Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Instituut Sparrenheide (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Instituut Sparrenheide
Afbeelding van Instituut SparrenheideToon afbeelding van titelpagina van Instituut Sparrenheide

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (53.39 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

O. Geerling



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Instituut Sparrenheide

(1917)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 146]
[p. 146]

Vijftiende Hoofdstuk.
Bram als leerling op Sparrenheide.

Augustus brak aan met zijn vacantiedagen. Alle leerlingen gingen naar hunne ouders en de familie Bergwoude bracht dien tijd te Scheveningen aan strand en zee door. Op twee September begonnen de lessen weer en den dag tevoren keerden bijna alle leerlingen weer terug en kwamen ook enkele nieuwelingen.

Die niet meer terugkeerden, dat waren de oudsten, die alle klassen doorloopen hadden en degenen, die op Sparrenheide hersteld waren van hun vroegeren ziekelijken toestand en nu weer het gewone onderwijs in de stad konden volgen.

Dien eersten September was het dan ook een voortdurend af en aanrijden van rijtuigen met koffers. Sommigen kwamen uit de richting Hilversum, anderen weer uit de richting Baarn of Utrecht.

[pagina 147]
[p. 147]

En allen werden door Mijnheer en Mevrouw Bergwoude van harte verwelkomd. O, instituut Sparrenheide had heelemaal niets van een gesticht of een kazerne, zooals zoovele kostscholen. Het was er maar een groote familiekring en daarom waren er ook nooit meer dan een dertig à vijf en dertig leerlingen. Mijnheer Bergwoude en zijn vrouw beschouwden zich als vader en moeder van de aan hun zorgen toevertrouwde jongens en meisjes en daarom werden de meeste maaltijden ook aan één tafel gebruikt. Door dien maatregel voelden de kinderen zich op Sparrenheide werkelijk thuis.

Toen Bram dien dag naar het instituut vertrok, was hij toch eerst wel een beetje weemoedig gestemd. Hij was tot nog toe altijd bij zijn ouders in huis geweest, had er zijn eigen kamer gehad en was er door zijn lieve moeder verwend met al de talrijke lieve dingen, die een goede moeder voor haar eenigen jongen doet.

Maar de ontvangst op Sparrenheide door het echtpaar Bergwoude en de drie jolige broers was zóó hartelijk, dat Bram het eigenlijk heelemaal niet meer verdrietig vond. Om hem te plezieren was er op de kamer van Hans, Flip en Rob een vierde ledikant gezet voor hem, zoodat hij als het ware heelemaal in het gezin werd opgenomen.

Hij had een grooten koffer met allerlei snuisterijen van zijn kamer meegebracht, die de bewondering der broers wekten. Zij hielpen hem bij het uitpakken en daarbij bleek, dat Bram voor ieder een cadeautje had meegebracht.

[pagina 148]
[p. 148]

Hans kreeg een prachtig inktstel, Flip een juweel van een verfdoos en Rob een keurig plantenalbum.

Zóó deed Bram zijn intocht op de jongenskamer, waar hij zóó door allerlei dingen in beslag genomen werd, dat hij geen tijd had om treurig te zijn over de verandering in zijn leven.

Den volgenden morgen, waarop de lessen weer een aanvang zouden nemen, was Flip het eerste wakker.

Hoewel het verplichte uur van opstaan pas om zeven was, waren Hans en Flip meestal een uur te voren al op de been.

Rob niet. Rob stond geen minuut eerder op dan zeven uur, al gooiden ze twintig kopjes water op zijn hoofd. Maar met Bram was dat een ander geval.

Flip trok den slapenden makker even aan den neus.

‘Hola, mijn roode broeder Arendsoog!’ riep hij. ‘Het Groote Licht staat al hoog aan den hemel! De Mohikanen wachten u, dapper opperhoofd. Zij hebben de strijdbijl opgegraven!’

Bram knorde eens en deed loom de oogen open.

‘Wa... wat kletsen jullie... 'k heb zoo'n slaap.’

‘De bleekgezichten bestormenden wigwams, zij hebben een verbond gesloten met de Comanchen,’ zei Hans.

‘M'n zorg,’ bromde Hans en draaide zich om.

‘Nee, om den drommel niet, Arendsoog!’ zei Flip, ‘ben je heelemaal besuikerpeerd, zóó zijn we niet getrouwd! Och Hans en Rob, helpen jullie eens even mee. We zullen het slaperige opperhoofd even met dekens en al op het balcon leggen.

[pagina 149]
[p. 149]

De drie broers sjouwden Bram met dek en al naar buiten. Maar Bram trok zich daar bitter weinig van aan en sliep rustig door. Maar toen Hans en Flip een soort Indiaansche oorlogsdans om hem heen uitvoerden en hij bij die bewegingen nog al eens in aanraking met hun voeten kwam, werd het hem toch al te bar. Hij sprong ineens overeind en trok, ze allebei op den grond, rolde langs het heele balcon met hen over den vloer en maakte een spektakel, dat alle deuren opengingen en de pas ontwaakte jongens met verbazing keken naar die gekke vertooning!

Bram was onder die bedrijven geheel wakker geworden. Toen hij zich gewasschen en gekleed had, ging hij met Hans en Flip eens den tuin in. Daar liep ook een andere nieuweling, die Gerard Beker heette.

Flip, de eeuwige clown, had dadelijk weer een nieuwe grap in 't hoofd.

‘Zeg,’ sprak hij tot Bram, ‘dat is ook een nieuwe jongen. Hij is stokdoof. Als je tegen hem praat, mag je wel hard schreeuwen.’

‘Zoo,’ zei Bram, ‘ik zal er aan denken.’

Tien minuten later - Bram liep met Hans in 't aangrenzende bosch - zag Flip Gerard Beker op een andere plaats in den tuin.

‘Die nieuwe jongen van daar net heet Bram Verhallen,’ zei hij, ‘als je tegen hem praat, mag je wel hard schreeuwen, want hij is stokdoof.’

En Flip verdween, maakte een omweg en zorgde, dat Bram weer in de buurt van Gerard kwam. Daarop

[pagina 150]
[p. 150]

ging hij met Hans weg, doch zorgde wel, in de buurt te blijven.

Bram keek Gerard eens aan en glimlachte.

Gerard glimlachte uit beleefdheid terug.

‘Goeienmorgen!!!’ schreeuwde Bram, ‘heb je goed geslapen!!!’

‘Jáááá!!’ gilde Gerard terug. ‘Jij óóóók??!!’

Achter een denneboschje knepen Hans en Flip zich de neuzen dicht van het lachen.

‘Ik heet Verhallen!!!’ brulde Bram weer, die verbaasd was, dat de ander zoo schreeuwde.

‘En ik heet Bééééker!!!’ loeide Gerard, die 't evenmin snapte, waarom Bram ook zoo hard riep,

‘Je hoeft niet zoo hard te schreeuwen!!!’ gilde Bram.

‘Jij ook niet! Ik ben niet dóóf!!!’

Toen was er aan beide kanten enorme verbazing.

‘Die is goed!’ zei Bram op gewonen toon. ‘Ik dacht, dat je stokdoof was!’

‘Ben jij het dan niet?’ vroeg Gerard.

‘Net zoo min als jij,’ zei Bram. ‘Dat heeft Flip ons gelapt! Ik zal het hem betaald zetten!’

Daar kwam Bosman, de oude, doove huisknecht.

‘Hebben de jongeheeren al ontbeten?’ vroeg hij.

‘Neen,’ antwoordde Gerard, ‘waar moeten wij zijn?’

‘Wijn? Neen, u krijgt geen wijn,’ zei Bosman, die natuurlijk weer verkeerd had verstaan.

‘Dat zeg ik niet,’ lachte Gerard, ‘ik vraag, wáár moeten wij zijn?’

‘Foei, ben ik een zwijn? Mag u dat zeggen?’

[pagina 151]
[p. 151]

‘Die schijnt ook al doof te zijn,’ sprak Gerard tot Bram.

Bram lachte.

‘Ja, maar Bosman is het heusch! Kom maar mee, ik weet hier den weg wel.’

In de eetzaal zag het er gezellig uit. Er waren twee tafels. Eén voor de meisjes, één voor de jongens. Daar tusschen in de heer en mevrouw Bergwoude.

Mijnheer Bergwoude verwelkomde de leerlingen op dezen eersten morgen van den nieuwen cursus. In het bijzonder de nieuwelingen. Hij hoopte, dat zij spoedig zich op Sparrenheide zouden thuisvoelen. En het beste middel daartoe was, om in de eerste plaats zooveel mogelijk te eten en altijd een prettig gezicht te zetten. De rest kwam vanzelf wel.

Na het ontbijt nog even rondwandelen en om negen uur begon de school.

Bram kwam in dezelfde klasse van Hans. Zij kwamen naast elkander te zitten.

En dadelijk al bemerkte Bram, dat het leeren hier veel lichter en gemakkelijker ging dan op zijn vorige school. Het ging wel heel langzaam, maar hij begreep alles veel beter en dat vond hij prettig. De les duurde tot 11 uur en toen gingen ze een uur in het bosch spelen. Van 12-1 was er weer les en daarna werd het middagmaal gebruikt. Wie er lust in had, mocht ook om 11 in het pauze-uurtje iets gebruiken. Toen het eten was afgeloopen, werd er tot 3 uur liggend gerust. Bram kreeg een hangmat en bond die aan twee boomen. Dat rustuurtje

[pagina 152]
[p. 152]

vond hij heerlijk en hij sliep, eer hij het wist. Dat kwam van de boschlucht.

En na dat slaapje, dat tot 3 uur duurde, kwam er iets aardigs. Bram werd ingedeeld bij een clubje jongens, die handenarbeid gingen doen, en wel het leeren timmeren van houten voorwerpen.

Meester Hooghuizen was in het slöjdwerk zeer bedreven. In de zaal, waar de jongens timmeren konden, waren tal van aardige dingen tentoongesteld, die de leerlingen vroeger al hadden gemaakt.

Dat was iets nieuws voor Bram. Hij vond het zeer prettig en deed zijn best, alles goed te onderhouden. En wat de leerlingen vervaardigden, mochten zij zelf behouden of het aan hunne ouders sturen.

Dat timmerwerk duurde ook al weer een uur en daarna ging het groepje in den tuin werken.

Wéér iets nieuws voor Bram, thuis had hij altijd met veel genoegen in den tuin gewandeld of gezeten, maar die werd steeds in orde gehouden door een vasten tuinman, en Bram had nog nooit een boompje geplant of een zaadje uitgestrooid.

Nu hij dat zelf allemaal doen mocht, vond hij het plantenrijk nog veel aardiger en leerde hij de boomen en de bloemen liefhebben en ze verzorgen als hulpbehoevende kindertjes.

Na den tuinarbeid mocht hij wat gaan lezen in een boek, dat mijnheer Bergwoude hem gaf. En als huiswerk had hij op zijn kamer twee sommen te maken. Dat was alles.

[pagina 153]
[p. 153]

Om zeven uur werd het avondeten gebruikt. Vroeger at men het middagmaal om zes uur, maar met den nieuwen cursus had de directeur daarin verandering gebracht. Men at om 1 uur en om 7 uur werd de avondboterham gebruikt. Evenals in de morgenrust konden de leerlingen ook tusschen 3-5 uur iets gebruiken, als zij daar trek in hadden, wat bij de meesten dan ook steeds het geval was.

Om acht uur kwam men buiten het huis in den tuin bijeen voor het gewone verteluurtje. Meester Hooghuizen begon dien avond met een prachtige vertelling.

En toen Bram na dien eersten kostschooldag in bed stapte, moest hij erkennen, dat alles even prettig was geweest. De schoolles zoowel als de handenarbeid en het tuinwerk, de gezellige maaltijden, en het heerlijke verteluurtje! En met het heerlijke, rustige gevoel, dat hij nu eens niet zoo zenuwachtig-hard behoefde te blokken, maar toch kalm voortleeren kon, sliep hij in met een glimlach van tevredenheid om den mond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken