Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een ongeluksvogel (ca. 1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een ongeluksvogel
Afbeelding van Een ongeluksvogelToon afbeelding van titelpagina van Een ongeluksvogel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (20.42 MB)

ebook (3.88 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.K. de Bruin



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een ongeluksvogel

(ca. 1923)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]


illustratie

Tweede hoofdstuk.
Avonturen der Verloren Kinderen in Droomland.

Behalve de kolonie der Verloren Kinderen werd Droomland ook nog bewoond door een Indianenstam en een bende zeeroovers, die voortdurend met elkaar in oorlog waren.

Noch de Indianen, noch de zeeroovers wisten iets omtrent het verblijf dezer kinderen in het land. Want de kinderen woonden in een ruime grot onder den grond en men moest in een hollen boom kruipen om den toegang tot dat verblijf te vinden.

Die grot was heel aardig ingericht.

Wanneer je in den hollen boom gekropen was, stond je aan de bovenste trede van een trap. Beneden had je dan een groote ruimte, door prachtig gekleurde lampions verlicht. De kaarsjes in die lampions brandden nacht en dag door en raakten

[pagina 125]
[p. 125]

nooit op. Die ruimte was de zoogenaamde speelkamer. Er waren kasten en kisten vol van het prachtigste speelgoed, dat men zich maar denken kan en aan de zoldering waren schommels, ringen en rekstokken bevestigd.

Door een deur kwam je in de slaapzaal.

Daar stonden de bedden netjes op een rij tegen de muren. Ieder bedje had heerlijk warme dekens en de bedden zelf waren zoo zacht als dons.

Dan was er een eetzaal.

Het eten werd klaar gemaakt door alleraardigste kabotitertjes, die elken dag de heerlijkste spijzen op tafel brachten.

En dan was er nog een leeskamer, waar altijd de mooiste kinderboeken (Uitgave Gebr. Kluitman - Alkmaar) te vinden waren.

Het was er dus wel gezellig!

's Morgens - het was na denzelfden nacht, dat Peter Pan naar de kinderen Wensing gegaan was - waren de verloren kinderen naar boven in het bosch gegaan om te spelen.

Eén van hen kon fluitspelen, de anderen dansten en dan kwamen al de dieren uit het bosch naar hen toe en dansten mee.

De vos sprong op zijn achterste pooten in het rond met een wolf, een struisvogel danste met een beer en een olifant met een aap.

Dat vroolijke spelletje was al een tijd aan den gang, toen de kinderen in de verte de zeeroovers

[pagina 126]
[p. 126]

hoorden aankomen. Dat was een schrik!

Snel liepen zij naar den hollen boom en juist was de laatste jongen daarin verdwenen, toen de zeeroovers genaderd waren.

Het was een woest uitziende bende van kerels, die wel tot alles in staat waren. Zij hadden leelijke, ruwe gezichten en men kon het hun wel aanzien, dat zij er steeds op uit waren om te vechten en te rooven.

Zij hadden ook wel het geraas gehoord, dat de kinderen en de dieren maakten, maar zij dachten, dat het de Indianen waren en deden hun best, die te vinden. Groot was hunne verbazing, toen zij de plek ledig vonden!

Hun aanvoerder, Kapitein Hoek, was buiten zichzelven van woede! O, wat had hij een terugstootend gezicht, en welk een valsche, bloeddorstige oogen! Hij had maar één hand. In plaats van de andere had hij aan den onderarm een stuk hout met een ijzeren haak er in. Hoe dat zoo kwam, zullen we straks wel hooren.

Kapitein Hoek liet zijn mannen in alle richtingen het bosch doorzoeken, maar niemand hunner vond iets. Toen keerden zij weer terug naar de plek, waar de kinderen verdwenen waren en beraadslaagden met elkander.

He kapitein zette zich op een zeer grooten paddestoel en dacht na.

Maar opeens voelde hij, dat de paddestoel zeer

[pagina 127]
[p. 127]

warm was en dat er rook onder de paraplu vandaan kwam.

O wee, de paddestoel bedekte een schoorsteen van de kindergrot en nu begreep Kapitein Hoek opeens, dat hier onder den grond menschen woonden. - Misschien wel de Indianen!

Nu wenkte hij zijn mannen, dat ze heel stil moesten zijn en wees hen op den rookenden paddestoel. Op hun teenen slopen zij nu rond en zochten naar den ingang van de onderaardsche woning.

Eindelijk ontdekte kapitein Hoek den hollen boom. Vol vreugde bracht hij er zijn mannen heen, toen opeens een zonderling klokgelui door het bosch weerklonk. Kapitein Hoek gaf een schreeuw van schrik, en onder het geroep: ‘De krokodil! Vlucht! Vlucht!’ renden alle mannen, zoo hard zij konden, het bosch uit.

 

Wat was de reden van die plotselinge, overhaaste vlucht? En wat beteekende dat vreemde klokgelui in het bosch?

Om dit te verklaren, zullen we even de geschiedenis van Kapitein Hoek vertellen.

De Geschiedenis van Kapitein Hoek.

Kapitein Hoek was altijd een zeer wreed mensch geweest. Wie hem niet onmiddellijk gehoorzaamde of aan zijn wenschen voldeed, liet hij door zijn

[pagina 128]
[p. 128]

mannen geeselen, aan een touw onder het schip door halen en de vreeselijkste kwellingen doorstaan.

Eenige jaren geleden had hij eens een aantal gevangen slaven aan boord, die hij zeer slecht behandelde.

Hij liet hen niet alleen allerlei zwaar werk verrichten, maar gebruikte hen voor allerlei wreede vertooningen, waar hij veel plezier in had.

Hij gebood een slaaf in den top van den grooten mast te klimmen en van daar in zee te springen. Deed de man het niet, dan schoot kapitein Hoek hem met zijn pistool naar beneden.

Het was verschrikkelijk, den ontzettenden angst te zien, waarin de arme slaaf verkeerde, maar als Hoek dan dreigend zijn pistool op hem richtte, sprong de arme man in zijn wanhoop maar liever in zee. Hij moest dan maar zien, hoe hij weer het schip bereikte, maar dat was natuurlijk bijna een onmogelijkheid, vooral daar het schip met groote snelheid over de golven gleed.

Op een keer had kapitein Hoek weer eens aan een slaaf bevel gegeven, dat hij in het topje van den mast zou klimmen en in zee springen.

Maar de man weigerde.

Woedend trok kapitein Hoek zijn sabel.

Ook daarvoor was de slaaf niet bang.

Toen zei kapitein Hoek, dat hij den man zelf in zee wilde gooien.

[pagina 129]
[p. 129]

Hij klom op de verschansing van het schip en beval zijn matrozen, dat zij hem den kerel zouden aanreiken.

De zeeroovers grepen den slaaf aan, tilden hem op en gaven hem aan hun kapitein over.

Met een forschen zwaai slingerde kapitein Hoek den armen man in zee... maar tegelijkertijd verloor hij zelf zijn evenwicht en viel eveneens over boord!

Geschreeuw en geroep aan alle kanten!

Niettegenstaande het schip vrij dicht onder de kust van een onbekend land voer, verdween de slaat onmiddellijk in de diepte, terwijl de kapitein zich zwemmende boven water hield.

Daar hoorden de zeeroovers en ook kapitein Hoek opeens een bel luiden, en op hetzelfde oogenblik kwam er een reusachtige krokodil aanzwemmen.

Maakte dit dier dat geluid?

Juist, zoo was het. De krokodil had eens bij vergissing een scheepsbel opgeslokt, die aan land gespoeld was. Dat ding zat nu in zijn maag en wilde er maar niet uit. Wanneer de krokodil nu zwom of liep, hoorde men steeds die scheepsklok luiden.

De krokodil zwom naar kapitein Hoek en beet hem in den pols... zonder dien los te laten. Hij sleurde den kapitein met zich voort, dagen lang, terwijl de zeeroovers met hun schip volgden.

[pagina 130]
[p. 130]

Eindelijk, na een week ongeveer, bereikten zij een vreemd, geheel onbekend land.

Daar aangekomen, beet de krokodil kapitein Hoek de rechterhand geheel af en verdween plotseling in de diepte. De kapitein gilde het uit van pijn, maar werd nu onmiddellijk door zijn manschappen opgevischt.

De scheepsdokter verbond hem en maakte hem in plaats van zijn hand een rond hout met een haak eraan. Daarmee had Hoek zich zoo goed geoefend, dat hij het gemis van zijn hand niet zoo heel erg gevoelde.

Maar zoodra hij in zijn nabijheid het klokgelui van den krokodil vernam, maakte hij, dat hij wegkwam!

Dit is de ware geschiedenis van kapitein Hoek, en nu weten wij tevens ook, waarom hij en zijn mannen zoo overhaast de vlucht namen, toen het klokgelui door het bosch weerklonk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken