Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoe Fred aviateur werd (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoe Fred aviateur werd
Afbeelding van Hoe Fred aviateur werdToon afbeelding van titelpagina van Hoe Fred aviateur werd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.19 MB)

Scans (31.58 MB)

ebook (5.52 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Lutz



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoe Fred aviateur werd

(1931)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 204]
[p. 204]

Zeventiende hoofdstuk.
Fred doet twee belangrijke ontdekkingen.

Het was den chef van de machine-werkplaats al spoedig gebleken, dat de twee jonge mecaniciens uit Holland bijzonder goed op de hoogte waren met de constructie van motoren. Zij hadden een speciale liefhebberij in het experimenteeren met nieuwe modellen en trachtten voortdurend verbeteringen aan te brengen. In de vierde week sinds hun aankomst deed Fred zijn eerste belangrijke ontdekking. Hij had in het laboratorium proeven genomen met een mengsel van benzine, petroleum en alcohol en na tallooze proefnemingen was hij erin geslaagd een verhouding te krijgen, die het aantal paardekrachten van een bepaalden motor bijna verdubbelde.

Teneinde deze nieuw-uitgevonden brandstof goed tot zijn recht te laten komen, was het noodig geweest, een kleine verandering in de constructie van de Pears' motor aan te brengen. De jongens hadden deze ontdekking strikt geheim gehouden en zelfs Mr. Spears was er tot nog toe niets van gewaar geworden.

In de nabijheid van het vliegterrein was de

[pagina 205]
[p. 205]

Long Island Bay, die in den Atlantischen Oceaan uitliep. Verscheidene van de geëmployeerden hielden er kleine motorbootjes en zeiljachtjes op na en al die scheepjes lagen rustig in de baai te dobberen. Nu had Fred kans gehad om een van die kleine motorbootjes over te nemen van een man, die het zelden gebruikte.

‘Waarom heb je dat nu gedaan?’ vroeg Bram, niet begrijpend, wat Fred in den zin had.

‘Daar heb ik mijn redenen voor,’ zei Fred geheimzinnig. ‘Weet je wat, Bram? Ik zal het je vertellen, maar het moet voorloopig een geheim tusschen ons blijven.’

‘All right,’ zei Bram, ‘voor den dag ermee!’

‘Welnu Bram, ik ga dat kleine motortje uit die boot nemen en er een nieuwe, verbeterde inzetten. Dan vullen wij den tank met onze nieuwe benzine en zullen eens zien, welk een snelheid wij bereiken.’

‘Maar kerel, die motoren zijn voor vliegmachines, en veel te zwaar voor zoo'n bootje.’

‘Natuurlijk. Maar ik ga er een kleiner model voor maken en nu heb ik zoo gerekend: als ik met die verbeterde motor een bijzonder groote snelheid kan bereiken in het water, dan kunnen we zeker in de lucht een nog veel grooter snelheid verkrijgen.’

‘Dat is zoo. Ik ben echter benieuwd om je resultaat te zien.’

Bram zag het resultaat eenigen tijd later. Fred had het bootje van het nieuwe model motor voorzien en den tank gevuld met de nieuw uitgevonden benzine. Hij zou nu de eerste proefneming doen.

Verschillende andere geëmployeerden, die weinig

[pagina 206]
[p. 206]

aandacht hadden geschonken aan Fred's gescharrel met de motorboot, kwamen nu toch eens kijken, want ze hadden gehoord, dat de jongen een paar verbeteringen had aangebracht, waarvan ze den uitslag wel eens zouden willen zien.

Het was Zaterdagmiddag en het werk lag grootendeels stil.

Fred was bezig in de boot met het regelen van den gastoevoer, waarmee hij wat moeite scheen te hebben.

Er waren natuurlijk een paar grappenmakers onder de toeschouwers, die allerlei spottende opmerkingen maakten.

‘Hee, Fred, span er liever een paard voor!’

‘Wat heb je in je tank, jongen? Haarolie?’

‘Vergeet je reddingsboei niet, Fred.’

Maar Fred stoorde zich niet aan al dat geklets, hij repareerde den koperdraad, die de magneten verbond, zette het contact aan en opeens begon de motor te sputteren en te gonzen met een oorverdoovend lawaai. Ten slotte pakte ze en deed den schroef met een enorme kracht in het water rondslaan. Toen haalde hij den hefboom over en ging het bootje vooruit. Hij vergrootte den gastoevoer geleidelijk, het ging sneller en sneller en ten slotte was de stuwkracht van den schroef zoo sterk, dat de boot zich in het water oprichtte en alleen op den achtersteven voortgleed met steeds toenemende vaart. Fred zette zich schrap en hield het kleine roer, voorzichtig de baai rondcirkelend, terwijl het bootje voortvloog als een meeuw, met een tot hier toe ongekende snelheid.

Nu spotten de toeschouwers niet meer, maar uitten kreten van verbazing en bewondering.

[pagina 207]
[p. 207]

Bram maakte bokkesprongen van pret en zijn uitgelaten blijdschap deelde zich aan de anderen mede. Iedereen mocht de Hollandsche jongens gaarne lijden, zij hadden zich in korten tijd vele vrienden verworven. Natuurlijk wilden zij van Bram te weten komen op welke manier zijn vriend Fred zulke wonderlijke resultaten had verkregen, maar Bram beweerde, dat hij er zelf net zooveel van wist als zij en dat het Fred's privé-geheim was.



illustratie

Na eenige malen rondgevaren te hebben, keerde Fred weer naar de landingsplaats terug en nam de loftuitingen en felicitatie's van de toeschouwers in ontvangst.

Een dezer scheen bijzondere belangstelling voor Fred's nieuwe uitvinding te toonen. Hij was de chef van een der hangars. Deze man, George

[pagina 208]
[p. 208]

Black, had de reputatie van een bijzonder bekwaam aviateur te zijn en een kenner van motoren en onderdeelen. Mr. Black liep op Fred toe, toen deze uit de boot gestapt was en zei:

‘Dat was een mooi stuk werk van je, jonge vriend. Als je tijd hebt, zou ik je wel gaarne eens willen spreken.’

‘Met plezier,’ zei Fred. ‘Zegt u maar, waar en wanneer.’

‘Kom vanavond om zeven uur in mijn hut, juist achter hangar 7.’

‘Best, Mr. Black, ik zal er zijn.’

Fred voegde zich bij zijn vriend Bram.

‘Wat had Black je te vertellen?’ vroeg deze.

‘O, hij scheen erg veel belang te stellen in de boot en vroeg me, of hij me vanavond eens kon spreken.’

‘Zoo... hm... ik ben benieuwd, wat hij van je wil. Om je de waarheid te zeggen, Fred, die vent lijkt me heelemaal niet. Er is iets in zijn oogen, dat me niet bevalt. Wees voorzichtig en vertel hem niet te veel, hij zou wel eens van plan kunnen zijn je uit te hooren.’

‘Nu, laat hij het probeeren, van mij zal hij niet veel te weten komen.’

‘Misschien zou het goed zijn, Fred, als ik vanavond maar eens met je meeging. Ik ben wel niet uitgenoodigd, maar-re...’

‘Wees maar niet bang, Bram, ik kan wel op mezelf passen.’

‘Als je dan maar zorgt, dat je niets van onzen nieuwen motor en de benzine vertelt. Ik heb zoo'n idee, dat die sinjeur er op uit is, om je geheim machtig te worden.’

‘Nu, hij zal vroeg moeten opstaan, als hij

[pagina 209]
[p. 209]

dat van plan is.’

Maar Bram had het zoover niet mis.

Toen Fred dien avond op bezoek ging bij Mr. Black, scheen deze in het eerst geen ander plan te hebben, dan het zijn jongen bezoeker zoo aangenaam mogelijk te maken. Maar natuurlijk kwam het gesprek al spoedig op het werk en de gebeurtenissen der laatste dagen op het terrein. Een gewoon gesprek inderdaad, vermengd met het verhalen van de lotgevallen van sommige moedige aviateurs.

Fred vond Mr. Black een aardigen gastheer, die leuk vertellen kon en zijn verhalen met tal van grappen doorspekte.

En toen, zoo gewoontjes-weg, vroeg Mr. Black:

‘En vertel me nu eens iets van je motorboot, Fred. Ik heb vanmiddag met belangstelling je proefvaart gadegeslagen en ben benieuwd om eens van je te hooren, op welke manier je zoo'n buitengewone snelheid hebt bereikt?’

Fred glimlachte eens en zei:

‘Hoor eens, om u de waarheid te zeggen, Mr. Black, het is een nieuw idee, en ik geef het maar niet zoo uit. Het is maar een voorloopige proefneming, ziet u. Maar als ik slaag zal het een enorme verbetering in de vlieg-techniek teweeg brengen.’

Mr. Black knikte toestemmend.

‘Daar twijfel ik geen oogenblik aan,’ sprak hij ernstig. ‘Wat zou je ervan zeggen, Fred, als ik je eens een groote som geld aanbood voor je nieuwe ontdekking? Dat wil natuurlijk zeggen, als je gereed bent met je proefnemingen en het inderdaad blijkt, dat je nieuwe idee werkt.’

‘O neen, Mr. Black, daar kan ik voorloopig

[pagina 210]
[p. 210]

nog niet aan denken. In de eerste plaats is het nog lang niet zeker, dat mijn proefnemingen met den vliegmotor succes zullen hebben en dan, in de tweede plaats, zou ik niet anders kunnen doen, dan mijn patroon, Mr. Spears, het idee aan de hand doen. Ik werk in ieder geval in zijn dienst, ziet u, en gebruik zijn materiaal, ik besteed er zijn tijd aan, waarvoor ik zijn geld ontvang en nu kan ik natuurlijk niet de resultaten van mijn werk aan u verkoopen.’

Mr. Black begreep dat, maar hij was teleurgesteld. Fred was er niet toe over te halen, voor geld afstand van zijn geheim te doen. Het was, alsof Mr. Black na die weigering niet meer zoo vriendelijk en hartelijk was. De gesprekken verflauwden merkbaar en Fred voelde, dat het maar beter zou zijn, als hij heenging. Met een vriendelijken groet liet zijn gastheer hem uit, hem op het hart drukkende, spoedig eens weer te komen.

 

Het was zomer en drukkend heet. Zelfs de nabijheid van het zeewater koelde de atmosfeer maar weinig af. De nachten waren al even drukkend als de dagen en het was Fred bijna niet mogelijk te slapen. Op zekeren nacht - hij had al urenlang onrustig heen en weer gewoeld op zijn warme bed - kon hij het niet langer uithouden. Hij schoot wat kleeren aan en ging naar buiten. Op het vliegterrein was alles rustig. Fred besloot maar eens wat rond te kuieren en een poosje aan den waterkant te gaan zitten. Hij liep achter de hangars om, die zwarte monsters leken in den donkeren nacht. Hij kwam juist vanachter een dier lange loodsen te voorschijn,

[pagina 211]
[p. 211]

toen hij op eenigen afstand iets zag bewegen. Misschien was het maar verbeelding geweest, want het was zoo donker, dat je haast geen hand voor oogen kon zien. Onmiddellijk trok Fred zich achter den hangar terug en tuurde om den hoek naar een zwarte gedaante, die zich geluidloos voortbewoog. Fred verbaasde zich erover, wat iemand in het holst van den nacht daar op het terrein uitvoerde en waarom de man zich zoo tersluiks voortbewoog.

Vermoedende, dat hier onraad in het spel was, volgde Fred behoedzaam de sluipende gedaante, zorgdragende, dat zijn voetstappen den ander niet zouden opschrikken. Het duurde niet lang, of Fred zag den nachtelijken sluiper stilstaan voor een der magazijnen waar motoren en machineonderdeelen bewaard werden. De man scheen den sleutel ervan bij zich te hebben, want na een oogenblik opende hij de deur en was aan Fred's oogen onttrokken.

Op dat oogenblik hoorde Fred voetstappen achter zich, en, meenende, dat een der handlangers van den insluiper in aantocht was, dook hij weg in de schaduw van een klein gebouwtje.

‘Ja, kruip maar niet weg!’ klonk opeens een stem.

Fred hield den adem in, niet vermoedende, dat men hem bedoelde. Hij zag iemand regelrecht op zich afkomen. Fred besloot den man aan te spreken.

‘Ik ben het, Fred Bakker,’ zei hij. ‘Spreek niet zoo luid, er zijn insluipers in het magazijn.’

Een onderdrukt gelach was het antwoord.

‘Groote hemel, ben jij het, Fred?’ klonk opeens Bram's stem.

[pagina 212]
[p. 212]

‘Bram! Wat voer jij hier uit in het holst van den nacht?’

‘Dat kon ik jou ook wel vragen. Ik kan niet slapen van de hitte en ben maar een wandeling gaan maken. Wat is er aan de hand?’

‘Ik kon ook den slaap niet vatten en was naar buiten gegaan. Er is een kerel in het magazijn en ik weet niet, wat hij er gaat uitvoeren.’

‘Aha, dat belooft interessant te worden. Zeg, we zullen samen dat zaakje eens onderzoeken.’

‘Stil... daar komt hij weer... Hij draagt wat naar buiten.’

‘En nu zet hij het neer. Wat is het?’

‘Ik weet het net zoo min als jij. Kom mee. Loop op je teenen en houd je stil. Wacht, tot hij weer naar binnen gaat. En dan sluiten we hem onverwachts in.’

Zonder eenig gedruisch te maken slopen zij op de teenen nader en waren juist bij het magazijn aangekomen, toen de kerel weer naar binnen ging.

Plotseling wierpen Fred en Bram de deur dicht en sloten dien af.

‘Haal den nachtwaker,’ zei Fred, ‘terwijl ik hier de deur bewaak.’

Bram rende heen. Aangezien de nachtwaker juist de ronde deed over het uitgestrekte vliegterrein, gelukte het hem niet zoo spoedig, den man te vinden. Hij vond hem na ongeveer vijf minuten bij den hoofdingang.

‘Kom gauw mee!’ hijgde Bram. ‘We hebben een inbreker in het magazijn ingesloten!’

‘Een inbreker? Onmogelijk! Niemand is hier binnengekomen, sinds ik op wacht ben.’

‘Maar het is zoo!’ verzekerde Bram hem.

[pagina 213]
[p. 213]

‘Mijn vriend, Fred Bakker, bewaakt hem!’

Ze haastten zich terug naar de magazijnloods. Van Fred was echter geen spoor te vinden. ‘Fred! Fred!’ riep Bram. ‘Waar ben je?’

Maar er kwam geen antwoord.

Verontrust door de onverklaarbare afwezigheid van zijn vriend, rende Bram om het gebouw heen, echter zonder hem te ontdekken.

Fred Bakker was spoorloos verdwenen!



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken