Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De roman van Heinric en Margriete van Limborch (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De roman van Heinric en Margriete van Limborch
Afbeelding van De roman van Heinric en Margriete van LimborchToon afbeelding van titelpagina van De roman van Heinric en Margriete van Limborch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (4.43 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Editeur

Albert Verwey

Illustrator

Victor Stuyvaert



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De roman van Heinric en Margriete van Limborch

(1937)–Hein van Aken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]


illustratie

VIII

Nu begon dan de reis naar Armenië. De koningen van Mombrant, van Barbarije en van de Hunnen hadden dat land al voor een groot deel ingenomen en het veel doen lijden. Kloosters en huizen waren verbrand, kerken en kluizen in puin geworpen. Een vreselijk man was Polifemus. Hij kon een paard in zijn armen dragen. Hij mat dertig voet in de lengte en tien over de schouders. Zijn hoofd leek een matige oven, zijn haar was harder dan staal, zijn oren schenen grote borden en hij had maar één oog dat als een schild in zijn voorhoofd stond. Daarbij waren zijn handen als planken, zijn armen vormeloos, zijn rug zo hol dat

[pagina 85]
[p. 85]

er twintig ossen tegelijk uit drinken konden en zijn benen dik als molenzuilen. In alle kerken brak hij de beelden en zette er zijn Mahomet voor in de plaats.

Deze Polifemus had het hele land al veroverd, behalve de stad Tirannos. Die lag op een hoge berg. De bewoners zonden naar Echites en hun bode was blij toen hij hem te Arepont al aantrof. Hij verzocht hen voorttemaken want twintig mijl in de ronte was 't land al bezet, Viberbium was verbrand, evenals Avigant, en nu liep Tirannos gevaar.

Dat kon een lange oorlog worden en Echites meende dat hij de andere heren niet zo lang mocht ophouden. Maar Demophon sprak dat tegen. Hij herinnerde aan de bepalingen van 't verdrag en verklaarde dat hij de hele oorlog zou meemaken. In de nood kent men zijn vrienden, zei Heinric.

Zo reden ze dan naar Tirannos, een rit van twee weken. De laatste nacht bleven ze in 't plaatsje Libet, tien mijl van de stad. De vijand was er daags tevoren geweest, maar weer afgetrokken. Nu besloten ze dat de volgende dag Echites zich in de stad zou werpen, terwijl Heinric en Demophon het leger van de Heidenen van achter zouden aanvallen.

De inwoners van de stad werden gewaarschuwd. Demophon zond op eigen gelegenheid een spion naar het kamp van de vijanden. Dit had hem bijna kwaad gedaan, want een man die het zag verdacht

[pagina 86]
[p. 86]

hem van verraad en kwam het Heinric aanzeggen. Maar Heinric vertrouwde hem.

Demophon was de anderen vóór geweest. 's Morgens vroeg was hij de aanval begonnen en hij had reeds een ontmoeting met Polifemus gehad, toen Heinric aankwam. Het bleek wel dat van verraad geen sprake was. Tegen de middag kwam ook Echites. Aan alle kanten werd de strijd voortgezet, waarbij Heinric Polifemus een wond in 't been toebracht.

's Avonds trokken de Christenen in de stad en de volgende morgen streden zij weer en dat duurde een maand lang. Daarna was er wapenstilstand, die een maand duurde. In 't geheel duurde de oorlog twee jaar, want 't aantal van de heidenen was eindeloos.

Eindeloos was ook de reeks van koningen en ridders die middelerwijl de Sultan naar Konstantinopel beriep. Ik zou ze allen kunnen opnoemen. Het waren zeventig koningen en vijfduizend achthonderd ammeralen.

Ook keizerin Eusebia kreeg versterkingen. Drie en twintig koningen en drie honderdduizend opgezetenen. Ze liet ook veel edele vrouwen en kinderen in de stad komen opdat zij de ridders zouden aanvuren. Van deze dames was Esyone, de prinses van Salence, die door Demophon bemind werd, een van de schoonste. Zij lispte een beetje als ze sprak, maar dat stond haar niet kwalijk. De

[pagina 87]
[p. 87]

schoonste van allen zou evenwel Eusebia zelf geweest zijn, indien niet Margriete haar overtroffen had.

Afzonderlijk noem ik nog de koningin van Amazonië. Zij kwam met twintigduizend geharnaste jonkvrouwen.

Toen nu de oorlog in Armenië op 't eind liep was men er eigenlijk nog weinig verder. De Heidenen lagen nog altijd voor Tirannos, en toch konden zij de stad niet nemen. Er was gestreden totdat men tot de knieën door 't bloed liep, ook was de koning van Mombrant gesneuveld, maar die van Barbarië, de verschrikkelijke Polifemus leefde nog. Hij werd echter ongeduldig en besloot dientengevolge een van de koningen uit de stad tot een tweegevecht uittedagen, met de bepaling dat de overwinnaar het land behield.

Hij zond twee ammeralen, die namens hem dit voorstel deden en nu begon een belangwekkend gesprek tussen Heinric, Echites en Demophon, die ieder met goede redenen en sterke aandrang de eer van het kampioenschap voor zich opeisten. Eindelijk werd ze toegekend aan Demophon en de ammeralen vonden het vreemd dat iemand die zelf een Heiden was streed voor de Christenen.

's Morgens kwam Demophon enerzijds en anderzijds Polifemus in het krijt. De ene bereed een schoon paard, de ander een dromedaris die de kracht van negen paarden had. De schok van

[pagina 88]
[p. 88]

hun ontmoeting was vreselijk. Het paard zat op zijn hamen en viel, maar ook Polifemus, tegen de helmkam getroffen, stortte. Zij vochten toen te voet; met verwoede slagen alsof ze elkanders vader vermoord hadden. Demophon sloeg de Berberijn op zijn helm en als het zwaard niet was afgeschampt zou hij die gekloofd hebben. Toch viel hij en Demophon gaf hem nog een slag. Maar plotseling schoot hij op en nu waren zijn slagen zo talrijk dat Demophon door het krijt gejaagd werd. Echites en Heinric keken bedroefd, maar Demophon dacht dat Echites' rijk nu van hem afhing. Hij wendde zich om en sloeg de Berberijn boven op zijn schouders en sloeg hem zijn arm af. Toen gaf hij hem nog een slag. Die raakte de stalen helm en ging erdoor tot de ogen. Toen viel zijn vijand om.

Hijzelf nam de dromedaris en bood die Heinric ten geschenke aan.

Die nacht droomde Demophon dat een jonkvrouw hem wakker maakte en een pijl in zijn hart schoot. Daarop zei ze: denk aan de jonkvrouw Esyone van Salence en help de keizerin. De hele adel van de wereld is daar verenigd. Van weerskanten is er volk, teveel om te noemen. Het wachten is op u en de ridders die hier met u zijn. Ga spoedig.

Vol twijfel of hij al of niet Christen zou worden lag de koning te wachten op de dageraad.

Zodra hij Echites zag vroeg hij: Wanneer vertrekken we? Echites wenste hem een geschenk te

[pagina 89]
[p. 89]

doen, al was 't zijn rijk. Maar hij verlangde enkel naar Esyone. Hij herhaalde dit tegen Heinric. Na acht dagen vertrokken ze, kwamen tot Raphi en hoorden daar hoeveel troepen de Sultan verzameld had. Demophon zeide: Mijn broeder krijgt als hij wil, het hele heidendom, maar ik blijf u genegen, ge hebt het aan mij verdiend. Ze dankten hem en reden dapper door tot Konstantinopel.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken