Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 174]
[p. 174]

Bedelaars

 
‘Ik zou graag willen zien’
 
MARC. 10:51

Bij ons is een bedelaar een witte raaf. En die witte raaf handelt dan nog in veters, garen en band, zodat men hem niet eens helemaal een bedelaar noemen kan. Het Oosten daarentegen wemelt van de bedelaars. Zij staan aan de portalen van de kerken en moskeeën, op de hoeken van straten en zij defileren in eindeloze stoeten langs de caféterrasjes. Vooral in grote Oosterse steden, waar veel vreemdelingen vertoeven, vormen de bedelaars een ware plaag. Zij werken dikwijls zoals dieven in groepsverband. Men wordt bij voorbeeld midden in de straat omringd door een schare bedelkinderen en zo dicht ingesloten, dat men geen voet meer verzetten kan. Probeert men zich dan toch door deze opdringende schare heen te worstelen en maakt daarbij een ongeduldig gebaar, dan verschijnt er plotseling uit een portiek of hoek een zwaargebouwd man, die dit ongeduldige gebaar op dreigende toon uitlegt als een klap. Het is de handlanger der kinderen. Hij gromt u toe, dat hij de mensenmenigte tegen u in het harnas zal jagen, door luidop te roepen, dat gij een van deze kleinen geslagen hebt, indien ge niet terstond een aalmoes geeft. Er zit dan weinig anders op, dan de gedwongen aalmoes te geven, wilt ge niet in onvoorziene moeilijkheden geraken.

Deze ontelbare bedelaars van de grootstad vormen een geheimzinnige gemeenschap met een eigen leiding en een eigen werkverdeling. Een werkterrein in een druk bezochte straat moet een bedelaar kopen van het syndicaat. Een zeker percentage van wat hij ophaalt moet hij des avonds afdragen. En hij behoeft er niet aan te denken de leiding te bedriegen, want hij wordt zorgvuldig nagegaan. Het bedelaarssyndicaat heeft zijn eigen spionnen en controleurs. Bedelvrouwen kunnen er een kind huren, dat zij doen

[pagina 175]
[p. 175]

doorgaan voor hun eigen kind. Met afgrijzen ziet men soms toe, hoe zulk een bedelaarsvrouw uit het donker van de nacht op u toetreedt, een doek openslaat en een slapend of ziek wicht toont.

Het syndicaat neemt echter niet alleen zijn percentage van de bedelaars, het leert hun in ruil daarvoor het vak en geeft hun een standplaats. Maar het is vooral de psychologie van het vak die hun bijgebracht wordt. Het op alle toonaarden van het gevoel spelen, waardoor de vreemdeling zo onder de indruk komt, dat hij geeft. En baat dat niet, dan is er de taktiek van het eindeloze aanhouden en lastig vallen, zodat men ten slotte geeft om van de ellende af te zijn.

Dit gemoderniseerde soort bedelarij komt echter alleen voor in de grootsteden, wier centra een Westers aanzien gekregen hebben. In het werkelijke Oosten, in de steden zowel als op het platteland, is de bedelaar een sympathieke verschijning, die allerminst met verachting door de bevolking behandeld wordt. Want in de mohammedaanse wereld is het geven van aalmoezen een der strengste geboden. In ruil voor de aalmoes bidt de bedelaar voor de gever. Hij doet eigenlijk de ganse dag niets anders dan bidden en koranteksten opzeggen. Hij zit aan de ingang van een moskee, wringt zich in bochten, strekt zijn armen uit naar de voorbijgangers en roept: ‘O God, een arme! Geeft iets ter ere van God!’ Werpt gij hem dan een geldstuk toe, dan stort hij een eindeloze reeks zegenspreuken uit over uw hoofd: ‘God zegene u. God late u leven, Hij vermeerdere het aantal uwer kinderen, Hij schenke u een groot fortuin en Hij make u tot prins!’ Wordt het geldstuk hem toegeworpen door een vrouw, dan roept hij: ‘God make u tot prinses!’ En heeft hij dit alles en nog veel meer gezegd, dan begint hij het geldstuk hartstochtelijk te zoenen.

Dit soort sympathieke bedelaar is de werkelijke Oosterse bedelaar. De grootstadsbedelaar is een brutaal exces, maar de echte volksbedelaar is een kind Gods en wordt zo door

[pagina 176]
[p. 176]

het volk ook beschouwd. Het is het type bedelaar, dat wij in het Nieuwe Testament ook ontmoeten. Meestal is hij blind. Oogziekten en blindheid zijn de grote kwalen van het Oosten. Het aantal blinden in het Oosten is percentsgewijze meer dan honderd keer zo groot als het aantal blinden in ons land. Het felle, kwetsende zonlicht, de droogte, het stof en de millioenen vliegen veroorzaken licht een oogkwaal. Er zijn dan ook weinig Oosterlingen die niet met een oogkwaal rondlopen. Het is daarom ook niet te verwonderen, dat Jezus onder zijn wonderbare genezingen zoveel blinden geneest. Zoals de blinde te Betsaïda. Na hem de oogleden met speeksel bevochtigd te hebben, vraagt Jezus hem of hij iets ziet. ‘Ik zie de mensen’, zegt de blinde, ‘ik zie hen als wandelende bomen’. Waarmee de man duidelijk uitdrukt, dat hij nog maar flauw kan zien. Maar dan legt Jezus hem nogmaals de handen op en van dat moment af ziet hij klaar en duidelijk. Een echte Oosterse blinde bedelaar is de blinde die Bartimeus heet. Hij zit langs de weg naar Betsaïda, waar Jezus voorbijgaat en wordt door de Zaligmaker als zoveel andere blinden genezen. ‘En zij kwamen naar Jericho. En toen Hij met zijn discipelen uit Jericho wegging, zat de zoon van Timeus, Bartimeus, een blinde bedelaar, langs de weg. Toen deze hoorde dat het Jezus van Nazareth was, begon hij luid te roepen: “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” Velen riepen dreigend tegen hem, dat hij stil moest zijn. Maar hij riep des te luider: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” Toen bleef Jezus staan en zeide: “Roept hem hier!” Zo riepen zij dan de blinde en zeiden tegen hem: “Heb goede moed, sta op. Hij roept je”. Toen wierp hij zijn mantel af, sprong op en kwam naar Jezus. Deze sprak hem aan en zeide: “Wat wens je van Mij?” De blinde antwoordde: “Lieve Meester, ik zou graag willen zien”. Jezus zeide tot hem: “Ga heen. Je geloof heeft je genezen”. Toen kon hij terstond zien en sloot zich bij Jezus aan op de weg.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken