Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De reis van Sinte Brandaan (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van De reis van Sinte Brandaan
Afbeelding van De reis van Sinte BrandaanToon afbeelding van titelpagina van De reis van Sinte Brandaan

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.85 MB)

Scans (16.17 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Editeur

Maartje Draak



Genre

poëzie

Subgenre

reisverhalen
heiligenleven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De reis van Sinte Brandaan

(1949)–Bertus Aafjes, Anoniem Brandane, De reis van Sinte–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]

Bij wijze van Inleiding

Misschien vergaat het de lezer van deze middeleeuwse Brandaantekst bij eerste lezing - en een eerste lezing van poëzie is altijd een oppervlakkige - zoals het mij verging: hij raakt bijna bedwelmd en in een halfslaap door de Gregoriaanse monotonie der versregels. Acht eeuwen van vooruitgang in de beschaving ontlokken hem telkens weer een glimlach over zoveel halsstarrige eenvoud en simpelheid van gedachtengang. Sinte Brandaan verschijnt hem als een heilige die nimmer uit de plooi geraakt en die lijkt op een dier vele gestileerde houten beelden uit de vroege middeleeuwen van een zijner meer bekende hemelgenoten.

Maar dan, bij een tweede of derde lezing van de tekst, kan het de lezer gebeuren dat hij ineens door het kreupelhout van de regels heen dringt en zich midden op het plein van een abdij bevindt, waar hij tot eigen pure verwondering het habijt van een monnik aan zich ontdekt - want de atavistische monnik, die op de bodem van ons aller cultuurcentrum sluimert, ontwaakte plotseling in hem onder de bezwering van de verzen. Dan eerst herkent hij Sinte Brandaan zoals hij is: als iemand die eenmaal, in andere tijden, onze geestverwant zou zijn geweest. Dan ook verdwijnt die accidentele humor, welke door acht eeuwen vooruitgang onvrijwillig aan de tekst wordt opgedrongen en zij maakt plaats voor een diepe ernst, waar een zachter en warmer humor soms als liefelijk avondrood doorheen breekt.

Eerst wanneer de verkapte monnik in ons mede zee gekozen heeft, ontdekken wij op de duur van de lange reis door het dagelijkse verkeer met Sinte Brandaan, welke trekken ons eigenlijk van den beginne af aan zijn geest verwant deden zijn en in hoeverre wij van hem vervreemdden. Wij moeten daarvoor Brandaan zien weg te denken uit de middeleeuwse situatie waarin hij verkeert en die hem, met een voor

[pagina 8]
[p. 8]

ons onbegrijpelijk geworden casuïstiek, doet reageren op problemen, die al even onbegrijpelijk voor ons geworden zijn.

Maar zijn wij zover, dat wij ons niet meer uitsluitend vermaken met het komische element dat zijn confrontatie met een voor ons onbegrijpelijk geworden werkelijkheid ons baart en zien wij hem vanuit de integriteit van zijn handelen alleen, dan verschijnt hij ons als de figuur van de grote Onbesprokene. Brandaan is de onomkoopbare in ons, de onkreukbare en bovenal de strikt rechtvaardige. Wij leven nog altijd op een traditie van eer, die men Brandaanse eer zou kunnen noemen en zijn gevoel voor strikte rechtvaardigheid is ook nog altijd het onze, al mag het door de eeuwen heen veel aan doortastendheid ingeboet hebben. Want Brandaan was onkreukbaar tot en met zijn hoed.

Welbeschouwd was hij de ware mensenvriend van het gezonde verstand. Sindsdien hebben wij Don Quichotte leren kennen: de ware mensenvriend van het ongezonde verstand, en Dickens: de ware mensenvriend van het warme hart, en deze beiden hebben die traditionele elementen in ons handelen gebracht, die ons zo vaak weerhouden de consequenties te trekken uit onze zin voor rechtvaardigheid. Brandaan daarentegen laat zich nergens verleiden door een vals gevoel van mededogen en hij is altijd bereid de rotte appel uit de mand van de mensengemeenschap te werpen. Al gaat iets hem nog zo aan het hart, kwaad blijft kwaad en onrecht onrecht: daarop bestaat pardon noch verhaal. Hij heeft ook uitsluitend met de mens te maken, terwijl wij al sinds ettelijke eeuwen te kampen hebben met een windmolen, die mensheid heet. Voor Brandaan bestond het vage begrip mensheid niet of het moest een quantum telbare en bereikbare individuen zijn, gelijk erwten in een zak. Zijn mensenliefde berustte op liefde tot de persoonlijkheid. Het is onze tragiek geworden dat wij door de uitbreiding van de wereld het tellen verleerd hebben en dat wij daardoor onze liefde tot de mens aan een hersenschim

[pagina 9]
[p. 9]

dreigen te verspillen. Mensheid - wat is dit begrip op heden anders dan: alle mensen samen min ieder mens afzonderlijk? En is de mensheid als verschijnsel soms iets anders dan een gruwelijk phenomeen dat op gezette tijden met millioenen vuisten kan gaan beuken, zonder dat er één voor ons telbaar individu met hoofd en hart bij is? Terwijl wij redeneren, met voorbijgaan van ieder mens afzonderlijk, uit een luchtledig dat mensheid heet, redeneerde Brandaan juist andersom vanuit de afzonderlijke mens. De gemeenschap was voor hem slechts zichtbaar door het individu heen en slechts uit het individu sproot zegen of onheil voor de gemeenschap voort. En omdat ieder met ieder verband houdt en de geringste corruptie op den duur een catastrophe kan bewerken, is het niet te verwonderen dat Brandaan strikt rechtvaardig en onvermurwbaar is, waar het het elimineren van het negatieve element betreft. Hij verwerpt even persoonlijk als hij persoonlijk bemint. En is er een andere weg om de persoonlijke waardigheid te redden? Van Brandaan kan men opnieuw leren dat het beter is de mens tot goede buur te hebben dan de vage mensheid tot verre vriend.

Hebt ge Brandaan als zulk een ernstig man leren kennen, dan schiet er nog genoeg tijd over om u op reis in zijn gezelschap te vermaken en u aan vele wonderlijke en schone dingen te vergapen. Gij zult zeker mee schaterlachen met de heilige om de confuusheid van de monnik die de teugel stal, want een schaterlach is het enige consequente antwoord op zijn verbouwereerdheid. En gij zult in stijgende bewondering staan voor de muur waarop de dieren als levend zijn afgebeeld. Prachtig van middeleeuwse reactie zijn de versregels die dit beschrijven: het is of de bronzen deur van het Florentijnse Baptisterium aan het kwinkeleren slaat. Alles beweegt, rept zich, ageert en - mirabile dictu - men vergisse zich niet: het is toch slechts als leefde het. Het middeleeuwse gezelschap, waarin wij hier verkeren, wist op den duur niet langer weg

[pagina 10]
[p. 10]

met de metaphoor en liet haar maar springlevend haar eigen gang gaan.

Ten slotte moet mij nog de prettige plicht van het hart de dichter M. Nijhoff te bedanken. Hij bracht mij in kennis met de Sinte Brandaan en ried mij aan de reis te herdichten in hedendaagse verzen. Toen ik daar in het begin weinig kans toe zag, toonde hij mij aan, dat het toch niet zo onoverkomelijk was als ik meende, door de eerste twintig regels voor de vuist weg te vertalen. Zij werden wel niet genoteerd, maar ik had op slag de overtuiging dat het kon. En ten overvloede heeft hij, toen het manuscript klaar was, talloze dode plekken aangewezen en deze meermaals eigenhandig veranderd. Het spreekt vanzelf dat de lezer, die zich geroepen voelt deze regels op te sporen, zoeken moet naar de beste.

Ook dank aan mej. dr M. Draak die door haar aanwijzingen zorgdroeg dat de vertaling, zoveel als mogelijk was, de middeleeuwse tekst op de voet volgde.

Dank ook aan de heer Meulenhoff die door deze uitgave een mogelijkheid schiep om het dichterschap weer als edel handwerk te beoefenen. En dank ten slotte aan de wilde rozelaartjes, waaronder ik in de Augustusmaand van '43 iedere warme zomerdag weer opnieuw een honderdtal regels Brandaan herdichtte en die niet nalieten het jaar daarna, toen ik aan de laatste versie werkte, wederom te bloeien en bij tijd en wijle een rozeblaadje op het papier neer te doen dwarrelen, als kwam het uit het land dat in de Brandaan Multum bona terra genoemd wordt.

 

Terband, 2 Juli 1944

B.A.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken