Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zomerloover. Deel 1 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zomerloover. Deel 1
Afbeelding van Zomerloover. Deel 1 Toon afbeelding van titelpagina van Zomerloover. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.44 MB)

Scans (78.15 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zomerloover. Deel 1

(1930)–Simon Abramsz.–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

23. Een episode uit Beethoven's leven.

In 't hôtel ‘Zum römischen Kaiser’ te Weenen was de tafel gedekt. De kellners stonden in de eetzaal het oogenblik van de komst der gasten af te wachten.

Daar werd de deur geopend. Een heer met steil, borstelig haar en gekleed in een grijze jas, trad binnen, ging, zonder een woord te spreken, aan de gedekte tafel zitten, haalde een rol papier en een inktkokertje uit zijn jaszak te voorschijn en begon ijverig te schrijven.

De kellners zagen dit alles met stille verbazing aan. Niemand kende den zonderlingen bezoeker. Eindelijk waagde een hunner het, op hem toe te treden en te vragen: ‘Kan ik u ook van dienst zijn, mijnheer?’

Als uit een droom ontwakende, zag de onbekende van zijn werk op en verstrooid staarde hij den kellner aan. Toen zei hij kortaf, blijkbaar boos over deze hinderlijke stoornis: ‘Neen! Laat me met rust!’ Dit werd op zulk een barschen, gebiedenden toon geuit, dat de kellner verschrikt heenging.

De vreemdeling schreef ijverig voort en de kellners zagen, dat hij niets dan muzieknoten op 't papier bracht. Daarbij sloeg hij met zijn voet de maat en neuriede tamelijk hard de melodieën, die hij had opgeschreven.

Langzamerhand werd de groote eetzaal met allerlei bezoekers gevuld, welke eveneens met verbazing en gelach naar den man in de grijze jas keken, die maar steeds voortging met te neuriën en de maat te slaan. Deze liet zich evenwel door niets storen. Hij hoorde blijkbaar niet eens, dat een groote bel het sein tot het middagmaal gaf

[pagina 124]
[p. 124]
en de gasten zich in zijn nabijheid aan tafel zetten. Evenmin

illustratie

scheen hij iets te vernemen van het gerammel der borden zelfs scheen zijn reukorgaan niet eens te worden
[pagina 125]
[p. 125]

aangedaan door den heerlijken geur van 't gebraad en de andere spijzen. Reeds begonnen de kellners wantrouwende blikken op hem te werpen en wellicht zouden ze hem op een minder aangename wijze hebben bejegend, zoo niet een nieuw aangekomen bezoeker hem herkend had.

‘'t Is Beethoven! Laat hem rustig werken! Hij is aan 't componeeren!’ fluisterde hij en 't ging als een loopend vuurtje door de zaal.

Het was inderdaad Beethoven. Als hij een inspiratie kreeg, ging hij, zoo 't maar even mogelijk was, onmiddellijk zijn gedachten in noten weergeven. Niets kon hem dan in zijn werk storen: hij zag en hoorde eenvoudig niets van wat er om hem heen gebeurde.

Ook dezen keer was den maestro op zijn wandeling plotseling een muzikale gedachte ingevallen. Als hij deze niet verloren wilde laten gaan, moest hij haar terstond opschrijven en daarom was hij eenvoudig het hôtel ‘Zum römischen Kaiser’ binnengestapt.

Nog altijd was Beethoven in zijn werk verdiept. Zelfs het luide gesprek, dat aan tafel gevoerd werd, leidde zijn aandacht geen oogenblik af, wat hij natuurlijk mede te danken had aan zijn bekende hardhoorigheid.

Het diner duurde een paar uur. De gasten verlieten de zaal en de kellners ruimden de tafel af.

Beethoven zat nog steeds te werken. Eindelijk trad er een kellner op hem toe en waagde het te vragen: ‘Mijnheer, het diner is afgeloopen. Wil u nog altijd niets gebruiken?’

‘Kan ik dan nergens rustig zitten?’ riep Beethoven

[pagina 126]
[p. 126]

woedend uit. ‘Houd toch op met je praatjes en laat me met rust!’

De kellner trad verbluft achteruit en Beethoven schreef maar door. Niemand durfde hem thans meer storen.

Het begon reeds donker te worden, toen de groote componist eindelijk zijn muziekpapier oprolde, den inktkoker sloot en alles in zijn jaszak borg. Hij lachte tevreden, zag de ledig geworden eetzaal rond en wenkte een der kellners.

‘Ik wil betalen. Hoeveel ben 'k schuldig?’

‘Maar, mijnheer,’ antwoordde de kellner zeer verlegen, ‘u hebt niets gebruikt! Zal ik u nog gauw wat brengen?’

Beethoven hoorde hem hoofdschuddend aan.

‘Dat 's vreemd,’ zei hij, en ik heb in 't geheel geen honger!’

Hij groette den kellner vriendelijk, zette zijn hoed op zijn borstelige haren en ging heen.

G. Baak.

Bladvulling.

De jeugd waagt, de ouderdom weegt. Raupach.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken