Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Meidroom (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Meidroom
Afbeelding van MeidroomToon afbeelding van titelpagina van Meidroom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.27 MB)

Scans (3.21 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Meidroom

(1912)–C.S. Adama van Scheltema–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Zesde tooneel

Terwijl Mei bij de laatste woorden van het laatste couplet het eerste koord weer ter hand neemt, rijzen uit het nest de ZEVEN DEUGDEN en zetten zich op den rand; - daarbij spreiden de zes gehuwden, ieder meer naar voren tredend, de koorden straalsgewijze uit (zoodat Mei blijft staan en de voorste man op het voorste plan komt). - Een algemeene en plotselinge beweging naar het nest ontwikkelt zich met de muziek: - het kwartet snelt er heen en knielt vóór den eersten straal (tusschen Mei en de eerste vrouw); de man en de vrouw rijzen op en willen, de vrouw vooraan, den heuvel afdalen, waarna zij aarzelt en omziende den man bij de hand vat; de kinders ontwaken, loopen onstuimig, tusschen de nog neerliggende jongeren, over het rozenkoord en blijven iets achter het kwartet in een halven kring vóór het nest geknield,
[pagina 23]
[p. 23]
waarbij zij hun hoofdje en vooruitgestrekte armpjes op de muziek (kindermotief) heen en weer bewegen; de jongelingen en meisjes rijzen dan op hunne beurt en dringen, met het rozenkoord omhoog geheven, voorbij en over de geknielde kinders, tot vóór het nest, doch nog achter het kwartet, waar ook zij knielen. - Dan begint (alles in ritmisch verband met de muziek) de teruggaande beweging even plotseling: - de jongeren laten de armen zakken, rijzen op en, zich omwendend, schijnen zij de lachende kinders met hun rozenkoord in een vaart mede te trekken naar den heuvel, waar alles zich in den vorigen stand herstelt; de man en de vrouw, van wie de laatste den eerste, zijn hand met haar beide handen omvattende, bij het achterwaarts wijken is voorgegaan, zinken evenzoo terug, waarbij thans de man, op den rechterarm over den schoot van de vrouw geleund en de linkerarm achter-naast zich neerhangend, met het hoofd tegen haar borst rust, en de vrouw zich zittende op de beide achterwaartsche armen stut. - Uit de dartel teruggaande beweging groeit een zachter muziek, waarbij het kwartet, dat mede was opgerezen en weifelend was blijven staan, aanvangt te dansen, telkens tusschen de open stralen een der deugden naderend en weer wijkende.
dans
Begonnen bij de voorste deugd (dus vóór het buitenste koord), eindigen zij tusschen de koorden van Mei en de eerste vrouw, waar thans de beide paren, het eene met de hand op elkanders schouders, het andere knielende op een knie, een trede vormen voor de deugd, die, zich op den rand van het nest wendende, daarvan neerdaalt en tot vóór de vier schalen naar den heuvel schrijdt. - Het kwartet volgt de deugd tot buiten de koorden, terwijl de eerste vrouw, tot dan naar Mei gekeerd, zich omwendt naar den eersten man. - Nadat de deugd gesproken heeft, haalt het kwartet evenzoo de volgende af, waarna de eerste vrouw haar koord aan Mei overgeeft, de deugd met het kwartet een stap volgt, en op het tweede plan achter Mei gaat staan, die een stap naar voren komt. Zoo vervolgende staat Mei ten slotte met de zeven omloofde koorden in de handen op het voorplan en de groep van zes gehuwden op het tweede plan. -
De zeven deugden zijn in zeer licht blauw lang en los gewaad, waaronder bloote voeten, met elk een garf bloemen als zinnebeeld, hetwelk zich in den haartooi sober herhalen kan. - Nadat de eerste deugd gesproken heeft, neemt zij haar garf in den rechterarm en blijft rechts naast de achterste schaal staan; nadat de tweede gesproken heeft, neemt deze haar garf in den linkerarm, - beiden vatten dan de lichtende schaal op en treden naar links.
[pagina 24]
[p. 24]
 
GEESTDRIFT
met een garf hoog opstaande roode papavers
 
Ik ben de geestdrift, die naar wijde
 
Einders van verre vrijheid drijft,
 
Die 't stormend hart bestookt tot strijden
 
Voor 't doel, dat ze aan den hemel schrijft.
 
BEZONNENHEID
met een bundel korenhalmen, waarvan afhangen roze en witte heggewinden
 
Ik ben bezonnenheid, die daden
 
En woorden weegt in 't vroom verstand,
 
En uit haar hemel zacht-beraden
 
Hen neerschrijft in een klaar verband.
 
IJVER
met een plok gras vol paardenbloemen
 
Ik ben de ijver, ben het streven,
 
Dat woelend door de dagen knaagt,
 
Dat naarstig door het jagend leven
 
Een dichte vracht van plichten draagt.
 
GEDULD
met witte waterlelies op den arm, waarbij de groote groene bladen neerhangen
 
Ik ben geduld, dat leerde beiden,
 
En in een kolk van stil gedacht,
 
Ternauw bewogen door het lijden,
 
Aan de'oever van het leven wacht.
 
KENNIS
met omhoog staande zonnebloemen
 
Ik ben de kennis, die door 't duister
 
Heelal haar stralen openspreidt,
[pagina 25]
[p. 25]
 
Tot zij bij 't licht van de'eigen luister
 
Der wereld luister onderscheidt.
 
SCHOONHEID
met een garf neerhangende groote roode rozen
 
Ik ben de schoonheid, zij die zwijgend
 
Al 't hemellicht weer samenbindt
 
En, in een glimlach nederzijgend,
 
't Geluk op aarde wedervindt.
 
LIEFDE
met een grooten bloeienden rozerooden meidoorntak
 
Ik ben de liefde - in mij ademt
 
Wat ik ten doop aan 't leven hield, -
 
Ik ben het, die het al omvademt -
 
Ik ben het, die het al bezielt!
Na de laatste woorden, waaruit de muziek ontluikt, werpt zij den meidoorntak den man en de vrouw in den schoot en neemt met beide handen de laatste schaal, waarmede zij naar het midden-voorplan treedt. De andere deugden reien zich hier om haar, terwijl het kwartet, elkaars handen vattend, zich ter zijde op het linker-voorplan schaart.
menuet der deugden
Na den dans schikken de deugden zich vóór het kwartet, waarbij zij de schalen voor zich neerzetten en, met de armen elkaar omstrengelend, ter zijde naar den heuvel zien. - De man en de vrouw zijn bij de woorden van de laatste deugd geheel tot zittende houding opgekomen; zij houden den meidoorntak in hun beider schoot en daar overheen elkanders handen gevat, terwijl zij, naast elkaar gezeten en tegen elkander aanleunend, het vrije been iets ter zijde gebogen, droomerig over de schalen heen staren.
 
DE MAN
 
't Is of mijn hart die wijde woorden
 
Als 't zeil de zilte winden gaart,
[pagina 26]
[p. 26]
 
En met zijn blijbespoelde boorden
 
Naar onbekende zeeën vaart.
 
DE VROUW
 
Mij is 't of ik door groene zoden
 
Van maagdelijke weiden treed,
 
Waarin ons beiden, nieuw-genooden,
 
Een zalig zonlicht welkom heet.
Mei, die met de groen-omloofde koorden nog bij den dans heeft toegezien, heeft deze daarna over den schouder genomen en is, het leege nest achter zich aantrekkend, bij de laatste woorden van de vrouw, met een stillen glimlach voor zich heen, tusschen het gewas naar rechts verdwenen. Te gelijker tijd glijdt een schaduw over het tooneel (hetgeen een poos iets donkerder blijft) welke den man en de vrouw doet rondzien en Mei's heengaan doet ontwaren, zoodat zij oprijzen en elkaar bij de hand vatten, die zij met den bloemtak ontsteld naar Mei uitstrekken. - De groepen willen op de onrustig groeiende muziek Mei volgen: - de deugden nemen hunne schalen en haasten zich naar rechts, gevolgd door het kwartet, zoodat nu aan de rechterzijde achtereen en van rechts naar links de deugden, het kwartet en het koor van gehuwden geschaard staan. De kinders en de jongeren ontwaken.
 
ALLEN
zingend
 
Zie! maar zie daar!
 
Mei verlaat
 
Onzen lichten levensstaat!
 
Lachend vliedt hij langs de wegen -
 
Waar het nest in groen vergaat - -
 
Bloem en blâren buigen neer,
 
Nu hun kleine lieve heer
 
Met zijn stralenrijken zegen
 
In een wolk is weggestegen - -
 
Ach! hun zieltjes voelen veeg -
 
Ach! hun hartjes loopen leeg!
[pagina 27]
[p. 27]
De beweging zet zich nu onder de jongeren en de kinders voort, die oprijzen en met uitgestrekte handen enkele stappen naar rechts komen, terwijl de man en de vrouw met gezonken handen, thans wat afgezonderd op den halfverlaten heuvel, blijven toezien.
 
DE KINDERS
zich neervlijend
 
Ach! nu loopt ons hartje leeg,
 
Dat van Mei het meeste kreeg -!
 
DE JONGEREN
zich neerzettend
 
O! het mooist - het allermeest
 
Is toch Mei voor óns geweest -!
 
DE GEHUWDEN
neerknielend
 
Maar den schoonsten levenszegen
 
Hebben wij van Mei gekregen -!
 
DE DEUGDEN
staande
 
Zie van ons zijn luister gloren,
 
Waar wij zelf uit zijn geboren -!
Zij heffen de schalen op, waarbij het weer overvloedig licht wordt en Mei met den grijsaard op den achtergrond verschijnt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken