Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De roman van Heinric en Margriete van Limborch (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De roman van Heinric en Margriete van Limborch
Afbeelding van De roman van Heinric en Margriete van LimborchToon afbeelding van titelpagina van De roman van Heinric en Margriete van Limborch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (4.43 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Editeur

Albert Verwey

Illustrator

Victor Stuyvaert



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De roman van Heinric en Margriete van Limborch

(1937)–Hein van Aken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]


illustratie

IV

Echites was driftig en hartstochtelijk, dat zagen we al. En toen hij Margriete in Konstantinopel moest achterlaten had hij de gelofte afgelegd het zijn huisgenoten zo moeilijk te zullen maken dat het hele land ervan spreken zou. Op de terugreis al voer hij tegen zijn moeder uit en toen haar wagenvoerder hem daarover terechtwees, hieuw hij hem 't hoofd af. De ridders die hem zijn zwaard wilden afnemen, ging hij te lijf, zodat ze bang werden. Alleen met Evax, het kind van zijn voedstermoeder, kon hij het vinden. Als die hem niet had neergezet, had hij zijn eigen moeder vermoord.

Zijn ouders wisten ten slotte geen beter raad

[pagina 44]
[p. 44]

dan een brief te schrijven aan Margriete, met verzoek Echites nog eens bij haar te roepen en hem de les te lezen. De bode die Margriete's uitnodiging meebracht vond Echites juist op 't ogenblik toen hij zijn vaders kok in 't vuur gegooid had omdat die niet gauw genoeg deed wat hij hem zei. Ook de bode dreigde hij dood te slaan, maar toen hij de brief zag, werd hij beter gestemd.

Met groot gevolg ging hij op reis, werd door de keizer en de keizerin vriendelijk ontvangen en daarna bij Margriete toegelaten. Zij groette hem hartelijk en vroeg of zijn ouders het goed maakten. Jawel, zei hij; maar toen ging hij dadelijk tot zijn eigen hartsbelangen over en vroeg of haar hart nog altijd zo ontoegankelijk was. Daarover vond Margriete het maar beter te zwijgen tot een volgende gelegenheid. Zo veel goeds had ze niet van hem gehoord dat hij nu al aan meisjes en aan verliefdheid denken zou. Wat niet was kon nog worden, maar geen ijzer wordt een haak als 't niet vroeg gekromd wordt en een oude hond loopt niet makkelijk meer in 't zeel. Morgen spreken we wel eens nader, en intussen zullen we goede vrienden blijven.

Hij deed zijn best en Margriete dacht: hij is mij een goede vriend geweest; ik zal proberen 't ook voor hem te zijn. Ze zei dus: Ik erken dat ik u hartelijk genegen ben, maar ge hebt nog niet getoond dat ge 't recht hebt een vrouw het hof te

[pagina 45]
[p. 45]

maken. Ge staat in een slechte roep en het zou niet aangaan dat men van een meisje zeide: ze houdt van iemand aan wie de hele wereld een hekel heeft. Ik zal u een raad geven: word ridder en doe eervolle daden. Als ge dan terugkomt kan het zijn dat ik u een aandenken geef. Dat ik de dochter van een koopman ben, heb ik maar in scherts gezegd. Ik ben van edele geboorte. Zie nu wat ge wilt doen.

Echites was verrukt. Hij ging naar de keizer en verzocht voor zich en zijn vriend Evax de ridderslag.

Drie dagen later kregen ze die. Van Margriete ontving Echites een wapenrok en draagband, zilver met een leeuw van keel.

Na de plechtigheid was er een toernooi, waarbij Echites een paard won dat hij Margriete ten geschenke aanbood. Hij verwierf de grootste lof. Hij kwam aangestormd als een stroom die de grond met zich sleurt.

Bij het afscheid wou hij Margriete kussen. Maar dat gedoogde ze niet. Dat zijt ge nog niet waard, zei ze.

 

In Athene teruggekomen maakte hij een voortreffelijke indruk. Hij werd met muziek ontvangen door een ruiterbende en zijn ouders weenden van blijdschap.

Hij wou nu op avonturen uitgaan, en wel naar Frankrijk, het ware land van de toernooien.

[pagina 46]
[p. 46]

Hij ging heel alleen, vastbesloten Margriete waardig te worden. Terwijl hij eens door een woest bos reed en onder de groene blaren en bij het zingen van de vogels aan zijn liefste dacht, ontmoetten hem twintig schone meisjes die hem groetten; maar hij, vol van zijn liefde, lette niet op hen. Toen zag hij twintig schone knapen die weenden. Ook zij groetten hem. Ook op hen lette hij minder dan op zijn eigen gepeinzen: hun leed kon door zijn vreugde niet heendringen. Daarna kwamen veertig hoofse vrouwen, die bleek en droevig zagen, en eveneens schreiden. Hij liet ze ongegroet voorbijgaan. Zo ook de nu volgende dertig dappere ridders. Tenslotte kwam een knecht op een mager paard. Die groette hem ook en toen hij niet teruggroette, hield hij stil en zei: ridder, waarom spreekt ge niet tegen me? Aanstonds zult ge iemand tegenkomen, tot wie ge wel spreken moet. Want hij zal u lomp groeten, vrees ik, en het zou mij leed doen voor een schoon heer als gij. Tevens kwam hij dichterbij en zei: Heer, ga een andere weg, want straks komt hier iemand die de duivel of erger is. Wie dan, vroeg hij. De knecht zei hem toen dat al de lieden die hem waren langsgetrokken gevangenen waren van een bosreus, die zeker aanstonds zou naderen. Echites besloot niet op zij te gaan. Het duurde dan ook niet lang of daar kwam een ruiter in de gedaante van een bosduivel, die hem schimpende aanriep zich gevangen te geven.

[pagina 47]
[p. 47]

Hij bereed een groot paard dat Ferrant heette. Zelf heette hij Morant. De strijd was geweldig. Beide mannen stortten van het paard. Toen ze te voet doorkampten werd eerst Echites neergeworpen, maar daarna bleef Morants zwaard in de bodem steken en kon hij het niet terugtrekken, zodat hij een slag kreeg en viel. Echites greep dat zwaard, dat door Wieland gesmeed was, Minninc heette en vroeger gevoerd werd door Wedege. De reus, die het hem ontnemen wou, kloofde hij de wang daarmee. Zijn dood was daardoor evenwel allerminst verzekerd. Hij moest nog eens een slag krijgen en toen vielen de twee over elkander, worstelende, totdat ze eindelijk zo vermoeid naast elkaar lagen, dat een kind van twaalf jaar hun arm of been had kunnen afslaan. Echites kwam het eerst weer tot krachten, door het denken aan de schone, die zijn hart bezat. Hij ontblootte de hals van de reus en terwijl die een vreselijke kreet gaf hieuw hij hem het hoofd af.

Onmiddelijk daarop evenwel kwam Morants broeder Brodas. Echites sprong op Ferrant, gaf Brodas een slag met Minninc en ontwapende hem.

Met de levende reus als zijn gevangene en de dode op het paard ging hij nu naar het kasteel. Hij verloste alle aanwezigen en zond ze samen met Brodas eerst naar Athene en verder naar Konstantinopel.

Hij zelf ging voort en kwam op een morgen in

[pagina 48]
[p. 48]

een schone boomgaard. In 't midden was een bron en daarboven een eglantier. Hij legde zich eronder te rusten en toen hij sliep kwamen uit het heldere water drie vrouwen te voorschijn. De ene zeide tot de andere: de dapperste ridder die ik ken slaapt in de bogaard. De andere zei: Hoe komt hij hier? Het is Echites van Athene. De derde zei: hij gaat toernooien in Frankrijk, dat ried de schone Margriete hem, de hertogsdochter van Limborch.

Echites was zo vast niet in slaap of hij hoorde dit. Hij deed plotseling zijn ogen open en toen de vrouwen wilden vluchten, zei hij: vlucht niet, maar zegt mij: is de schone van wie ge spraakt, van hoog geslacht? De ene vrouw antwoordde: dat zou ik denken; zij is de dochter van de hertog van Limborch en heer Heinric, haar broer, zoekt haar. En tot een teken zal ik u dit zeggen: ge gaat naar Frankrijk: onderweg zult ge een man ontmoeten die u groeten zal en vragen of ge iets vernaamt van een ridder die heer Heinric van Limborch heet. Hij zal u verder zeggen dat de jonkvrouw van Milaan bij hem een zoon heeft, die tussen zijn schouders een gouden kruis draagt, dat zij nu gehuwd is en dat haar man 't kind wil doden. De edele vrouw laat daarom heer Heinric zoeken, die een broeder is van het meisje dat door uw moeder gehaat wordt en dat gij liefhebt. Als god u genadig is, moet ge met die man naar Milaan gaan en de

[pagina 49]
[p. 49]

kamp voor het kind opnemen, waarvan Margriete tante is. Zo zult ge verdienen dat ze u liefheeft.

De meerwijven verdwenen en Echites zat op en dacht na over alles wat ze hem gezegd hadden. Hij reed ver door bossen en over heiden tot hij in een vallei kwam waar twee gewapende ridders een meisje sloegen. Het meisje riep: ze hebben mijn broeder verjaagd en mijn vader doodgeslagen en nu word ik door hen mishandeld. Echites vraagde de heren waarom zij dit deden en zei dat hij het laag van hen vond. Zij gaven een lomp antwoord en het gevolg was een strijd waarin hij één vijand doodde en de ander gevangen maakte. Hem en het meisje zond hij naar Athene, met bevel om vandaar naar Konstantinopel te gaan.

Zelf vervolgde hij zijn tocht en kwam in Romanië. Daar ontmoette hij de man die de meerwijven hem voorzegd hadden. Hij zei dat hij een verwant van het kind was en hem vergezellen zou. Hij werd bij Europa in 't geheim toegelaten. Zij vertelde hem alles, ook dat het kind morgen verbrand zou worden. Ook zij bevestigde dat Heinric zijn zuster Margriete zocht. Hij zag het kind, en dat het op Margriete leek. Er werd afgesproken dat Echites 's morgens de graaf en zijn stoet zou opwachten en dat de vrienden van Europa zouden worden gewaarschuwd om hem zo nodig bij te staan.

's Morgens verliet hij zijn herberg en vond in

[pagina 50]
[p. 50]

het bos de graaf en de zijnen, en het kind, en de brandstapel. Hij daagde de graaf uit en na een hevige strijd doodde hij hem en redde het kind.

Vandaar reed hij naar Frankrijk en vocht er in menig toernooi, zodat de hele wereld door van hem gesproken werd.

Inmiddels werd ook te Athene en te Konstantinopel van hem gesproken omdat Brodas en de bevrijden daar waren aangekomen. Zijn voedsterbroeder Evax verlangde hem te zien, en terwijl hij zich gereed maakte kwamen ook de verslagen ridder en de geredde jonkvrouw. Zij trokken door naar Konstantinopel en Evax reed op Frankrijk aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken