Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De karavanserai

 
Want er was geen plaats voor hen in de herberg
 
LUC. 2:7

Kerstmis is het grootste feest der christenheid. Het is niet alleen het grootste feest, het is ook het intiemste feest. Iedereen verlangt heimelijk in zijn hart dat er die dagen sneeuw mag vallen. Een witte Kerstmis is een Kerstmis, die ons door haar strakke ernst en bittere koude dichter bij het heilige gebeuren brengt. Dik gekleed waden wij dan

[pagina 119]
[p. 119]

's nachts door de sneeuw naar de nachtmis. In het Godshuis is alles licht en muziek en onder doodse stilte vernemen wij hoe de priester van de kansel de woorden uit het Evangelie leest: ‘Er was geen plaats voor hen in de herberg’. Deze woorden hebben mij van kinds af aan het diepst getroffen in het Evangelieverhaal. Want ook een kind valt de tegenstelling op tussen deze bittere zinsnede en de warmte van de kerk, het vele licht en de innige vrede op de gezichten der mensen. Thuis gekomen wordt men geheel opgenomen in die sfeer van zaligheid en huiselijkheid, welke er rond het kerstkribbetje heerst. De kaarsen werpen haar gouden licht op het stalletje met zijn dak van stro, het kindje ligt met wijd uitgespreide armpjes in de kribbe en de beeldjes van Maria en Josef, de os en de ezel staan er naast in volmaakte rust en tederheid. Op het strooien dak ligt watten-sneeuw en ook aan draadjes hangen watten, want toen Jezus werd geboren sneeuwde het voor onze verbeelding. Later, wanneer men Kerstmis viert in het Oosten, waar geen kerststalletjes zijn, maar waar men zich daarentegen bevindt in de streken waar dit heilig gebeuren plaats vond, probeert men het Evangelieverhaal te toetsen aan het landschap, het weer en de nog altijd levende gebruiken. Wat gebeurde er in de dagen van Kerstmis? De almachtige keizer Augustus had een decreet uitgevaardigd, waarin verordend werd dat de hele wereld, dit wil zeggen dat deel van de wereld dat onder Romeinse heerschappij stond, geteld moest worden. Men kan zijn maatregel het best vergelijken met die der Duitsers tijdens de bezetting van Europa. Een ieder moest zich bij de burgerlijke stand zo uitvoerig mogelijk laten inschrijven. Niet alleen zijn naam en de naam van zijn ouders werden genoteerd, maar ook zijn bijzondere kentekenen, de grootte van zijn veestapel en de uitgestrektheid van zijn akkers. Dit weten wij uit formulieren, die ons uit die tijd overgebleven zijn. Deze gedwongen inschrijving in de burgerlijke stand gold niet alleen voor mannen, doch ook voor vrouwen. Nu

[pagina 120]
[p. 120]

was de maatregel zo, dat eenieder naar zijn eigen stad moest, dit wil zeggen naar de plaats waar de voorouders gewoond hadden en waar dus het geslacht vandaan kwam. Maria en Josef moesten daarom van Nazareth naar Bethlehem trekken. Wanneer men het kaartje van het Heilige Land beziet, bemerkt men, dat dit een zware reis was. Uit het Nieuwe Testament blijkt genoegzaam, dat Josef geen welgesteld man was. Anders had hij bij de besnijding van Jezus een lam en een duif naar de tempel moeten brengen. Maar Josef zal ongetwijfeld een ezel op stal gehad hebben; zonder dat is het welhaast ondenkbaar, dat Maria de lange tocht had kunnen afleggen. Hij zelf zal dan de tocht te voet hebben afgelegd achter de ezel. Een dergelijk tafereel ziet men nog dagelijks in het Oosten, maar niet zelden zit de man op de ezel en loopt de vrouw er achter. De reis zal ongeveer een week geduurd hebben, in vermoeiende dagmarsen. En het probleem van de herberg deed zich zeker niet voor het eerst voor in Bethlehem, want in die dagen zal er vanwege de volkstelling wel in meer plaatsen een grote volkstoeloop geweest zijn. Maria en Josef kwamen dus uitgeput in Bethlehem aan met het doel zich te laten inschrijven in de burgerlijke stand. Wie de Oosterse bureaucratie kent weet, dat dat de nodige voeten in de aarde gehad moet hebben. Dat is nog heel iets anders dan de Westerse burgerlijke stand. Komen, terugkomen en papieren zoek tot in het oneindige. En door al deze menselijke ellende heen vindt de geboorte van Christus plaats. Het Evangelie zwijgt over al deze moeilijkheden, maar één moeilijkheid vermeldt het duidelijk: ‘Er was geen plaats voor hen in de herberg’. Hoe zag zulk een herberg er uit? Nog heden ten dage ziet men in oude Oosterse stadswijken de karavanserai's. De karavaanwegen zijn sinds lang gemoderniseerd in autowegen en ook de karavanserai heeft haar oorspronkelijke bestemming van herberg verloren en is woonhuis en opslagplaats geworden. Rond de vier zijden van een open binnenplein is de herberg

[pagina 121]
[p. 121]

opgetrokken. Het huizenkwadraat van leem is meestal twee verdiepingen hoog. Het geheel is het best te vergelijken met een middeleeuwse kloosterhof. Langs een trap bereikt men de eerste verdieping, waar de kamers der gasten gelegen zijn, die men zich niet anders moet voorstellen dan als ledige lemen vertrekken. De benedenvertrekken, die gelijkvloers liggen, worden gebruikt om de kamelen, paarden en ezels te stallen. In zulk een herberg zullen Maria en Josef om onderdak gevraagd hebben. Doch er was geen plaats meer. Alle kamers waren bezet. Maar de tijd drong. Hebben zij toen misschien gevraagd of zij dan maar bij de dieren, die beneden gestald waren, hun toevlucht mochten zoeken? Een dergelijke gang van zaken is niet uitgesloten. De knechten van de karavaanreizigers sliepen immers ook beneden bij de dieren op stal. Maar er staat, dat er bij Jezus' geboorte een os en een ezel aanwezig waren. Dat wijst naar een ander soort stal dan die van de karavanserai. Bovendien zegt het Evangelie te uitdrukkelijk, dat er voor hen geen plaats in de herberg was, dus ligt het niet voor de hand het kerstgebeuren in de stallen van de karavanserai te zoeken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken