Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De roman van Heinric en Margriete van Limborch (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De roman van Heinric en Margriete van Limborch
Afbeelding van De roman van Heinric en Margriete van LimborchToon afbeelding van titelpagina van De roman van Heinric en Margriete van Limborch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (4.43 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Editeur

Albert Verwey

Illustrator

Victor Stuyvaert



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De roman van Heinric en Margriete van Limborch

(1937)–Hein van Aken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]


illustratie

III

Heinric was intussen de Rijn op gereisd. Steden en landen trok hij door, bergen en dalen op en in, totdat hij aan een groot gebergte kwam en een droevig uitziende jonkvrouw ontmoette die door twee ridders en een aantal manschappen vergezeld werd. Op zijn vraag wat haar deerde, gaf ze ten antwoord, dat haar vader, de graaf van Milaan gestorven was en dat nu haar vaders broer ten onrechte zich als de ware erfgenaam uitgeroepen en haar het land ontnomen heeft. Hij wil het ook niet weer teruggeven tenzij het hem in gevecht, desnoods met acht ridders, ontnomen wordt. Hij is evenwel zo sterk dat niemand tegen hem durft

[pagina 37]
[p. 37]

optreden en nu begeeft zij zich naar de koning van Almaenjen om hem hulp te vragen.

Heinric bood zich dadelijk als haar ridder aan en verheugd nam ze hem mee naar een kasteel dat ze te Milaan nog in eigendom bezat. Daar aangekomen werd hij goed onthaald en bracht er de nacht door. 's Morgens zond Europa - zo heette de schone - twee ridders aan haar oom met de vriendelijke vraag of hij haar het land weer wou overgeven. Maar de oom, heer Fromont, hield hun voor dat het land van rechtswege niet op haar, maar, vanwege zijn vader, op hem verstorven was. Na dat antwoord daagden zij hem namens Europa uit tot een tweegevecht met de ridder die zij hem zenden zou. Hij greep de handschoen dadelijk aan en nu kwamen van weerskanten heren en vrouwen om het tweegevecht bij te wonen.

De volgende morgen ging de ridder de mis horen en wapende zich. Europa, al min of meer verliefd op hem, kwam hem begroeten en hij verzocht haar te laten zien of haar oom al in aantocht was. Deze bleef niet uit. Hij was vastbesloten te winnen en beschouwde zich al als de toekomstige leenheer van haar onderdanen. Er kwam trouwens ook een afvaardiging van de Milanezen, die in een zaak die henzelf betrof, niet buitengesloten wilden worden. Gij moet van weerskanten, zeiden ze, duidelijk zeggen wat ge wilt, want wij weten van boe noch ba. Heer Fromont zei toen: ik eis dat het

[pagina 38]
[p. 38]

land van mij blijft, en dat mijn nicht eruit gaat. Schadeloosstelling krijgt ze van mij geen cent. Heer Heinric zei: dit land hoort van de jonkvrouw. Zij heeft het geërfd van haar vader, die het altijd onaangevochten bezeten heeft. Dat zal ik met de wapens volhouden. De kastelein, gesteund door honderd bewakers die daartoe waren aangewezen, liet toen allen uit het krijt zetten die er niets te maken hadden en zei dat de strijd beginnen kon. Dat werd een verwoed gevecht. Heinric moest zich met de handen aan 't zadel houden. Maar Fromont viel; waarop Heinric de edelmoedigheid had ook aftestijgen. Na het vechten met speren kwam dus nu het vechten met zwaarden. Dat duurde zo lang en was zo hevig, dat heer Fromont, in 't nauw gebracht, min of meer zijn bezinning verloor. Hij riep zijn verwanten te hulp. Met dat gevolg, dat deze de koorden om 't krijt braken en op Heinric aanliepen. Toen die dit zag sprong hij weer op zijn paard, hief zijn zwaard op en sloeg heer Fromont op de helm. Het zwaard schampte af, maar niet zonder dat één arm en een been boven de knie mêe van 't lijf gingen. Laten uw verwanten dat nu maar weer heel maken, zei Heinric en de toegelopenen kregen er nu ook van langs.

De kastelein en de jonkvrouw legden nu de vrede op. Heinrics paard was dood. De oom en andere ridders werden gevangen genomen, de overwinnaar toen toegejuicht en verhinderd onmidde-

[pagina 39]
[p. 39]

lijk weer op reis te gaan. De jonkvrouw bad hem nog een dag te blijven: hij zou dan horen wat hem misschien verheugen zou.

Dit was niet minder dan dat zij hem huwen wou en heer van Milaan maken. Zij riep dadelijk haar raad bijeen en zei dat zij daartoe besloten was. De raad was ermee ingenomen en de kastelein, heer Willem, zou hem dadelijk erover aanspreken.

Heinric ontving heer Willem hoffelijk, hij was ook voor de eer ten hoogste erkentelijk, maar verklaarde dat hij die eer niet waardig was, en bovendien, dat een gelofte hem verhinderde zich langer op te houden. Dit was voor de arme Europa een bedroevende tegenslag. Ze zat treurig aan de maaltijd die ter ere van Heinric gegeven werd. Zij nam afscheid van hem toen hij slapen ging. Maar ze kon niet tot rust komen. Ze wou hem weer opzoeken. Ze schaamde zich. Ze zocht hem ten slotte op. Toen ze zag dat hij sliep, dorst ze hem toch niet wakker te maken en ging weer naar haar kamer. Maar opnieuw stond ze op, ging terug, maakte hem zachtjes wakker en zei dat ze toch niet laten kon vóór zijn vertrek nog eens met hem te spreken. Kom naast me liggen, zei hij, en kuste haar mond. Toen ze daarna vroeg of hij niet blijven wou, vertelde hij haar zijn geschiedenis: wie hij was, de verdwijning van Margriete en zijn reisplan.

's Morgens gaf de jonkvrouw hem een nieuw paard, daar hij het zijne in haar dienst verloren had.

[pagina 40]
[p. 40]

Hij ging weg, maar Europa werd moeder van een schoon knaapje dat tussen zijn schouders een kruis van goud droeg, waaruit men opmaakte dat het een groot koning zijn zou. Dat was ook zo, want het werd koning van Spanje, werd Olivier van Spanje genoemd en woonde met de koning Rioen. Wie zijn heldendaden weten wil en hoe hij eerst aan 't hof kwam, die leze met mijn verlof het boek dat helemaal over hem handelt. Ik ga naar zijn vader terug.

 

Die reed voort totdat hij kwam in het land Calabrië, in de buurt van een stad die Thabor heette. Daar ontmoette hij in een bos twee ridders die er verslagen en droevig genoeg uitzagen. Op zijn vraag vertelden ze hem dat de vrouw van de koning, zuster van de koning van Avare, die dag op een valse beschuldiging verbrand zou worden. De graaf van Perant had haar namelijk bij de koning beschuldigd van overspel met een kamerling. Hij had dat gedaan om zich te wreken, omdat zij zijn eigen oneerbare voorstellen had afgewezen. Heinric ging onmiddelijk naar het hof en wist door zijn aandringen gedaan te krijgen, dat de graaf van Perant in een tweegevecht met hem moest toestemmen. Zijn vijand wist evenwel te bewerken dat dit gevecht twee jaar werd uitgesteld. Gedurende die tijd zou de koningin veilig aan het hof blijven.

[pagina 41]
[p. 41]

Heinric ging nu verder en kwam na een poos aan een viersprong. Daar stond een stenen kruis waarop geschreven was: Niemand wage het deze weg te gaan, want hij die op het vreselijke pad komt, waagt zijn vrijheid of zijn leven. Hij bleef een ogenblik staan, peinzende of daar rovers of dieren waren. Toen zei hij: ik zal die weg stellig gaan; ik begeer immers avonturen; zonder gevaren bestaan die niet. God helpe me. Hij reed dus verder, maar was op zijn hoede.

Hij reed zo twee mijlen. Toen zag hij een bekoorlijk veld, een verrukkelijk kasteel, en tevens een schaar van schone vrouwen die daaruit te voorschijn reden. Ze groetten hem en hij dankte hoffelijk. Als laatste van hen kwam de allerschoonste. Die noemde hem bij zijn naam en zei dat hij haar gevangene was. Hij erkende dat en zij antwoordde dat hij goed daaraan deed want dat ze hem anders met de pijlen die ze droeg zou doden. Daarna zei ze: Heer Heinric, gij moet hier blijven totdat een ridder die ik hier wacht, u haalt: met u tweeën zult ge uw zuster Margriete vinden. Alleen lukte het u niet. In de versierde zaal van het kasteel zei de slotvrouw: ik zal u omtrent mijn gebied inlichten: wij zijn hier drie gezellinnen: de ene heet Juno, de andere Pallas en ik ben Venus. Ze vertelde hem nog allerlei over haar familie, met name hoe Pluto's kinderen: Bacchus en de drie Schikgodinnen: Cloto, Lachesis en

[pagina 42]
[p. 42]

Atropos de wereld bedierven, waarom zij met de haren naar dit bos trok.

Gedurende twee jaar bleef Heinric in de leer bij de godinnen. Wij zullen inmiddels zien hoe het Echites ging.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken