Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

In de woestijn

 
Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing
 
MATTH. 3:4

Wie bij herhaling door de woestijn gereisd is, komt hoe langer hoe meer onder haar vreemde bekoring. Men kan de invloed, welke van de woestijn uitgaat, het best vergelijken met de invloed, welke de zee op vele mensen zo sterk uitoefent. Beide, de woestijn en de zee, geven door haar grootse verschijningsvorm aan de mens het levendige gevoel, dat hij een nietig schepsel is. Temidden van haar grootheid voelt hij zich als een klein element, dat opgenomen wordt in de harmonie der grote elementen. Maar niet alleen maken de zee en de woestijn de mens klein, maar, merkwaardigerwijze, juist in de aanraking met die grootse elementen gaat de mens zich voelen. Het is, alsof hij zich door zijn kleinheid juist van zijn betekenis bewust wordt. Hij voelt, dat hij leeft, een gevoel, dat in de sleur van het bestaan zo gemakkelijk verloren dreigt te gaan. De lokstem van de zee, die ons volk zo goed heeft gekend, wordt geëvenaard door de lokstem van de woestijn. De Oosterling kijkt altijd met een soort bewondering op naar de Bedoeïn, die op zijn kameel de woestijn doortrekt en de woestijnbewoner ziet bijna met verachting neer op de

[pagina 112]
[p. 112]

bewoonde wereld. De woestijn, die oneindige vlakte van golvend zand, heeft duizenden mensen op een mysterieuze wijze aangetrokken. De eerste monniken in de kerkgeschiedenis moet men zoeken in de woestijn. Nu nog zit de woestijn vol met koptische monniken. De Kopten behoorden tot de eerste christenen, die in het jaar vierhonderd een en vijftig zich afscheidden van de Moederkerk. Als men zich in de autobus tussen Caïro en Alexandrië bevindt, kan het gebeuren, dat een haveloze monnik midden in de Sahara om stilstand verzoekt. Hij stijgt dan uit met manden eetwaar en allerlei inkopen. Buiten in het zand wacht hem een muilezeltje. Het is de monnik, die in de stad voor het hele klooster eten en benodigdheden heeft ingeslagen. Even later rijdt hij bepakt en bezakt op zijn ezeltje naar de trillende einder, waarachter ergens in het gloeiende zand zijn klooster ligt. De woestijn trekt degene, die zich te verliezen zoekt om zichzelf te vinden. Christus, alvorens Hij zijn openbare leven begon, trok veertig dagen in de woestijn. Het voorbeeld van alle woestijn-heiligen is wel Johannes de Doper. Hij predikte in de woestijn, die aan de Dode Zee ligt. Hij droeg in die verlatenheid een kleed van kemelshaar. Zijn kleed was dus geweven van het haar van kamelen. Als men het grove, roodbruine haar van een kameel bekijkt, waarmee hij bedekt is, dan kan men zich voorstellen, dat Johannes geen luxueus gewaad droeg. Om zijn lendenen droeg hij een lederen gordel. Over het algemeen droeg men een linnen gordel, een soort sjerp, waarin men van alles bergen kon. De apostelen droegen zo'n gordel en Judas bewaarde in de plooi er van waarschijnlijk de beurs. Lederen gordels droegen alleen de herders. Het voedsel van Johannes bestond uit sprinkhanen en wilde honing. Wilde honing was de honing van wilde bijen, die nestelden in rotsen en spleten. Men at haar zo van de raat. De sprinkhanen vinden wij maar griezelig. Men moet het zich echter niet voorstellen, alsof Johannes uit boetedoening iets walgelijks at, wat geen ander pleegde te eten. In het Oosten eet men

[pagina 113]
[p. 113]

graag sprinkhanen. Als een plaag van deze insecten het land teistert, dan maakt men van de nood een deugd, vangt ze in massa's, droogt ze en maalt ze fijn om er brood van te bakken. Of men zout ze, ontdoet ze van kop, vleugels en poten en eet ze als bij ons garnalen. Men moet ook niet denken, dat ze niet groter zijn dan een Hollandse veldkrekel. Ze zijn bijna een vinger lang. Al at Johannes dan ook niet iets ongewoons, zoals men wel denkt, hij at buitengewoon sober en het blijkt duidelijk uit de beide opgenoemde gerechten, dat hij leefde als de vogelen des velds van wat hij vond.

Wat echter ook duidelijk blijkt, is, dat hij niet in het midden van een echte Sahara leefde, waar blad noch twijg zich vertoont. Sprinkhanen en bijen immers kunnen niet leven zonder groen en bloemen. Maar ook de woestijn heeft haar steppe-achtig randgebied en in zulk een gebied bevond zich Johannes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken