Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De sneeuw van weleer. Jeugdherinneringen (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van De sneeuw van weleer. Jeugdherinneringen
Afbeelding van De sneeuw van weleer. JeugdherinneringenToon afbeelding van titelpagina van De sneeuw van weleer. Jeugdherinneringen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De sneeuw van weleer. Jeugdherinneringen

(1987)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 151]
[p. 151]

Nawoord

nu ik dit neerschrijf ben ik reeds in de zeventig. Meer dan zevenmaal tien jaar heb ik geleefd. Zou ik mij kunnen delen in tien, zouden al deze opgesplitste delen als persoonlijkheden met elkaar aan tafel gaan zitten, dan zou het een gemêleerd gezelschap zijn, wonderlijker nog dan Sneeuwwitje en haar zeven dwergen. Ik aan het hoofd. En dan achtereenvolgens de boreling, de jongen van tien, de jongeman van twintig, de man van dertig, tot de man van zeventig toe. De spraakverwarring zou Babels zijn.

En toch beziet en voelt men zichzelf als een gecontinueerd wezen, dat weliswaar nuances heeft gekend, maar dat in grote lijnen zichzelf gebleven is.

Niets lijkt mij minder waar. Wat zou een kind dat zojuist zijn eerste communie heeft gedaan, te zeggen hebben aan de jongeman, die, na Nietzsche gelezen te hebben, zegt dat God dood is?

Hoe zou de ongelovige zeventigjarige kunnen converseren met de seminarist, die onvoorwaardelijk vasthoudt aan het ene ware geloof?

 

Wanneer men zijn jeugdherinneringen schrijft en daarbij terugkijkt op zijn katholieke jeugd en ontwikkelingsgang, dan is het de niet-gelovige schier onmogelijk de eens gelovige in hem tot zijn recht te laten komen.

Door het kritische oog der latere jaren bezien wordt het geloof van de jeugd van zijn charme ontdaan en ontluisterd. Onmogelijk is het het geloof der vaderen te zien en te beleven zoals het eens gezien en beleefd werd. Het denkvermogen en het gevoelsvermogen van een katholiek zijn, zoals een beeld

[pagina 152]
[p. 152]

wordt afgegoten naar zijn mal, al vanaf de aanvang bepaald. Zoals men bepaald wordt door milieu en huidskleur, ras en land van herkomst, zo wordt men van de aanvang af bepaald door het geloof waarin men wordt opgevoed.

Men leert rooms denken en rooms voelen. En als men niet langer rooms denkt en voelt, dan zal de mal toch steeds nog de duidelijke trekken van het oorspronkelijke roomse gevoels- en gedachtenleven vertonen.

 

Toen ik besloot mijn jeugdherinneringen te schrijven, had ik er geen flauw idee van welke geest ik uit het verleden opriep. Ik ging uit van de gedachte dat het schrijven van jeugdherinneringen waardevol is, omdat het van belang is zaken vast te leggen die anders misschien onherroepelijk voor het nageslacht verloren zouden gaan. In een halve eeuw verandert de menselijke samenleving grondig. In de laatste halve eeuw veranderde zij misschien grondiger dan ooit.

Veel van die veranderingen ontgaan ons wanneer we er niet op gewezen worden. Toch schrijft men geen jeugdherinneringen om de culturele of maatschappelijke veranderingen die in een halve eeuw plaatsvonden, onder de aandacht van de lezer te brengen.

Jeugdherinneringen - dacht ik eerst - zijn zorgeloze notities over een tijd, die zoveel romantischer was dan de tegenwoordige. Hoeveel warmer waren in onze jeugd de zomers, hoeveel kouder de winters. Hoeveel hoger groeide het zomergras. Hoeveel smettelozer viel de sneeuw.

Het schrijven van jeugdherinneringen - dacht ik ook - is het zichtbaar maken van een andere tijd, met zacht kleurkrijt.

In mijn jeugd was Amsterdam nog de stad van Breitner. Hoe stil lag Holland nog achter de duinen, het lag er stil als in Gorters Mei. Het leek mij aardig dit te portretteren. Het leek mij voor de schrijver een romantische bezigheid.

Ik vergiste mij. Jeugdherinneringen zijn allerminst zorgeloze notities over zorgeloze tijden. Wanneer de pen wat dieper

[pagina 153]
[p. 153]

graaft, komt snel iets anders aan het licht. In de eerste vijfentwintig jaar van een mensenleven vindt een stormachtige evolutie plaats, die de verdere levensloop bepaalt.

Het zijn niet het hoge gras, het stille land, de smetteloze sneeuw, die het beeld van onze jeugd bepalen. Het is veel meer de schokkende wijze waarop de mens kennis maakt met het leven. Neemt hij kennis van het leven door de rede? Of neemt hij kennis van het leven door het geloof?

 

Toen ik eenmaal mijn jeugdherinneringen noteerde, werd het mij snel duidelijk dat geheel mijn jeugd in het teken van het katholieke geloof stond. Dat het katholieke geloof op onverbiddelijke wijze de dictatuur had uitgeoefend over al mijn vroegere doen en laten en dat mijner ouders. Het bracht ons in de meest absurde en pijnlijke situaties, die ik niet voor mogelijk gehouden zou hebben, had ik ze niet - als een archeoloog met de pen - opgegraven uit het verleden. Alle reden om dit katholieke geloof, dat ik vijfentwintig jaar lang volledig was toegedaan, af te vallen en grondig te kritiseren.

Ditzelfde katholieke geloof echter moet ik dankbaar zijn om het kind en de jongeling die ik was: zij waren beiden katholiek. Aan het feit dat ik katholiek was heb ik te danken dat ik studeerde en een katholieke opleiding genoot. Mijn hele culturele bagage is van katholieken huize.

 

Delvende in het verleden kwam ik voor een volkomen raadsel te staan. Het raadsel van het geloof. De kracht die, tegen de stem van de menselijke rede in, een mens dingen laat denken en doen die geheel met deze menselijke rede in tegenspraak zijn.

Twee levens heb ik geleefd.

Het leven van een gelovig mens.

Het leven van een ongelovige.

De meest verbijsterende evolutie die een mens kan doormaken is dat hij van gelovig ongelovig wordt. Dat hij een gans

[pagina 154]
[p. 154]

heelal van toekomstverwachtingen in moet ruilen voor de schrale bete broods van het menselijke intellect. Dat hij zijn niet te stillen eeuwigheidshonger bevredigen moet met de droge kruimels van de wetenschap. Zo hem dit lukt.

Zoals Nietzsche zegt:

 
Denn alle Lust will Ewigkeit,
 
Will tiefe, tiefe Ewigkeit.

Swolgen 1976-1986


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken