Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een ongeluksvogel (ca. 1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een ongeluksvogel
Afbeelding van Een ongeluksvogelToon afbeelding van titelpagina van Een ongeluksvogel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (20.42 MB)

ebook (3.88 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.K. de Bruin



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een ongeluksvogel

(ca. 1923)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]


illustratie

Vierde hoofdstuk.
Een mislukte tocht.

Na de kerstvacantie vertrok Oom naar den Haag. Tot op den laatsten dag van zijn verblijf in Groenstede was de koffer uitgebleven, tot groote spijt van Piet en niet minder van Oom zelf. Vanuit den Haag zou Oom nog eens onderzoek doen naar den verdwenen koffer. De leden van ‘Leonidas’ kwamen aan het station, om hun eerelid uitgeleide te doen. Oom Piet had zich in dien korten tijd heel wat vrienden onder de jeugd verworven en daarom was het niet te verwonderen, dat hij verbazend veel handen had te drukken!

En nu was Oom reeds twee weken in de Residentie, toen Piet op den lumineuzen inval kwam, Oom eens met eenige vrienden te bezoeken. Hans van Zetten, Toon Wilkers, Das, Heijman en van

[pagina 41]
[p. 41]

Wanen zouden aan den tocht deelnemen. Ze zouden ongeveer twee uur te rijden hebben, en om negen uur vertrekken. Bij Oom zouden ze wel kunnen koffiedrinken en dan om drie uur de terugreis weer aanvaarden. 't Beloofde een gezellig dagje te zullen worden.

Om acht uur was Piet in den tuin bezig met het nazien van zijn fiets, toen Toon Wilkers, die het dichtst bij hem woonde, hem reeds kwam halen. Toon bracht eveneens zijn rijwiel in den tuin en zette het tegen den huismuur.

‘Goeie morgen,’ zei Piet, ‘jij bent er ook vroeg bij!’

‘Ja, ik was nog al gauw klaar en ben maar naar jou toe gekomen. Wat voer je uit?’

‘Ik moet de kogelassen even nazien,’ zei Piet. ‘Het is vervelend rijden met krakende en piepende assen.’

‘En moet je ze daarvoor alle uit elkander halen?’ vroeg Toon verbaasd.

‘Het is beter ze uit elkander te halen en te smeren,’ sprak Piet wijs, ofschoon hij 't nog nooit gedaan had.

‘Kan je er goed mee overweg?’ vroeg Toon.

‘O ja, ik wel. 't Is in een oogenblik gebeurd. Kijk, eerst draai ik de schroeven van het voorwiel los, en nu - een - twee - drie - het wiel eruit.’

‘Pas op!’ riep Toon, ‘daar rollen je kogeltjes weg.’

[pagina 42]
[p. 42]

‘Dat is niets, hier heb ik ze alweer.’

De kogeltjes waren in 't zand gevallen tusschen de kiezelsteenen. Piet zocht ze ijverig met zijn vette, zwarte olie-handen.

‘Hoeveel zijn er geweest?’ vroeg hij aan Toon.

‘Ik denk zoowat vier en twintig,’ sprak deze.

‘Dan heb ik er al veertien,’ zei Piet. ‘Zoek jij even de andere, terwijl ik het achterwiel en den ketting afneem.’

Met veel rukken en draaien en trekken en klemmen van zijn vingers was eindelijk het achterwiel uit het freem bevrijd. Een nieuwe stroom van kogeltjes rolde tusschen het grind.

‘Ziezoo, nu kunnen we beginnnen,’ sprak Piet. ‘Ik zal eerst de assen schoonmaken en opnieuw insmeren.’

‘Piet, kom je even eten?’ riep Moe.

‘Joe, dadelijk.’

‘Eet nu eerst, jongen.’

‘Ik kom. Wacht jij hier wat Toon, of als je liever even wilt rondrijden, haal dan de andere jongens vast.’

Toon vond dit verkieselijker dan het toekijken op het gepeuter aan Piets kar. Hij nam zijn blinkende, keurig afgewerkte machine van den muur en reed door 't hekje den tuin uit.

Piet waschte even z'n zwartbesmeerde handen met groene zeep in de keuken, en begon daarna aan zijn ontbijt.

[pagina 43]
[p. 43]

‘Jullie zult wel honger krijgen onderweg,’ zei Moe. ‘Je wilt zeker wel wat kadetjes met ham medenemen.’

‘Heel graag, Moe!’ sprak Piet, ‘maakt u er maar een klein pakje van, dan kan ik 't aan mijn stuur hangen.’

‘Jongen, wat doe je nu? Je hebt pá's thee uitgedronken en bent aan de boterhammen van de meid bezig.’

‘O, dat wist ik niet.’

‘Nu, 't is zoo heel erg niet. Maar lieve deugd, Piet! hoe komt je nieuwe pak zoo vol zwarte vlekken?’

‘Och, ik moest mijn fiets even nazien en...’

‘Maar jongen, dat zijn olievlekken. En pas een nieuw pak!’

‘'k Zal even mijn oude pak aantrekken,’ zei Piet. ‘'t Is in een wip gebeurd.’

Het ontbijt was gauw naar binnen en Piet ging even naar zijn kamertje, om zijn nieuw pak tegen een oud te verwisselen.

Inmiddels waren de vijf overige tochtgenooten aangekomen.

‘Hallo, Piet! Ga je mee?’

‘Direct,’ antwoordde Piet, die in een oud tuinpakje naar buiten kwam. ‘Even de wielen inzetten.’

‘Ben je dol, kerel! Moet je nù nog je wielen inzetten? 't Is zóó negen uur.’

[pagina 44]
[p. 44]

‘Och, maak toch met zooveel drukte om niets. Ik ben dadelijk klaar.’

Piet pakte een wiel aan, boog de voorvork wat wijder uit en klemde tevens zijn wijsvinger er tusschen.

‘Au... ai!’

‘Zei je wat?’ vroeg Hans, die naderbij kwam. Piet had z'n vinger met moeite bevrijd en begon naar de schroeven te zoeken. Toen hij die gevonden had en op hunne plaats had vastgedraaid, riep Toon op eens uit: ‘Kijk eens, je hebt het achterwiel van voren gezet!’

Piet zag, dat zijn vriend gelijk had en de anderen barstten in een hartelijk lachen uit.

‘Schiet toch op!’ vermaande Hans, ‘als dat zoo doorgaat, staan we om twaalf uur hier nog.’

‘'t Valt me toch eigenlijk niet mee,’ zei Piet. ‘We moesten de kar maar even door den fietsenhersteller in elkaar laten zetten, dat gaat gauwer en beter.’ 't Achterwiel werd uit zijn verkeerden stand genomen, de kogeltjes in een leeg lucifersdoosje bijeengegaard en de vrienden trokken naar den fietsenverhuurder. 't Bleek echter, dat deze met zijn gezin de stad uit was, en daarom raadde Toon Wilkers aan, den naasten smid op te bellen. Zoo gezegd, zoo gedaan. De smid, die een extra rustuurtje wel verdiende, werd door de jongens met veel lawaai uit zijn bed gebeld. De man kwam in zijn ondergoed aan de deur en snauwde:

[pagina 45]
[p. 45]

‘Wat motte jullie? Een fiets in elkaar zetten op Zondag? 'k Denk er niet an. Ruk uit!’

‘Och toe baas, we moeten op reis en we zullen je goed betalen.’

‘Nou afijn, voor jullie dan. Wacht even, dan zal 'k wat kleeren aanschieten.’

De smid ging naar boven en de klok sloeg half tien. Eindelijk kwam hij terug en toog aan 't werk. In een kwartier was de zaak gezond en Piet gaf den smid uit pure blijdschap en dankbaarheid den eenigen gulden, welken hij bezat.

‘Vriendelijk dank, heeren,’ betuigde 't smidje. ‘Als 't soms weer mocht gebeuren, u belt maar. Goeie reis, heeren, en veel genoegen!’

De heeren stapten de smederij uit en wilden opstijgen, om de reis naar den Haag te aanvaarden.

‘Hei ho!’ riep Piet, ‘waar gaan jullie heen?’

‘Naar den Haag natuurlijk, jij toch ook?’

‘Ja zeker, maar wacht dan even, tot ik mijn andere pak aanheb. Ik kan toch zóó niet gaan?’

‘Wel sapperleonidas nog toe!’ bromde Toon, ‘heb je ooit zoo'n treuzelaar gezien!’

‘Altijd heeft-ie wat,’ mopperde Hans, ‘'t is een echte ongeluksvogel.’

Toen Piet gekleed terugkwam, sloeg de torenklok juist tien uur.

‘Kom, jongens, we zijn al een uur kwijt door dien ongeluksvogel,’ riep Toon. ‘Allen klaar? Voorwaarts dan!’

[pagina 46]
[p. 46]

Met 'n vluggen veerkrachtigen zwaai sprongen de makkers in den zadel, behalve Piet, die het nu eens heel funk wou doen, zich een ál te krachtigen zet gaf en over de fiets heen sprong. Dit beviel hem niet best, want nil Stood hij aan den anderen kant van z'n kar, en hij kon niet goed links springen. Daarom liep hij maar weer om en zat goed en wel op zijn kar, toen de andere jongens al aan het einde van de straat waren. Piet zette er een flink gangetje in en had hen bijna weer bereikt, toen hem eensklaps te binnen schoot, dat hij zijn broodjes met ham vergeten had, die moe juist zoo zorgvuldig had ingepakt. Die gedachte deed hem snel het stuur wenden, wel wat al te snel, want de fiets sloeg om en Piet lag er op. Misschien ook lag Piet er onder, want men kon er eigenlijk niet goed uit wijs worden. Na een oogenblik in die schilderachtige houding op straat gelegen te hebben, begon Pieter op te staan. Daarna keek hij eens naar de ramen der huizen, of daar niet verschillende menschen zijn toer bewonderd hadden. Vervolgens stapte hij weer op de fiets en reed naar huis terug, om even de brood jes te halen.

‘Wat is er nu weer, jongen?’ riep Moe verbaasd. ‘Ben je nog niet in den Haag?’

‘Och, 'k had de brood jes vergeten, ziet u; die kom ik even halen.’

‘De broodjes? Welneen jongen, die heb je onder het zadel gebonden, 'k heb 't zelf gezien.’

[pagina 47]
[p. 47]

‘Oóó... had U dat eerder gezegd... dan zou ik....’

‘Wel nu nog mooier!’ lachte Moe, ‘en je hebt het zelf gedaan!’

Inderdaad hing het pakje brood onder het zadel.

Piet nam voor de zooveelste maal afscheid van Moe, reed met een flink gangetje den weg op, 't

illustratie

stadje door, begon aan het ander einde van Groenstede er een flinke spurt in te zetten en reed daarna dwars door een grooten hoop glasscherven.

Pang!! Pang!!! knalden twee schoten.

Het waren zijn banden.

Verschrikt sprong Piet van zijn ongelukskarretje, keek mistroostig naar de slappe banden, draaide de fiets om en keerde met een arme zondaars-gezicht maar weer naar huis.

[pagina 48]
[p. 48]

En al voortstappende slaakte hij bij zichzelven de verzuchting:

‘Hans heeft gelijk: ik ben toch eigenlijk een echte ongeluksvogel!’

 

Tot groote verbazing en niet minder teleurstelling van Oom kwamen de jongens, zonder Piet, op de plaats van bestemming. Oom ontving ze echter daarom niet minder hartelijk en onthaalde zijn jonge vrindjes kostelijk. Ook deelde hij hun mede, dat zijn koffer eindelijk was aangekomen, maar in een treurigen toestand. Het zeewater had den inhoud totaal bedorven, ze moesten dus die jobstijding maar aan Piet mededeelen.

Zoo'n ongeluksvogel!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken