Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vergaderzaal (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vergaderzaal
Afbeelding van De vergaderzaalToon afbeelding van titelpagina van De vergaderzaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.37 MB)

Scans (7.01 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vergaderzaal

(1978)–A. Alberts–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

[7]

Aan de noordzijde werd de stad afgesloten door haar havens.

Havenbekkens van west naar oost, kilometers lang. Helemaal in het oosten was de kade langs het water vroeger een dijk geweest en zo werd ze nog altijd genoemd.

Aan het einde van de dijk stond een huis. Een heel groot huis met een stenen onderbouw en daarboven muren van dikhouten planken. Het hout begon al bij de vensterbanken van de benedenverdieping. Op de eerste verdieping hadden ze rond het huis een balkon met een balustrade getimmerd. Een balkon, waarop mensen konden zitten en die zaten er soms ook. Herstellende zieken, want het huis werd gebruikt als ziekenhuis voor patiënten die van schepen kwamen. Bijna altijd bemanningsleden, want zieke passagiers gingen ergens anders heen.

Het was op de balkons, vooral op het oostelijke balkon, helemaal niet slecht zitten. In de ochtend de zon over het water en de hele dag uitzicht op de polder achter het water.

Het huis was een jaar of tachtig geleden gebouwd door een reder die eigenlijk houthandelaar was. Een handelaar die drie schepen naar het noorden liet varen om met hout terug te komen. Als een van de kapiteins bijzonder mooi hout had ingekocht, werd het door de reder voor eigen

[pagina 66]
[p. 66]

gebruik opzijgelegd. Om er een huis van te bouwen. Een huis op de plaats waar zijn schepen vertrokken en weer binnenvoeren, eenvoudig om bij de hand te zijn als ze langs de kade lagen. Het huis moest groot zijn, want hij wilde op de benedenverdieping kantoor houden en op de eerste verdieping wonen en er zijn gasten ontvangen.

Een enkele maal ook een zieke gast. Op een dag toen een van zijn schepen uit het noorden terugkwam en toen het eindelijk langs de kade gemeerd lag, was de reder het eerst van allemaal aan boord. De gangtrap op naar boven en naar de hut naast het stuurhuis. Daar is hij een hele tijd gebleven. Daarna kwam er een brancard en de zieke gezagvoerder werd naar de wal en naar het houten huis gedragen.

Een paar dagen later is die kapitein drijvende gevonden in het water voor het huis. Dat water heette toen en nu nog de Voorboezem en er werd indertijd verteld dat de zieke niet gewoon ziek maar krankzinnig was geweest. Hij zou's nachts uit het huis ontsnapt en in het water zijn gesprongen. Een andere verklaring is in elk geval nooit gegeven, niet door de reder en niet door iemand anders. De reder is in het houten huis blijven wonen en na zijn dood hebben zijn twee zoons het bedrijf voortgezet en behoorlijk uitgebreid. Meer dan hun vader hielden zij contact met andere reders en houthandelaren. Ze wilden weten wat er in hun wereld te doen was.

[pagina 67]
[p. 67]

Toen de jongste van de broers trouwde ging hij meer naar de kant van de stad wonen. Hij was degene die naar de vergaderingen en besprekingen van hun collega's ging. Zijn broer bleef alleen in het steeds ouder wordende huis. Het kantoor werd nog steeds op de benedenverdieping gehouden.

De getrouwde broer kreeg kinderen, twee zoons en een dochter. De oudste zoon zou de Zoon in de firma zijn en de jongste mocht zeggen wat hij wilde worden, want met de houthandel ging het lang niet slecht.

Hij wilde ingenieur worden en dat werd hij. Hij was een rustige, vriendelijke jongeman, die andere mensen liet uitpraten en hij maakte zijn studie binnen de daarvoor gezette tijd af. Hij vertrok daarna naar het buitenland om alles te leren over treinen en stations, want die hadden zijn grote liefde. Intussen was zijn zusje getrouwd met iemand die maar al te graag in de directie van de firma wilde.

Op een dag stond de ingenieur in de kamer van een kantoor bovenin een stationsgebouw en keek naar de treinen die op het emplacement aan het rangeren waren. Hij luisterde naar de stoomfluiten van de locomotieven en hij hoorde niet dat de deur achter hem openging en dat er iemand binnenkwam. Hij werd op zijn schouder getikt en toen hij zich omdraaide kreeg hij een telegram in zijn handen gestopt. Hij las dat hij onmiddellijk thuis moest komen. Zijn broer was verongelukt.

[pagina 68]
[p. 68]

Zijn oom die nog altijd in het houten huis woonde, vertelde hem wat er was gebeurd. De broer had een reis naar het noorden gemaakt en daar was hij's nachts over boord gegaan. De wacht had een schreeuw gehoord. Hij had ogenblikkelijk de machines laten stoppen en alarm gemaakt Ze hadden een boot uitgezet en sloepenrol laten houden want ze dachten natuurlijk dat het een lid van de bemanning zou zijn geweest. Ze hadden niet gedacht aan de jonge reder die in zijn hut lag te slapen. Toen er niemand vermist bleek, waren ze in de hut gaan kijken. De hut was leeg.

Ze waren de hele nacht en de volgende dag blijven zoeken, maar het licht was slecht, want het liep al tegen de winter.

Dat was het verhaal dat de oom aan zijn neef vertelde. De vader was naar het noorden vertrokken. Niet dat daar nog veel kon worden gedaan.

Nadat de vader terugkwam viel er een leegte. In de eerste plaats omdat er geen begrafenis was. Bovendien en misschien daarom werd er over het ongeluk niet gesproken. Niet over de oorzaak en niet over de gevolgen. Maar toen de ingenieur na een paar weken aanstalten maakte om weer naar het buitenland te gaan, werd hem gevraagd naar het houten huis te komen.

Daar zaten in een kamer op de eerste verdieping zijn oom, zijn vader en zijn zwager. Door een van de ramen zag hij een stuk van de balustrade van het balkon en

[pagina 69]
[p. 69]

daarboven de grauwe winterlucht. Toen ze hem hadden gezegd dat hij in de directie moest komen, stond hij op en ging voor het raam naar buiten staan kijken. Over de balustrade heen zag hij de polder en het water voor de polder.

Hij hoorde achter zich stemmen die zeiden dat het niet anders kon. Dat zijn oom er het volgend jaar mee op zou houden. Dat zijn vader weliswaar nog een aantal jaren meekon, maar dat het bedrijf nog verder zou moeten worden uitgebreid.

Hij bleef voor het raam staan en wachtte. Hij heeft misschien gewacht tot iemand hem op zijn schouder zou kloppen. Of tot een deur zou opengaan en als hij zich dan zou omdraaien, zou er niemand in de kamer zijn. Of zijn broer die toch nog teruggekomen was. Toen hij dat dacht draaide hij zich plotseling om.

Hij zag dat ze er nog waren. Dat wil zeggen, zijn oom en zijn zwager zaten om de ronde tafel onder de lamp. Zijn vader stond met de rug naar hen toe. Hij stond voor de landkaart die aan de muur hing en het zou dus best hebben kunnen zijn dat hij keek naar de kust waarvoor zijn oudste zoon was verdronken. Toen hij zich eindelijk omdraaide, knikte de ingenieur. En daarna gingen ze werkelijk de kamer uit. Hij bleef alleen achter.

Het bedrijf bleef de Zoon in zijn naam houden. Voor iedereen in de omgeving van de directie was dat de jonge reder die in het noorden was verdronken. Zoals het ook

[pagina 70]
[p. 70]

voor iedereen duidelijk werd dat de zwager meer vat op de zaak had dan de ingenieur. Maar ze bleven beiden rustig naast elkaar werken, want de ingenieur liet de mensen nog altijd uitspreken. De oom, die niets meer aan de zaak deed, bleef in het houten huis wonen en bij zijn dood besloten ze het kantoor over te brengen naar een gebouw in de binnenstad. Zo kwam het houten huis leeg te staan. De ingenieur liet de wanden op gezette tijden teren en bijna elke zondag ging hij er heen, zette de deuren en ramen van de bovenverdieping tegen elkaar open en in de zomer zette hij een stoel op het oostelijke balkon en keek over de balustrade naar het water en de polder achter het water.

Toen zijn vader stierf, kwam het huis in diens nalatenschap. De ingenieur zat er over te denken het in zijn aandeel te houden, maar dit scheen moeilijkheden te veroorzaken bij de boedelscheiding. Naderhand bleek dat de zwager het had toegezegd aan een bevriende relatie in het stadsbestuur, dat er een noodziekenhuis van wilde maken. Dat gebeurde. De zieken kwamen en gingen. Jaren achtereen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken