Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jan Bara]BARA (Jan), trad in de laatste helft der zeventiende eeuw, als Nederduitsch Dichter op, met: Danck-Yver aen den E. Heere, Jacob Cats, zijnde op Sorgh-Vliet, op sijn acht en tseventighste Geboorte-dagh, 10 Nov. 1655. Amst. 1655. 4o. De Godvruchtige Verklikker, met andere dichten. Amst. 1656. 8o. Hel en Hemel, of Zegen en Vloek, Amst. 1658. ook bestaan er van hem vier tooneelstukken, als: De Herstelde Vorst of Gelukkig Ongeluk, Amst. 1650. Galteno en Alimene of Verdoemde Ontrouw, Amst. 1656. Ik kenje niet, klsp. Amst. 1664. Het verslingert Moekroesje, Amst. 1668. welke gezamelijk in 1747 te Amsterdam herdrukt zijn, onder den titel van Tooneelpoëzij. Witsen Geysbeek schijnt hem voor een niets beduidende rijmelaar te houdenGa naar voetnoot(1), doch Huydecoper zag denkelijk zoo laag niet op hem neder, want hij haalt Bara aan in zijne Proeve van Taal- en DichtkundeGa naar voetnoot(2). Om onze lezers zelven over hem te doen oordeelen, zullen wij hier vier regels van hem mededeelen:
Wat doet de wellust niet aan een te dertel mensch. Al heeft hy hier op aerd voorspoedigheyd na wensch, Hoe ken de overdaed 't quaed in sijn oren luijen? 't Syn taije lenden die de weelde kunnen kruijenGa naar voetnoot(3).
Zie, behalve de aangehaalde werken, Catalogus van de Biblioth. der Maats. van Nederl. Letterk., D. I. bl. 241. D. I. b. bl. 53. D. II. bl. 528. |
|