50. De Wilde gaat hierbij niet in op de overeenkomsten in de illustraties in de diverse genres.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken