Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De wijngaard

 
Ik ben de ware wijnstok
 
JOH. 15:1

In het boek Genesis lezen wij hoe er geschreven staat: ‘Noach begon een landman te worden en plantte een wijngaard’. Met deze eenvoudige regel is een der belangrijkste phasen in de geschiedenis der mensheid gekarakteriseerd. De mens, die een zwervende nomade was, die leefde van een in het wild opgeschoten gerstehalm en een wilde vrucht, gaat begrijpen, dat hij deze noodzakelijke producten kan cultiveren. Van de wilde korenaar maakt hij met veel inspanning een korenakker, van de in het wild gevonden druif een wijngaard. Dit ontstaan van de bodemcultuur is tevens de grondslag van alle cultuur. Want was de nomademens niet veel meer dan een dier, de ganse dag op zoek naar wat voedsel, de akkerman zet zich neer, hij kan voorraad maken en daardoor vrije tijd, en dank zij hem ontstaan langzamerhand steden en dorpen, wier bevolking leven kan omdat hij de ruwe producten der aarde gecultiveerd heeft.

De bodemcultuur komt uit het Oosten. Noach beschouwen wij als de vader van de wijn. Maar niet alleen de

[pagina 183]
[p. 183]

druif komt uit het Oosten, ook de perzikboom en de appelaar in onze fruittuin, de rozen in de rozentuin hebben een moeizame weg van het Oosten naar het Westen afgelegd. De Romeinen hebben al deze producten van het ene deel van hun geweldig wereldrijk naar het andere deel overgebracht en wij hebben zeker zoveel aan hen te danken wat onze bodemcultuur betreft als wat onze geestescultuur betreft.

Noach's wijngaard uit het boek Genesis heeft zich snel vermenigvuldigd. In de Romeinse tijd waren de Oosterse wijnen beroemd. Egypte was niet alleen een korenschuur voor Rome, maar ook een wijnkelder. Maar sindsdien is er veel veranderd. Nadat het Oosten geheel tot de Islam was overgegaan is de wijngaard met wortel en tak uitgeroeid. De Koran verbood haar gelovigen het gebruik van wijn. Eerst in de hemel zou de gelovige mohammedaan weer wijn mogen drinken. In het hedendaagse Egypte ziet men dan ook nauwelijks nog ergens een wijngaard. In de tijd dat Jezus predikend rondging was dat geheel anders. Het Heilige Land was bezaaid met wijngaarden. Meestal waren deze wijngaarden aangelegd tegen berghellingen. Ze werden beschermd door een ruwe stenen muur en waren vaak voorzien van een wachttoren. Jezus spreekt herhaaldelijk in zijn parabelen over zulk een wijngaard, bij voorbeeld in de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, waarin verteld wordt hoe de arbeiders, die te elfder ure aangenomen zijn, hetzelfde loon ontvangen als degenen, die de hitte en de last van de ganse dag gedragen hebben.

Een andere bekende gelijkenis is die van de heer, die zijn wijngaard verhuurt. Als hij dan eindelijk zijn zoon zendt om de vruchten in ontvangst te nemen, stenigen en doden de landlieden hem. Jezus profeteert hier aan de schare, hoe Hij als Zoon van God door zijn eigen volk ter dood gebracht zal worden.

Maar meer nog dan aan de wijngaard ontleent Jezus zijn innigste beelden en vergelijkingen aan de wijnstok zelf.

[pagina 184]
[p. 184]

‘Ik ben de ware wijnstok’, zegt Hij tot zijn leerlingen. ‘en mijn Vader is de wijngaardenier. Iedere rank aan Mij, die geen vrucht draagt, verwijdert Hij. En iedere rank, die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat deze nog meer vrucht voortbrenge. Zoals de rank geen vrucht kan voortbrengen van zichzelf, wanneer hij niet met de wijnstok verbonden blijft, zo kunt ook gij het niet, als gij niet met Mij verbonden blijft.’ Telkens weer leest men in het Nieuwe Testament hoe Jezus in zijn meest intieme vergelijkingen het beeld van de wijnstok gebruikt. Het eerste wonder, dat Hij op de aarde verricht, is door water in wijn te veranderen op de bruiloft van Cana. En het grootste wonder verricht Hij door bij het Laatste Avondmaal de wijn in zijn eigen Bloed te veranderen. De wijn, waarmee wij telkens in het Oude en Nieuwe Testament kennis maken, verschilt totaal van de wijn in de Hollandse wijnhandel. Deze laatste is een zeer gecultiveerd product met een hoog alcoholgehalte. Maar de wijn, waarvan in de Bijbel sprake is, is eenvoudige landwijn met een gering alcoholgehalte. Deze werd bij het drinken nog meestal met water vermengd ook.

Dat een te grote hoeveelheid landwijn overigens ook tot dronkenschap kan leiden, blijkt al dadelijk uit Noach's geschiedenis. En als de apostelen op de Pinksterdag vervuld raken van de Heilige Geest, roepen enige spotters onder het publiek uit: ‘Zij zijn vol zoete wijn’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken