[Izaak Bilderdijk]
BILDERDIJK (Izaak), zoon van Joannes Bilderdijk en Anna Dorothea Ludeke, geboren te Amsterdam in 1720, werd niet voor eenen geleerden stand opgevoed, maar, op de Latijnsche school gezonden, vatte hij eene brandende drift op voor die taal, welke hem zijn geheele leven is bijgebleven, en alle andere indrukken bij hem verdoofde. Ofschoon nog zeer jong onderscheidde hij zich dadelijk door zijne voorderingen, op eene wijze, die een buitengewoon opzien verwekte. Intusschen wilde zijn vader, een eenvoudig vroom man van den ouden tijd, volstrekt niet, dat hij zich daarin volmaken of tot de studiën voorbereiden zou. Diensvolgens werd hij, na de vier eerste klassen, in zeer weinig tijd, te hebben afgeloopen van de Latijnsche school genomen. Door zich thuis te oefenen trachtte hij zich in de taal verder te versterken, en verkreeg, na eenige tijd, de vergunning van zich te Leiden op de geneeskunst toe te leggen. Door zijne geestigheid en levendigheid, gepaard met eene ongemeene vlugheid in het spreken van zeer goed Latijn, verkreeg hij als Student grooten naam van bekwaamheid en kwam in aanzien bij Professoren en Studenten. Bij zijne aanneming als candidaat werd hij toegelaten om met den kap te promoveren, hetgeen in die tijd iets zeer zeldzaams en als eene alles overtreffende onderscheiding bij de geneeskundige faculteit gerekend werd. Hij promoveerde echter slechts openbaar, op de gewone wijze, daar zijne ouders tegen de buitengewone kosten opzagen. Nu vestigde hij zich als Geneesheer in zijne vaderstad, waar hij van velen het vertrouwen genoot, doch door zijne vurige verkleefdheid aan het huis van Oranje, door zijne vrijmoedige gisping van de aristoeratische partij en door de ongegronde gissing dat hij de partij der Doelisten was toegedaan, haalde hij zich niet weinig vijandschap op den hals; hetgeen zijne praktijk zeer deed verminderen. In het jaar 1756 of kort daarna werd hem alzoo door Prinses
Anna, weduwe van den Stadhouder Willem IV het ambt van Opziener over de maniantie van 's lands zegel en collectieve middelen over Amsterdam, Amstel- en Goolland opgedragen, aan welks getrouwe waarneming hij tot in gevorderden ouderdom tijd en krachten besteedde, zonder evenwel de geliefkoosde studie der geneeskunde of de liefhebberij der dichtkunst, die hem eigen was, te laten varen. Als dichter onderscheidde hij zich minder door eene hooge vlugt dan door eene zekere oorspronkelijkheid van geest en eene niet alledaagsche gespierdheid van versbouw.
Er bestaan van hem:
Arria en Paetus, trspl. Amst.
Het valsch vooroordeel, of de Triompherende vrouw blsp. gev. naar le Préjugé à la Mode van Nivelle de la Chaussée, Amst. 1762. 8o.
Tomyris of de dood van Gyrus, trsp. naar het Fransch van Mej. Barbier, Amst 1763. 8o.
Bilderdijk was gehuwd geweest met Sibilla Duyzenddaalders bij wie hij zeven kinderen verwekte, van welke hem drie