Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg
Afbeelding van Hoe Jaap Bekkers een fiets kreegToon afbeelding van titelpagina van Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.08 MB)

Scans (17.35 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Rinke



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg

(1917)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]


illustratie

Veertiende Hoofdstuk.
Jaap maakt plannen voor de ambachtsschool.

Den morgen na den mislukten inbraak wachtte meester Witman tevergeefs op zijn leerling Jaap.

‘Wat zou er nu weer aan de hand wezen?’ dacht hij bij zichzelf.

Daar kwam Vader Bekkers om meester te spreken, en alle kinderen staken de hoofden fluisterend bij elkaar.

Het verhaal van Jaap's avonturen was natuurlijk al bekend geworden, en er was dus heel wat te praten.

‘Goeiemorgen Meester,’ zei Bekkers, ‘complimenten van Jaap en als dat-ie ziek is.’

[pagina 160]
[p. 160]

‘Zoo Bekkers, dat is waarlijk geen wonder. Het is naar ik hoor een zware dag voor Jaap geweest. Maar hij heeft zich kranig gehouden hoor.’

‘Ja, Meester, ik heb vandaag maar vrijaf van 't werk gevraagd. Moeder is wanhopig, eerst die ongerustheid en nu weer die koorts.

Ik ga nog effen naar Veldman ook, die is er maar met schade vanaf gekomen.’

‘Doe dat Bekkers, en laat Jaap maar goed uitrusten, dan zal hij weer gauw opknappen.’

Vader vertrok en de heer Witman hervatte de les.

Na met Veldman en Greidanus de gebeurtenissen nog eens uitvoerig besproken te hebben, ging Bekkers weer huiswaarts.

Hier vond hij zijn vrouw gelukkig wat minder ongerust dan 's morgens; Jaap was in een diepen slaap gevallen, en de dokter had dit een goed teeken gevonden. ‘Laat hem maar slapen moeder,’ had de dokter gezegd, ‘rust en nog eens rust, dat is de beste medicijn.’

En verwonderlijk, toen Jaap 's middags wakker werd, lachte hij zijn lief Moedertje, dat trouw de wacht aan zijn bed hield, vroolijk toe. Vader was weer naar de werf getrokken, en Toby hielp moeder bij het verpleegwerk.

‘Hoe is 't nu met je Jaap?’ vroeg Moeder. ‘Wat heb je vannacht een koorts gehad, al maar woelen en

[pagina 161]
[p. 161]

praten over dieven en veldwachters. Het was naar om er bij te zitten.’

‘Zoo Moeder, ik weet er niets van. Moeder de loopfiets, jammer dat die verbrand is. Nu kan ik weer van voren af aan beginnen.’

Enkele dagen later was Jaap alweer buiten en besloot even een praatje te gaan maken bij Mie uit de hut. Toby ging ook mee.

Bij de hut gekomen, zag Jaap Mie bezig aan 't water putten.

‘Dag Mie, hoe gaat het met de koorts?’ vroeg Jaap.

Mie keek eenigszins verwonderd op, want ze verwachtte Jaap daar niet, maar spoedig herkende zij haar jonge vriendje.

‘De koorts is aan den haal gegaan Jaap voor mijn sterke kruiden,’ zei Mie, ‘maar jongen kom binnen en vertel mij eens wat je is overkomen.’

Mie gevolgd door Jaap en Toby traden de hut binnen.

‘Mie,’ zei Jaap, ‘weet je nog wel wat je tegen me zei toen ik de laatste keer hier was?’

‘Jawel,’ antwoordde Mie, ‘en is het niet precies uitgekomen?’

‘Nu,’ zei Jaap, ‘en leelijk ook hoor. Dat aardigheidje met die fiets, had mij best mijn leven kunnen kosten. Ze hadden mij best kunnen vermoorden, zonder dat er een haan naar gekraaid had.’

[pagina 162]
[p. 162]

‘Jongen, jongen,’ zei oude Mie, ‘hier, drink eerst maar eens een bakkie en vertel mij dan alles eens uitvoerig.’

Nadat Jaap zijn kopje had leeggedronken, vertelde hij Mie alles in geuren en kleuren.

Deze was erg onder den indruk en had moeite haar tranen te bedwingen.

‘Maar Jaap,’ zei Mie, toen hij geeindigd was, ‘was je niet bang, dat je de dieven tegen zou komen, toen je naar het bureau ging?’

‘Welneen Mie,’ antwoordde Jaap, ‘dat moest ik er maar op wagen.

Wat had ik een pret in dat rijtuig toen we ze voorbij reden.

Ze hadden natuurlijk niet 't minste vermoeden, dat ik hen te glad af was geweest.’

Na nog een kopje koffie gedronken te hebben vertrok Jaap met Toby.

‘Nou,’ zei Mie, ‘ik houd wel van een praatje, dag Jaap, tot ziens.’

Thuisgekomen, kreeg Jaap het in zijn hoofd een brief aan Rienus te schrijven en dit vertelde hij aan Moeder, die het zeer goed vond.

Na eerst den brief in klad te hebben opgemaakt, schreef hij hem in 't net over.

Nu naar Moeder er mee, zij moest hem keuren. De brief was op rijm gemaakt en luidde:

[pagina 163]
[p. 163]
 
Mijn beste Rien ik laat je weten,
 
Als dat ik nog springlevend ben.
 
Al zijn mijn schoenen ook versleten,
 
Ik ben zoo vroolijk als een hen.
 
Toen ik die fiets laatst had verloren,
 
Was ik er treurig naar aan toe.
 
Ik zocht en speurde naar zijn sporen,
 
En miste mijn diner bij Moe.
 
Toen viel ik in der dieven handen
 
En hield me slapend als een kat.
 
Daar moest het booze plan op stranden
 
Dat koopman Kees verzonnen had.
 
De kastdeursleutel gaf mij uitweg
 
En ik naar de politie heen.
 
Wat werden zij toen fijn geknipt zeg,
 
Nu zitten ze in een cel van steen.
 
Leer hier nu uit gij Rienus Kervel
 
Maak nooit geen zorgen voor den tijd
 
Leen nooit een fiets van een notaris,
 
Dan blijf je vast van zorg bevrijd.
 
 
 
Je vriend
 
Jaap Bekkers
 
te Steenvliet.

Moeder moest hartelijk lachen om dezen grappigen brief van Jaap, en vond hem uitstekend geschikt om naar Rienus te sturen.

Daar Jaap nu weer geheel de oude was, ging hij den anderen dag maar weer naar school.

Hier werd hij dadelijk omringd door de school-

[pagina 164]
[p. 164]

jongens die hem met allerlei vragen bestormden, en hem met loftuitingen overlaadden. Dit verveelde Jaap echter spoedig; hij wilde liever een spelletje doen en nu werd besloten tot speerwerpen. Hiervoor werden de wilgeboomen aan de vliet geplunderd.

Jaap was bij het werpen niet gelukkig, want hij gooide per ongeluk een straatlantaarn in. ‘Boem Rinkeldekink!’ ging het, maar Jaap trok een gezicht alsof hij zeggen wilde: ‘Wat is dat nou, kan je daar niet eens tegen, als je even een stok tegen je ribben krijgt, ben je dan maar dadelijk stuk?’

De jongens moesten lachen om dat verblufte gezicht, maar wat leelijker was, er kwam juist een een agent voorbij die Jaap herkende, en naar zijn vader ging om te zeggen dat hij betalen moest, want dat zijn zoontje een lantaarn had stuk gegooid. Vader keek bij deze boodschap niets blij.

Eenige dagen waren na dit voorval verloopen, toen er een briefje kwam dat Jaap bij Notaris Borgermans moest komen. Jaap's ouders schrikten. Zou de jongen daar ook al aan 't speerwerpen geweest zijn? Maar de ernstigste vermaning kon geen bekentenis van schuld uit hem krijgen; en dat was een opluchting.

‘Zeg 't maar jongen, as 'k betalen mot weet ik 't maar liever in eens af.’

‘Gerust Vader,’ zei Jaap, ‘anders dan die lantaarn heb ik niet geraakt.’

[pagina 165]
[p. 165]

En zoo lieten de ouders Jaap vertrekken, na hem nog vooraf op 't hart gedrukt te hebben, den notaris die nogal als norsch bekend stond, zoo beleefd mogelijk te antwoorden.

Maar den notaris kreeg Jaap niet te zien. De huisknecht deed open en bracht den jongen naar een schuurtje in den tuin.

Daar stond een prachtige fiets.

Aan het stuur hing een visitekaartje van den notaris en daarop was geschreven: ‘Aan den loopfietsmaker en dievenvanger’. Jaap stond verbluft.

‘Voor mij? die mooie kar, mag ik die zóó maar meenemen?’

‘Zeker, het is een geschenk van Mijnheer,’ zei de knecht afgemeten.

‘Mag ik Mijnheer dan bedanken?’ vroeg Jaap met schitterende oogen.

‘Daarvoor heb ik geen orders gekregen,’ zei de knecht.

Jaap moest dus met zijn fiets wel zóó vertrekken, maar Jaap loerde van dien dag af op den Notaris, en op een keer jawel daar kwam hij Mijnheer Borgermans tegen.

Zoo onderdanig mogelijk bleef Jaap staan, nam zijn pet af en ging naar meneer toe.

‘Aha, onze dievenvanger,’ riep deze. ‘Flinke knaap, Steenvliet kan trotsch zijn, wil niets van dank hooren.’

[pagina 166]
[p. 166]

‘Hij rijdt heerlijk meneer,’ zei Jaap nu maar.

‘Ferm, ferm en wat moet er van je groeien?’

‘Werktuigkundige als 't kan meneer, maar 't leeren kost geld, enne...’

‘De ambachtsschool te Havendam voorziet daarin. Goede inrichting. Ken den directeur. Bekwaam

illustratie

vakman. Dezer dagen aangifte. Maak er werk van.’

En de Notaris stapte verder. Het gesprek met den notaris werd door Jaap aan zijn ouders overgebracht en het resultaat was, dat Jaap zich opgaf voor de ambachtsschool.

Voordat Jaap hier heen ging kwam echter eerst nog de heerlijke vacantie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken