Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roman van Heinric en Margriete van Limborch (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roman van Heinric en Margriete van Limborch
Afbeelding van Roman van Heinric en Margriete van LimborchToon afbeelding van titelpagina van Roman van Heinric en Margriete van Limborch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.64 MB)

Scans (28.63 MB)

ebook (4.60 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Editeur

Th. Meesters



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roman van Heinric en Margriete van Limborch

(1951)–Hein van Aken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Boek XI

1up, A o.
17Romeinen XV, 4.
Fol. 126a, 126b. Uitg. V.d.B. 38-104.
39gegeven, A ghehouden.
40des gelich, A dagelike
60blümen, A boeme.
67tot en met 76 ontbr. in A; 69 tot en met 72 komen wel voor in hs. K. (Zie Verwijs c, blz. 52)
69kalanderen, een soort van leeuwerik.
79tot en met 82 ontbr. in A; 81 en 82 wel in K.
94stat, A scade
97Heinrich, hs. h met een dwarsstreep door de schacht. Echites, voluit, zonder hoofdl.
110meir, A mare;
114luidt in A:
Doe ghingen si bi hem sitten saen;
Fol. 126c, 126d. Uitg. V.d.B. 105-184.
120bant, A brant,
132luidt in A:
Ende diere omme messeit, grote smerte
162mirken, bet. acht geven op.
165ontbr. in A.
170van gronde, kan bet. geheel en al, volkomen.
170Na 170 heeft A:
Vercordi noit tenegher stonde
173uren monde. Verdam emendeert: u mont (Verdam VIII kol. 1899).
[pagina 33]
[p. 33]
185gereinen, geremen (?) Vgl. 367, 768, 936; VIII 677; X 1208.
187besweirt, A besurt,
198luidt in A:
Wat ic droeve of wat ic prighe.’ Dit vers in A (184) vervangt Verdam door dat in B (Ts VIII, blz. 207). Zie aant. 1143 en Verdam VI, kol. 669.
Fol. 127a, 127b. Uitg. V.d.B. 185-250.
235welwem, welwein (?), A deluwen, K deluen.
238luidt in A:
Iet verliefelecte daer die stede?’
en in K:
Iet verlievet dese stede?’
241luidt in A:
Die te rechte alsoe genaemt si, en in K:
Die soe recht ghenaemt si
243Na 243 heeft A:
Dat icken ghewinnen niene moghe, Dit vers heeft K ook.
244-245ontbr. in A, maar niet in K.
246nü en echt, bet. herhaaldelijk, telkens, steeds.
248tot en met 257 ontbr. in A, maar niet in K.
248luidt in K:
Die seer hoech van stappen sijn.’ (Vgl. Verdam II kol. 1283 Aanm. 2)
271geleye, A glavie.
276tot en met 283 ontbr. in A.
Fol. 127c, 127d. Uitg. V.d.B. 251-316.
293luidt in A:
Dier si heeft menegen enen
294tot en met 297 ontbr. in A.
304Na 304 heeft A:
Den hertsten steen dien men noit vant
Of vinden mochte in enich lant,
308geschien, A bescieten.
311Scheiden, A Scoren.
313luidt in A:
Nu merct vele narre mi
316tot en met 323 ontbr. in A.
339Betekent: Maar nu is het (schild) zogoed als op.
350tot en met 353 ontbr. in A.
358also say, bet. als saai, wollig.
359stray, scrag (?), A fray.
Fol. 128a, 128b. Uitg. V.d.B. 317-398.
373wonen, A wanen
374Ende wanne-hopen, A Van hopen,
388int/hertz, A mi op therte.
396tot en met 399 ontbr. in A.
421gewoenliche, A ghehueffende.
423Na 423 heeft A:
Ende sine const hi gherne toent
434Nü siet, A Nu si.
440lerunge, hs. boven dit woord staat een overbodige afkortingsstreep.
447weden, A wayen,
Fol. 128c, 128d. Uitg. V.d.B. 399-468.
459tot en met 464 ontbr. in A.
472vermogenre, vermagenre (?)
478luidt in A:
Recht alsoe in diergelike
493tot en met 500 ontbr. in A.
507-508ontbr. in A.
522experto credite. Vergilius, Aeneis XI 283; Ovidius, Ars amatoria III 511.
523heeft, A gheeft
Fol. 129a, 129b. Uitg. V.d.B. 469-544.
537-538luiden in A:
Nu segt mi, welc u meest toech
Ane minne daer u herte ane vloech,
549tot en met 552 ontbr. in A.
554Dit is dat, A Dies.
571biessem, A biesen.
576tot en met 578 luiden in A:
Ende die hi int herte te voren
Herde langhe heeft beghert,
Ende hi boven alle creaturen beghert,
580die erde, A dbedde.
586wone, A wane.
598sijne, d.w.z. van koning Ryoen. Vgl. IX, 109, 110.
599In, A Ane; Amazonia. Vgl. VIII 1192, 1193.
607Achter erden is in het hs. doorgeh. uyt; tzer, A uter.
615tot en met 624 ontbr. in A.
[pagina 34]
[p. 34]
Fol. 129c, 129d. Uitg. V.d.B. 545-634.
626due, dae (?)
632luidt in A:
Ja soe na, dat therte suer
634Zinnebeeldig voor: zich zijn gebied toeeigenen (Verdam VIII kol. 1118).
671-672ontbr. in A.
690guet ind ere, A wildi ere
Na 690 heeft A:
Hebben, ende selen hem beloven
Van uwer meltheit in eiken hove.’
Die jonfrouwe scaemde hare,
Ende seide ten coninc oppenbare:
‘Wanen soude comen selc here
Mi te bringene in alselke ere,
Fol. 130a, 130b. Uitg. V.d.B. 635-670.
713Begerre icht nü, A Berecht mi,
721süver, hs. suuer, op de beide u's 2 puntjes.
721tot en met 728 ontbr. in A.
737-738ontbr. in A.
741-742ontbr. in A.
741kock. Verdam stelt voor kocke te lezen en denkt aan de bet. van het lat. coccum: purperen of scharlaken stof (Verdam III kol. 1692).
745stre[n]e, hs. streme.
746brijngt, A brect.
757-758ontbr. in A.
759tot en met 786 ontbr. hier in A en volgen eerst ná 855.
787tot en met 796 ontbr. in A en worden door V.d.B. onvolledig meegedeeld (Deel II, blz. 201).
Fol. 130c, 130d. Uitg. V.d.B. 671-716.
802herh. van 796.
803herh. van 797, maar in het hs. doorgeh. in rood en zwart.
806leckerie van mennen, A roem van mannen. (Vgl. III 1283, B Lecker, A Roem.) Is de bet. van leckerie hier: trotsheid, blufferigheid (Verdam IV kol. 351) of ontucht? (Verdam IV kol. 353, leckerdie) Vgl. X 755.
809tot en met 818 ontbr. in A.
816Quo semel est imbuta recens, servabit odorem testa diu. Horatius, Epistolae I, 2, 69.
825Na 825 heeft A:
Dat niet en genaect sanders moet?’
846-847In A in omgek. volgorde.
856tot en met 936 ontbr. in A. (862 tot en met 864 worden door V.d.B. onvolledig opgegeven)
871untfoen, Moet hier untgoen gelezen worden?
Fol. 131a, 131b. Uitg. V.d.B. blz. 199, blz. 200. 745-762.
888temporüre, d.i. mengsel.
902d.i. een strael root coperijn. (koperen) (Verdam III kol. 1878)
904herhaling van 856. In het hs. doorgeh.
905verslent, verslont (?)
940De ontkenning ontbr. in A; men[n]e, hs. menme.
946bet. waar ik mee gevangen word.
955tot en met 1004 ontbr. in A. V.d.B. geeft deze verzen niet op.
Fol. 131c, 131d. Uitg. V.d.B. 763-792.
982sich vermanen schijnt hier te betekenen: zich laten gelden (Verdam VIII kol. 2103).
994were, weir (?)
995aff[e]re, hs. afire.
997sagen, sogen (?)
1009meir, A merc. Vgl. X 169, 743.
1013loyt, leyt (?)
1023tzu-geit. Zie aant. X 423.
1025Dar, Dat (?)
1025luidt in A:
Soe comt si wt ende te-gheet weder
1027tot en met 1034 ontbr. in A.
1040u[n]mere, hs. ummere.
Fol. 132a, 132b. Uitg. V.d.B. 793-849.
1053tot en met 1060 ontbr. in A.
1060gewo[r]telt, hs. gewoltelt.
1066wonder, A weder.
1090Na 1090 heeft A:
Ende doet uwen sin sceden sere,
1098tot en met 1117 ontbr. in A.
1105Anders, r boven toegev.
1122Ende, A Enen; dienen, A dient.
1126Adomas (Zie 1178), A Amedas. Vgl. Maerlant, Alexander VIII 112 vlg.; Van der Feesten vs. 193; Sidrac prol. vs. 5 (Te Winkel blz. 333, noot 3).
[pagina 35]
[p. 35]
Fol. 132c, 132d. Uitg. V.d.B. 850-890.
1139-1140luiden in A:
Die questie daer Venus strale
Ende verstaen bescedelike,
Verdam verandert daer (1139) in der (Ts VIII, blz. 209).
1143krijgen, A prigh [en ]; Vgl. aant. 198.
1154luidt in A:
Die over al niet en mach siin.
1159-1160luiden in A:
Woude oec hier iemen bestaen
There sonder der heren raet,
1168tot en met 1259 ontbr. in A.
1178Amodes, Amodas (?)
Fol. 133a, 133b. Uitg. V.d.B. 891-908.
1266Na 1266 hebben A en K:
Die van minnen draghen dwee,
1269ontbr. in A. en K.
1272luidt in A:
Verwermt ende van verwen roet,
1275pijne, A miin,
1278tot en met 1295 ontbr. in A.
1286voetstrapp, voetscrapp (?) Vgl. X 68.
Fol. 133c, 133d. Uitg. V.d.B. 909-926.
1299Nü, A Ende.
1305luidt in A:
Den ghenen die gheren niet el
1314tot en met 1374 ontbr. in A.
1344he, lees: sij.
1345nam, hs. nain.
1357Marcesuse, lees: Narcesuse.
Fol. 134a, 134b. Uitg. V.d.B. 927-955.
1386luidt in A:
Daer ic hare met doe verlanghen
en in K:
Daer ic haer om doe verlanghen
1399tot en met 1446 ontbr. in A.
1399tot en met 1406 wel in K.
1412tot en met 1440 wel in K.
1415drij dage, K die draghen
1436luidt in K:
Niet en waren malcander bi.
1439Over, hs. Ouer, op de u 2 puntjes.
1443Petenselie, d.i. Penthesilea.
1448luidt in A. en K:
Dat lief en mach te verre niet
Fol. 134c, 134d. Uitg. V.d.B. 956-1038.
1457even boven toegev. Er onder is eyne doorgeh.
1484tot en met 1486 luiden in A en K:
Tart den enen opten voet,
Den anderen dwanc si metter hant,
Den derden lenesi die oegen riant.
K heeft echter trat i.p.v. tart en in de derde regel den oghen brant i.p.v. die oegen riant. In B staat vóór vs. 1484 in marg.: ota, door een andere hand geschreven. Door het afsnijden zal wel een n verdwenen zijn, zodat er nota gestaan zal hebben. Iemand heeft dus de onregelmatigheid in de volgorde der verzen opgemerkt.
1505luidt in A als in B. K heeft:
Harde cleen of en merket niet.
1518luidt in A:
Here, nadien dat ict verneme
1524Eyns umb-dat, A Hens maer omdat.
Fol. 135a, 135b. Uitg. V.d.B. 1039-1117.
1535luidt in A:
Ende si en gheert dant niet de minne.
V.d.B. verandert:
Ende si en gheert niet dan de minne.
1542luidt in A:
Die meest dore andren heeft gedaen.
1562weren, A voeren.
1563menden, A rumden.
1572In A volgt hier vs. 1595 tot en met 1600, en daarna vs. 1573 vlgg.
1574ma[s]iere, hs. maniere, A maysiere. Vgl. XII 356, waar B weer maniere heeft en A (217) maysiere.
1575-1576moeten worden omgezet.
1576A heeft dezelfde lezing. Verdam vervangt in dat door int dac (Verdam IV kol. 1206).
1593-1594ontbr. in A.
1601bestonde, A ontstoet.
Fol. 135c, 135d. Uitg. V.d.B. 1118-1202.
1621coninginnen, A hertoginnen:
[pagina 36]
[p. 36]
1632luidt in A:
Die vrouwe, dier therte began mesbaren,
1638Na 1638 heeft A:
Sonder vroude ende sonder joye,
1651drayt. In oostelijke dialecten ook dreyt voor: draecht, draget, dreget, dreecht, drecht (Verdam II kol. 375).
1661A heeft: Ane mesquame.
1671luidt in A:
Al wenende si niet ghefeen, Vgl. aant. XII 526.
1689ontbr. in A.
1697D[a]t, hs. Diet (?)
1697Na 1697 heeft A:
Nu doet alsoe, selp u ere.’
Fol. 136a, 136b. Uitg. V.d.B. 1203-XII 74.
1703M. Boven de M is een o toegev.
1707Na 1707 heeft A:
Ende dient oec noch es bleven
Alsoe langhe alsi leven,


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken