Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tim en Tom (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tim en Tom
Afbeelding van Tim en TomToon afbeelding van titelpagina van Tim en Tom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.33 MB)

Scans (15.83 MB)

ebook (9.30 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Illustrator

Louis Raemaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tim en Tom

(1910)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]


illustratie

Vierde Hoofdstuk.
Tim en Tom krijgen ruzie met Oom Gijs.

Reeds dagen, die zij op de bewaarschool doorbrachten, ging het al wat beter met Tim en Tom. Zij wenden van lieverlede aan hunne nieuwe omgeving en kregen op het laatst zelfs schik in het leeren van verschillende versjes, spelletjes en aardige werkjes. Maar, hoe lief ze ook op school waren, eenmaal op straat gekomen, waren ze niet te houden. Toch leek het, alsof Tom wat voorzichtiger werd, wat bedachtzamer dan Tim, die nimmer berekende, welke gevolgen zijn grappen konden hebben.

Zoo kwamen zij dan - ze waren nu vijf jaar geworden - op zekeren middag thuis en bemerkten vóór de kamerdeur in den winkel een paar verbazend groote, witgeschuurde klompen.

‘Kijk eens wat een bommen!’ zei Tim. ‘Ga je mee varen?’ Tom knikte en samen brachten ze de

[pagina 38]
[p. 38]

vreemde klompen naar buiten. Naast het huis was een smal gangetje, dat naar een vlonder aan de Schie leidde. De jongens gingen op het vlondertje zitten en lieten de klompen drijven. Maar Tim's klomp dreef al gauw met den stroom mee, zoodat hij hem kwijt was.

‘Hij vaart!’ riep hij juichend uit. ‘Kijk die eens hàrd gaan!’

‘Je krijgt 'm nooit terug’ zei Tom bedenkelijk.

‘We hebben 'r toch nòg een!’ troostte Tim. ‘Willen we daar spijkers in slaan?’

‘Mag dat?’

‘O ja! Haal jij maar spijkers en een hamertje.’

Tom gewende er langzamerhand aan, de bevelen van Tim uit te voeren. Hij kaapte het noodige uit den winkel en gaf het zijn broertje.

‘Ik eerst timmeren!’ zei Tim.

Hij sloeg een flinken spijker door de zool van den klomp en liet Tom er den tweeden in slaan. In weinig tijd was de heele klomp met draadnagels doorboord. Nu vond Tim, dat het mooi genoeg was en zette den klomp weer op z'n plaats. Daarop ging hij met Tom de kamer in.

‘Daar zijn ze!’ riep moeder lachend.

‘Zoo, zijn dat nou Tim en Tom?’ bromde een zware basstem uit een hoek van de kamer.

De jongens keken met verbaasde oogen in de richting, vanwaar dit vreemde geluid kwam. Daar zat, in den grooten leuningstoel, een man met een geweldig groot, rond hoofd, waarop in het midden een kolossale dikke neus naar voren stak. De man was buitengewoon dik, en over zijn ronden buik hing een gouden horlogeketting met een medaljon er aan als een pannekoek. Aan zijn dikke, vette vingers prijkten verschillende gouden ringen, waar de man

[pagina 39]
[p. 39]

telkens bewonderend naar keek. Overigens was zijn gelaat geheel gladgeschoren en keken zijn groote grijze oogen strak door een zwaar gouden bril met bolle glazen.

‘Geef oom Gijs eens een hand!’ zei moeder.

Tim en Tom kwamen langzaam nader, gaven oom de hand, tot opeens Tim begon te grinneken. Daardoor begon Tom ook te lachen. Het werd al erger en eindelijk schaterde Tim het uit, aldoor naar zijn oom kijkend.

‘Wat is er? Waar lach je zoo om?’ vroeg vader ongerust, want oom keek lang niet vriendelijk bij dat gelach.

Tim lachte maar door en bracht er eindelijk met moeite uit:

‘Oom - heeft ook zoo'n - groote kokkert!’

Oom kreeg opeens een geweldige hoestbui, moeder schonk van schrik de koffie in den suikerpot en vader krabde zich verlegen achter de ooren.

‘Kom eens hier, jongens!’ beval moeder. ‘Gaat eens netjes aan tafel zitten en houdt je monden maar dicht.’

Gelukkig was deze uitval van Tim spoedig vergeten en spraken vader en moeder weer met oom over verschillende familie-zaken, waarvan Tim en Tom toch weinig of niets begrepen. Opeens stond oom op, hij moest nog even bij een paar kennissen op het dorp zijn en zou dan weer terugkomen. In den winkel gekomen, wilde hij al pratende zijn klompen op 't gevoel aandoen, maar trapte leelijk in de spijkers. Tim en Tom, die eerst de klompen al heelemaal vergeten waren, kropen achter moeder weg.

‘Wel alle drommels, wat heb ik nou an de hand?’ riep oom Gijs. ‘Waar is de tweede klomp en wie heeft er al die spijkers ingeslagen?’

[pagina 40]
[p. 40]

Vader en moeder begrepen het wel, en om oom vooral maar in een goeden luim te houden, kwam Vader al dadelijk met een paar nieuwe klompen uit den winkel aandragen.

‘Nieuwe?’ riep oom. ‘Waarvoor? Eerst moet ik weten, wie mij dat geleverd heeft!’

‘Tim en Tom, kom jullie eens hier!’ commandeerde vader gestreng. ‘Hebben jullie dat gedaan?’

‘Ja - vader’ kwam er aarzelend uit.

‘En waar is de andere klomp?’

‘In de - Schie - vader!’

‘Wel, wel, wel wat een deugnieten zijn dat!’ riep oom Gijs verbaasd uit. ‘Hoe durven ze, hoe durven ze!’

‘O, we hebben wat met die twee heeren te stellen!’ zuchtte moeder. ‘We zullen ze er wel voor straffen, oom Gijs, daar kunt u op rekenen!’

‘'t Is wat moois!’ bromde oom. ‘Ik zou wel schoenen dragen, zie je, maar daar kan ik toch zoo slecht toe komen, 'k heb er te veel pijn mee. Nou, dan zal 'k in vredesnaam de nieuwe maar nemen.’

't Liep gelukkig voor Tim en Tom met een sisser af, maar ze mochten dien namiddag toch niet meer buiten spelen.

 

Vanaf hun vierde jaar sliepen Tim en Tom - des nachts wel te verstaan - in een groote bedstee in de huiskamer. Dan was er ook nog wel een ledikant, dat op het zoldertje stond, maar daarvan werd zelden gebruik gemaakt. Nu echter zou het weer dienst moeten doen, want oom Gijs, die een korenmolen te Hazerswoude had, zou eenige dagen bij zijn broer en schoonzuster doorbrengen, om dan tevens eenige zaken in Oldenhove af te doen. Nu zouden

[pagina 41]
[p. 41]


illustratie

vader en moeder het dan zóó zien te schikken, dat Tim en Tom voor die enkele nachten op den zolder gingen slapen, dan kon oom de bedstede in, de kamer krijgen. Het zou niet netjes zijn, om oom Gijs naar den zolder te sturen, vond moeder.

Tim en Tom waren niet weinig in hun schik, toen moeder hen vertelde, dat ze op zolder zouden slapen!

Om zeven uur bracht zij haar jongens naar boven, kleedde ze uit en stopte ze stevig onder de wol.

‘Nu lekker slapen, hoor jongens, en niet meer praten!’ Ze drukte Tim en Tom een kus op de blozende wangen, riep nog eens op de trap: ‘stil gaan slapen!’ en ging weer naar de huiskamer.

Het was herfstavond en tamelijk vroeg donker. Door het zoldervenster scheen de volle maan en wierp een breeden plas wit-blauw licht op den zoldervloer.

[pagina 42]
[p. 42]

‘De zon schijnt!’ zei Tom.

‘'t Nietes. De maan!’ bestreed Tim. - ‘Ga je mee knikkeren?’

‘Heb je knikkers?’

‘Nee - met de aardappels kan 't ook!’ zei Tim.

‘Moeder heit gezegd - slapen!’

‘Ik heb heelemaal geen slaap’ opperde Tim, ‘ik ga lekker knikkeren.’

Tim stapte kordaat het bed uit en nam van den grooten hoop aardappelen er twee af, die hij lustig over den vloer liet rollen. Nu vond Tom het toch ook wel aardig en al gauw kwam hij meeknikkeren. Maar toen ze even met dit spelletje bezig waren, hoorden ze iemand de trapdeur openen en naar boven komen. Als hazen stoven ze het ledikant in, de aardappels meenemend.

‘Wat voeren jullie uit?’ riep moeder.

Geen antwoord.

Moeder kwam bij het bed en trok het dek wat ter zijde.

De jongens snorkten als paarden.

‘Slaap je?’ vroeg moeder.

‘Ja moeder!’ antwoordden beiden en snorkten verder.

‘O jullie rekels! Houdt je mij voor den gek? Pas op, als ik weer wat hoor!’

Moeder ging hoofdschuddend naar beneden en 't snorken verminderde dadelijk.

‘Ik ga d'r uit!’ zei Tim, die al dien tijd met zijn rug op een aardappel had gelegen.

‘Ik niet! Moeder is boos!’ sprak Tom, die 't nu toch te erg vond, om alweer ongehoorzaam te zijn.

‘Nou weet ik wat moois!’ riep Tim. ‘Aardappels van de trap rollen!’

‘O ja, dat is leuk!’ zei Tom. ‘Ik eerst.’

[pagina 43]
[p. 43]

‘Nee, ik eerst!

Daar ging aardappel nummer één in de richting van de trap: rrrrrr... rrrr... rommeldebòm - bòm plof! Hij lag beneden. Toen nummer twee, drie, enzoovoort. 't Was een prachtig spel en juist vloog de tiende aardappel over den vloer, toen opeens de stem van oom Gijs aan de trap daverde:

‘Zeg, is het haast uit met dat gegooi?... Au! alle duivels!’

De tiende aardappel was op ooms stevigen neus neergekomen.

Tim en Tom vlogen onder het dek, hijgend van schrik. Maar een oogenblik later hoorden zij vader naar boven komen, en regelrecht op hun bed aan. Zonder een woord te zeggen nam hij ze een voor een er uit, legde ze beurteling over de knie en gaf ze een pak rammel, zooals ze nog nooit van hun leven genoten hadden!

Daarna bleef het verder den geheelen avond stil.

Het middel had uitstekend geholpen.

 

Den volgenden morgen nam vader de twee booswichten nog eens onderhanden. Ze moesten aan oom Gijs beterschap beloven en vragen, of hij niet meer boos op hen wilde zijn.

Dat was me iets voor Tim en Tom!

Hand in hand gingen zij naar oom, die juist eenige boterhammen met kaas zat te verorberen. Daarbij nam hij zeer groote happen, die zijn mond geheel vulden en bij het kauwen van het brood maakte ooms dikke neus een draaiende beweging mee.

‘Kom, vooruit! Zeg het aan oom!’ zei vader.

Tim en Tom bleven sprakeloos staan en keken vol verbazing naar dien draaienden neus.

[pagina 44]
[p. 44]

‘Zoo - mom - mom - ben jullie - mom - mom - daar - mom - mom’ bracht oom Gijs al etende er met moeite uit.

Opeens begon Tim te schateren en Tom volgde vanzelf.

‘Lach je nog?’ riep vader uit. ‘En wat heb ik je gezegd?’

‘O ha-ha-ha-ha!’ schaterde Tim. ‘Ooms neus draait!’

Vader wist geen raad en trok Tim en Tom aan de ooren. Toen oom zijn mond had leeg gegeten, sprak hij boos:

‘Ik heb nog nooit van mijn leven zulke ondeugende jongens gezien! Er komt niets van jullie terecht, als je je niet betert! Foei, wat een leelijke kinderen!’

‘U is toch ook niet mooi,’ vond Tim. ‘Heelemaal niet! U hebt zoo'n dik hoofd en een draaineus! Ik ben veel mooier!’

‘Wil je nu je mond wel eens houden, brutale jongen!’ riep oom woedend uit.

‘Ik niet brutaal!’ zei Tim verontwaardigd.

‘Marsch, de kamer uit!’ riep vader, die er nu geen raad meer mee wist.

Dat vonden Tim en Tom eigenlijk ook maar beter dan ruzie te maken met oom.

‘Ze meenen het zoo kwaad niet, Gijs,’ sprak vader tot oom, toen de jongens naar buiten waren. ‘Ze zijn nu eenmaal zoo en ze zullen later wel veranderen. Kwaad zit er niet in, werkelijk niet.’

‘Nou maar,’ zei oom Gijs, een flinken teug thee nemend, ‘als dat mijn kinderen waren, zette ik ze veertien dagen op water en brood en gaf ze om het uur een pak slaag!’

Vader glimlachte en zei, dat het wel een beetje

[pagina 45]
[p. 45]


illustratie

bar was, dat ze nog pas vijf jaar oud waren en dat het, ondanks hunne ondeugende grappen en overdre ven openhartigheid toch áárdige jongens waren.

Oom mopperde nog wat van galg en rad, maar ging toen weer z'n klanten bezoeken.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken