[Johannes Heyman]
HEYMAN (Johannes), werd in 1667 te Wezel geboren, was van 8 Junij 1700 tot 1706 predikant te Smyrna, vervolgens te Urmond in het hertogdom Limburg. In 1707 gaven curatoren der Leydsche hoogeschool hem hoop tot het hoogleeraarambt in de Oostersche talen en ondersteunden hem, voor den tijd van twee jaren, met eene som van vijf honderd guldens, ter volbrenging van zijn voornemen, om tot zijne verdere oefening in de Perzische en Arabische talen, waarin hij reeds merkelijk bedreven was, eene reis naar het Oosten te doen. In 1709 keerde hij terug en werd toen met het beloofde hoogleeraarambt begiftigd. Hij aanvaardde den 26 Maart 1710 zijn post met eene Oratio de commendando Orientalium Literarum studio. Hij stierf den 7 April 1737. Twintig jaren later gaf zijn neef J.W. Heyman het verhaal zijner reize in 2 deelen in 4o. in het licht. Ongelukkig is de uitgever op den zonderlingen inval gekomen om de reizen van Heyman met die van Egmond van der Nyenburg van 1720-1723 in dezelfde streken gedaan, tot een geheel te versmelten, zoodat men niet weet wat aan dezen, wat aan genen toebehoort. De titel is:
Reizen door een gedeelte van Europa, Klein-Aziën, enz., enz., in den beginne dezer eeuw gedaan door J.A. van Egmond van der Nyenburg en Joh. Heyman, opgemaakt uit beider schriften door J.W. Heyman, Leyden, 1758, 2 deelen, 4o.
In de Effigies bij van der Aa is zijne beeldtenis te vinden.
Zie Saxe, Onom. Liter, P. V. p. 535; te Water, Narratio, p. 203; Siegenbeek, Geschied. der Leydsche Hoogesch, D. I. bl. 256, 257, D. II. bl. 171; Kist en Royaards, Nederl. Archief, D. II. bl. 250, D. VII. bl. 168, 171; Kerk. Archief inzonderheid voor Nederl., D. V. bl. 17, 18, 19, D. IX. bl. 413, 447; Cat. der Bibl. van Nederl. Letterk., D. I. bl. 15, Muller, Cat. van Portrett.