[Hieronymus de Blau]
BLAU (Hieronymus de), een kleinzoon van den voorgaande, gehoren in 1681, legde zich, na zich op den Latijnschen school te Kampen te hebben voorbereid, van 1698 te Groningen, onder de leiding van den Hoogleeraar Bertling, op de regtsgeleerdheid toe, bezocht vervolgens de Akademie te Franeker, waar hij de lessen van Zacharias Huber bijwoonde en onder diens voorzitting in 1700 eene Verhandeling over het Testament van Augustus (de Testamento Augusti) verdedigde. In 1701 werd hij bevorderd tot Doctor in de beide regten na de openlijke verdediging van een proefschrift over de Codicillen (de Codicillis). Hij was eerst Monster-Kommissaris van Friesland, vervolgens in 1707 Vroedschap en Burgemeester te Leeuwarden, in 1711 Secretaris van de Provinciale Rekenkamer, en na dit ambt te hebben nedergelegd, in 1731 Vroedschap en Burgemeester der stad Sneek, alwaar hij het volkomen bestier uitoefende, en in die hoedanigheid veelvuldige Provinciale en Generaliteits-Commissiën heeft waargenomen.
Hij overleed te Leeuwarden in 1753, nalatende twee zonen, Quiryn de Blau en Theodorus Brunsveld de Blau, die beide volgen. En eene dochter Margaretha Jakomina de Blau, allen verwekt bij zijne echtgenoote Maria Anna de Brunsveld, die reeds in Januarij 1730 overleden was.
Zie de Chalmot, Biogr. Woordenb. D. III. bl. 133; Boekzaal der geleerde wereld 1815. D. I. bl. 54; de Wall, de Clariss. Fris. Ictis, p. 314.