Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlands displegtigheden. Eerste deel (1732)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlands displegtigheden. Eerste deel
Afbeelding van Nederlands displegtigheden. Eerste deelToon afbeelding van titelpagina van Nederlands displegtigheden. Eerste deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlands displegtigheden. Eerste deel

(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

Kapittel XIII.

Gastmaalen op de Geboortedagen.

Dat al in zeer vroege tyden Ga naar voetnoot1 het houden van plegtige Maaltyden, en

[pagina 153]
[p. 153]

en vrolyke gasteryen, op de geboorte dagen, dat is op de verjaaring van iemants

[pagina 154]
[p. 154]

geboorte, of jaarelykse wederkomst van den dag van iemants komst in de weereld, voornaamelyk onder de Koningen, en Grooten, niet alleen in de Oosterse, maar ook in de Westerse Landen, in gebruik zy geweest, getuigen de Geschiedenissen; en kan zonneklaar gezien worden in het pragtige gastmaal, aangeregt door Farao, Koning van Egipten, ten tyde als Josef, hoewel onschuldig, zyn gevangen was, als in het breede beschreven staat by den Goddelyken Moses in 't boek der Scheppinge Kap. XL: 20. Ende het geschiedde

[pagina 155]
[p. 155]

ten derden dage van Faraoos geboorte, dat hy alle zyne knegten een maaltyd maakte, en hy verhief het hooft van den Oversten der schenkeren, enz. Weshalven Ravanellus op het woord Nativitas N. 9. 3. aldus besluit: Natalem diem conviviis hilarioribus, aliisque festivitatibus celebrare solent homines, praesertim Reges & Magnates. exempl. Regis Egypti. &c. Gelyk mede te zien is in het boek van Job Kap. I: 4. Ende zyne zoonen gingen, en maakten maaltyden in yders huis op zynen dag Ga naar voetnoot2

[pagina 156]
[p. 156]

Over Faroos geboorte dag, zegt F. Burmannus: ‘Dewyl in Gods Woord nergens van Geboorte-maaltyden gelzen word, als van die van Farao Gen. XL. en van Herodes Matth. XIV. Zoo hebben eenige Oudvaders het vieren van de zelve voor ons ongeoorlofd gehouden: Maar anders leerd Augustinus, zoo door zyn eigen voorbeeld, als deze redenen Ga naar voetnoot3’: Indien (zegt hy) tot Jeruzalem gehouden wierd het feest van de vernieuwinge des Tempels, Joh. X: 22. hoe veel te meer behoord men niet te vieren de Geboortedag

[pagina 157]
[p. 157]

des Menschen, die meer een Tempel Gods is, en met wiens handen ook die Tempel gebouwd was, om God te danken; want een beter tempel is ons lighaam.

De gewoonte van geboorte dagen te vieren by de ouden bevestigd Herodoot, zeggende: zoodanigen banket word eens 's jaars aangeregt op den Geboortedag des Konings. Wy hebben het oudste voorbeeld van deze gewoonte in Egipten Gen. XL: 20. Grot. Josefus zegt van den Koning Agrippa: als hy zyn geboortedag vierde, op welken, elk een, onder zyn gebied behoorende, blyde maaltyden aanregtte. De Schryver van het tweede boek der Macchab. schynt (Kap. VI, VII) te zeggen, dat Antiochus zynen geboorte dag niet alle jaren, maar alle maanden deede vieren. Zie de Groot, en Hartsoeker over Matth. XIV: 6.

ii. Deze gewoonte schynt onder de Joden ook ingevoerd te zyn geweest en tyde van Johannes den Dooper, gelyk zulks zeer omstandig kan gezien worden uit de zeer nette beschryving van den Evangelist

[pagina 158]
[p. 158]

Mattheus welke K. XIV. verhaal doet van den maaltyd, en het vieren des geboortedagss van den Koning Herodes, op welken de Dogter van Herodias, naar het welbehagen des Konings gedanst hebbende, de oorzaak was, dat het den Boetgezant het hooft koste. Dit zyn, naar de gemeene vertaling van vers 6, zyn eige woorden: Maar als de dag van Herodes Ga naar voetnoot4geboorte gehouden wierd, danste

[pagina 159]
[p. 159]

de dogter van Herodias in 't midden (van haar) en zy behaagde aan Herodes. En

[pagina 160]
[p. 160]

Markus zegt Kap. VI: 21. Doe Herodes op den dag zyner geboorte een maaltyd aanregtte voor zyne Grooten, en de Oversten over duizend, en de voornaamsten van Galilea, enz.

iii. Van de Romeinen Ga naar voetnoot5 getuigd Tacitus in het 15. zyner Jaarboeken, dat

[pagina 161]
[p. 161]

de Raad, voor dat aan Nero een dogter uit Poppea geboren was, heeft gedaan openbaare bedeloften, die vermeerderd, en voldaan zyn, en dat daar ook Bededaagen zyn bygevoegd. Gelyk ook de zelve getuigd (behalven van de vreugdebedryven, om, en op de Geboorte zelf) van het vieren van de geboortedagen van Vitellius, Agrippina, Agrikola, en Prokulus. Zie ook Plutarchus, in 't Leven van Anthonius, Brutus, Cato, enz.

Van de ontugtige vieringe van Floraas geboortedag, teekend Oudaan in zyne Roomse Mogendheid Ga naar voetnoot6, op den penning dezer oneerbare, uit Lactantius Ga naar voetnoot* aan: Dat ze, groot geld met haar lighaam gewonnen hebbende, het Roomse volk tot haar erfgenaam verklaarde, onder beding, dat uit de inkomsten jaarlyks haar geboorte-dag, in 't vertoonen van

[pagina 162]
[p. 162]

spelen, zoude gevierd werden, die ze Floraas spelen zouden noemen. De zelve wierden dan (volgens den gemelden Lactantius) met alle dertelheid gevierd, zoo als eener hoere gedagtenisse betamelyk was, want boven de ongebondenheid der woorden, waar mede alle hef, en gif van ontugt wierd uitgeworpen, trokken ook de hoeren, ter begeerte van het volk, haare kleederen uit, alles met zoo ontuchtige gebaartens uitbootsende, dat de onkuisse oogen, tot verzadens, en walgens toe, daar door wierden opgehouden. En wat verder zegt hy: Ten hoogsten blyft het te verwonderen, dat deze speelen, en vertooningen geduurt hebben tot onder de tyden der Kristen Keizeren, enz. en in 't vervolg: Maar wat zeg ik, heeft die snoode hoer niet al dieper indruk in de herten der op de oude afgodery, en ontugtigheid verslingerde Romeinen gemaakt? dewyl ze zelfs tot op huiden in den Roomsen Almanak een Roode letter, en den dag behouden heeft, di emet geen onbetamelyke miswennis, in stede van Flora-, Verlore manendag, en, om het oude hoerdom te beteekenen, Koppeltjes Maandag genaamd word.

Goeree, hier van sprekende, besluit aldus Ga naar voetnoot7: Ziet daar waarschynelyk de afkomst van dien grooten heiligen dag aangewezen, welke

[pagina 163]
[p. 163]

nog huidendaags jaarlyks van veele natgierige werkluiden stiptelyk onderhouden, en gevierd werd: alhoewel de meeste van hen bekennen, geen regte oorsprongk, nog des naams, nog des feests te weten, en deswegen by de meeste ook nog kwalyk Koppermaandag Ga naar voetnoot8 geheten word.

[pagina 164]
[p. 164]

Doctor Langedult, in zyne Zedekunde bl. 451. Zegt: De Jaarfeesten zyn by

[pagina 165]
[p. 165]

alle volken byna van ouds in gebruik geweest, wy hebben hier van ook deze voor-

[pagina 166]
[p. 166]

beelden in Gods Woord van Pharao, Genes. XL. Jobs kinderen, Job I: 13. en Herodes, Matth. XIV: 6. dog alle drie met onheilen verzeld, en van een quaden, of bloedigen uitgang, een quaad voorspook. Evenwel zyn die, myns oordeels, niet te berispen, nog ongeoorloft te keuren, welke met alle matigheid, en weering van alle misbruiken, maatig, en Kristelyk worden gehouden, en vooral met godsdienstige overweging van ons leven, het einde waar toe wy geschapen zyn, hoe verre wy in deugden dit jaar gevorderd zyn, en wat ons in het volgende not te doen staat, en diergelyke.

Kalvyn, in zyne aanteekeningen over Matth. XIV: 6. toond Ga naar voetnoot9, dat het

[pagina 167]
[p. 167]

naauwelyks mogelyk is, of in dien grooten, en kostenlyken toestel der plegtige maalen, werden de dertelehid, en ongebonde blydschap, en andere uitsporigheden, en meer quade zeden, tot een nasleep gemaakt van een zoodanig overdaa-

[pagina 168]
[p. 168]

dig gastmaal: niet dat een rykelyk maaltyd in zig zelven ongeoorlofd of kwaad is: maar om dat het menselyk geslagt, overhellende tot dertelheid, door het vieren van den toom, komt uit te spatten. En daar op vervolgd hy zyne reden aldus: Deze oude gewoonte is wel in zig zelve niet te mispryzen Ga naar voetnoot10, van jaarlyks den dag der ge-

[pagina 169]
[p. 169]

boorte met een plegtige vreugde te vieren. Want die dag, zoo dikwils dezelve verjaard, vermaand Ga naar voetnoot11 een yder van ons, om God te danken, door wien wy in dit leven voortgebragt zynde, zoo veele volgende jaaren door zyne goedheid doorgebragt hebben; voorts, dat wy daar door in onze gedachten brengen, hoe kwalyk, en onnuttelyk wy den tyd, ons door de Goddelyke genade vergunde, hebben laaten verloren gaan; en eindelyk, dat wy ons voor den overigen tyd stellen, en bevelen in de Goddelyke hoede, en bescherming. Dog niets is zoo zuiver in de weereld, of 't werd met gebreken besmet; want de geboortedag, die heilig behoorde te zyn, wer d door 't gros der men-

[pagina 170]
[p. 170]

sen ontheiligd door bedorvene gewoontens, en geen kostelyke maaltyd werd 'er byna gevonden, die vry is van brooddronkenschap; want eerst werd 'er rykelyker gedronken, dan is de deur geopend tot onreine, en oneerbaare redenvoeringen; en dan word 'er eindelyk nergens in de maat gehouden.

Hoe zedig, deftig, en cierelyk deze redenering van dien geleerden man Kalvyn gedaan zy, nogtans heeft Maldonatus, (die overal zoekt te vitten, en te beknibbelen de schriften, die by hem als kettersch te boek staan) dezen geweldig overgehaald; dog met wat onverstand, blykt hier uit, dat hy de viering van de geboorte der nog levenden, by die der afgestorvenen gelyk steld; daar Kalvyn spreekt van de levenden; dat hy 'er de verstorvenen nevens steld; en daar en boven schynt voorgenomen te hebben, niet te willen zien, dat Kalvyn van het vieren van de geboortedagen der godloozen niet spreekt; want, na dat hy gezegt hadde, dat Hieronimus, en Beda hadden opgemerkt, dat de geboortedag van geen een regtvaardig man, maar alleen die van twee godlooze

[pagina 171]
[p. 171]

Vorsten, Herodes, en Farao Ga naar voetnoot12, volgens verhaal der Heilige Schriften, gevierd te zyn bevonden werden, vervolgd hy aldus: Kalvyn nogtans, als of hy gezworen hadde overal in een ketter te willen zyn, veront-

[pagina 172]
[p. 172]

schuldigd niet alleen, maar pryst zelfs deze gewoontens, om deze reden, dat wy dus God danken, dat wy ter weereld zyn gekomen door zyne genade, en belyden, dat wy ons leven onnuttelyk hebben doorgebragt; wie, zegt hy vorder, erkend hier niet zyn ketterschen inborst Ga naar voetnoot13: Hy wil de geboortedagen van Farao, en Herodes gevierd hebben, die van Petrus, Paulus, de Moeder-Maagd, ja van Kristus zelf verbied hy; hy pryst

[pagina 173]
[p. 173]

het vieren van de geboortedagen der levende, in welke de eer- en staat-zugt voor zit: maar van die der verstorvene, die God gediend hebben, en nu in veiligheid by God zyn, alwaar geen staatzugt, of menschelyke eer plaats kan hebben, verbied hy. Hy leeraard, dat men Gode moet danken met die maaltyden, dat goddelooze mensen zyn ter weereld gebragt, maar dat men met gebeden, en lofzangen voor de geboorte der allerheiligste Mannen, en die van de Kristelyke Kerk best verdiend hebben, Gode zoude danken, agt hy bygeloovig: hy meend, dat het bekennen, dat wy onzen voorigen levenstyd onnuttelyk met brassen, en zuipen doorgebragt hebben, heilig werk is, en dat het vasten, en boete doen, onheilig, en een oud wyfs, paaps werkje, en fabeltje is. Hoe zoo? Om dat hy 't zegt.

iv. [De gewoonte van de Geboortedagen der levenden te vieren, en den genen, wiens geboorte men dan vermaand, eenige geschenken te vereeren, en veel heils, en zegens, en nog veele jaaren toe te wensen; en, aan de andere zyde van den verjaarden, die gene, die deze pligten afleggen, meestal, of voornaamelyk zyne bloedvrinden, met een geboorte-maaltyd te onthaalen, of zyn geboorte-taart, ge-

[pagina 174]
[p. 174]

lyk men spreekt, te geven, of op te dissen, is nog, onder andere, in de Nederlanden gebruikelyk.]

v. En wat de zelve Landne vorder belangt, men is meestal niet gewoon de geboortedagen der afgestorvene Vorsten, of vrinden te vieren; gelyk ook niet gevonden werd, dat in Holland, die der Graaven, of Gravinnen, na hunne dood, nog ook die van der zelver Stadhouderen gevierd zyn; uitgenomen alleen aan 't Hof onder de Hovelingen.

vi. In Engeland worden het geheele Ryk door zulke gevierd, niet alleen der laast, maar ook van veele voortyds overledene Koningen, en zelfs nog in dit jaar, in 't welk ik dit schryf, onder andere, die der Koninginne Elizabeth Ga naar voetnoot14, welker geboortedag, terwyl ik dit schryf,

[pagina 175]
[p. 175]

ontrent voor 180 jaaren voorviel.

vii. Maar de geboortedagen der levende Vorsten, en Stadhouderen, wierden ook in Holland gevierd, en was alhier mede een vast gebruik op de Geboortedagen onzer Graaven, en hunne Stedehouderen, vreugde-teekenen te toonen; en vooral onder de Grooten, en Amtenaaren, geboorte-maaltyden te houden: het geen zelfs by uitgegeve Plakaten, of openbare geboden Ga naar voetnoot15, bevolen is.

[pagina 176]
[p. 176]

viii. Gelyk mede by ons somtyds gevierd zyn de Geboortedagen der Monarchen, met welke wy in Vrede-verbond, of anderszins verknogt stonden. Zoo is by voorbeeld alhier in den jaare 1638, door orde van den Staat gevierd de Geboortedag van den Koning van Vrankryk, Lodewyk den XIV; en, in den jare 1662, die van zyn zoon, den Dolfyn: gelyk mede in den jaare 1688, wanneer Willem de III tot Koning van Engeland gekroond was, en in de volgende jaren (zoo om dat hy onze Stadhouder was, als om het voorbeeld der Engelse natie, onder onze naastverbonde Bondgenoten zynde, te volgen) des zelfs geboortedagen op den 14. November telkens jarelyks plegtelyk gevierd zyn geworden, tot zyn dood toe.

voetnoot1
Deze oude gewoonte van de geboorte-dagen der Vorsten door maaltyden, en zelfs teffens met offerhanden, en geschenken aan den verjarenden, te vieren, bevestigd Horodotus, in 't byzonder ten opzigte van de Koningen der Persen, zeggende: dat die onder de zelve tot zynen tyd toe geduurd had. lib. 1. c. 133 en Plato in Alcibiades. Vid. Stuck. ant. conv. l. 16. Van de Meden, Xenophon. κιροπαιδεία libr. I. En van de Grieken, Cicero, lib. 1. de finibus, welke daar spot met Epikurus, die, daar hy stelde, dat de ziel, zoo wel als het lighaam, door de dood verging, egter zoo naauwkeurig in zyn testament belast had, dat zyn erfgenamen jarelyks eenig geld zouden geven om zynen geboorte-dag te vieren. Eindelyk van de Romeinen. Virg. Ecl. 3. &c. Stuck. in d. l. p. 51. Zie ook hier A. n. (5). bl. 160.
En in 't algemene bevestigd dit Censorinus de die natali.
II. Te weten, de Heidenen, waren gewoon op dien Dag Juno, en Genius, als Goden van dit leven, en vergunners van het aanschouwen van het lieve ligt, voornaamelyk met plegtige aanroepinge, en offeren, en gastmaalen, by Cicero genaamd Natalitia, te eeren; waarom dat die godheden van de Digteren genaamd wierden natales, Geboorte-godin, en Geboorte-god: gelyk Tibullus Juno noemd, natalis Juno, en Genius, Natalis Deus. De Grieken noemden hem τὸν γενέθλιον δαίμονα, of γενέθλιον, d.i. Geboorte-geest, of Geboorte-god, met welken naam zy ook Jupiter, en Lucina genoemd hebben, als blykt uit Pindarus in Olymp. ειδ. η. & εγ.
III. Dog 't is aanmerkelyk, dat, daar de Heidenen meestal gewoon waren op de geboorte der kinderen vreugde te toonen, en de Geboortedagen met blydschap, jarelyks te vieren, die van Thracie in tegendeel over een geboren kind, bitter weenden, ophalende hoe veele, en zware rampen het zelve had te ondergaan, en uit te staan; en weder daar tegen, over de dood der afgestrovenen zig verheugden met gezang, en gedans, en velerlei vreugdebedryf, verhaalende van hoe veele, en zwaare elende, en wederwaardigheden het verlost was Herodotus, lib. 3. Solinus. Mela Pomponius, &c. Valer. Max. lib. 2. Cicero l. 1. Tusc.
IV. Sommigen meenden, dat deze gewoonte van vreugde-maalen aan t eregten op de geboortedagen, die ook onder de Kristenen ingevoerd is, zynen eersten oorsprongk zouw genomen hebben uit de Heidenen; om dat zy, of ten minsten het gros van het Heidendom, dit leven aanmerkten, als den grondlsag, het begin, en het einde van alle vreugdgenieting, buiten het welke zy niets beter kenden, nog verwagtten: Dit bevestigd Lucas Brugensis aldus: Mos celebrandi natalem diem ab Ethnicis profectus est, qui cum ea, in qua prospere agebant, vita, nihil sperarent melius, anniversarium ingressus in eam diem festivis gaudiis colebant. ad Matth. XIV: 6. Opr. tom. I. p. 215. a. En dat, om dieswille dat de Heidenen zoo bygeloovig waren in het vieren van hunne geboorte-dagen, de eerste Kristenen in tegendeel van het vieren der geboorte-dagen zig geheel onthouden, en in der zelver plaats de Sterf-dagen gevierd hebben. Waar van Origenes, dit bevestigende, deze reden geeft; om dat de dag der geboorte een ingang maakt tot smerte, en verzoekingen; en de sterfdag ons daar van ontbind. lib. 3. in Job.
voetnoot2
Job I: 4. staat: בית איש יומו. De Dortse Overzetting heeft: in yders huis op zynen dag. Coccejus zet het over: t'huis, by yeder op zynen dag. Letterlyk kan het overgezet worden: t'huis, de man (of elk) op zynen dag, dat is, in yders huis, een yder op zynen dag. De zoogenaamde LXX Griekse Overzetters hebben: καθ’ ἑκάστην ἥμέραν, volgens yderen dag, dat is, dagelyks. De Chaldeeuwe Overzetter heeft: בית גבר יומיה, in 't huis van de man zynes dags, dat is, in 't huis van den man, wiens dag het was.
II. Sommigen verstaan, met Ludovicus du Dieu, door yders dag, yders beurt, om zoodanige maaltyden te geven.
En door deze maaltyden, die onder de zoonen van Job by beurten omgingen, verstaan eenigen:
1. Dagelykse maaltyden. Pineda, enz. Daar toe gebragt schynende door de vertaaling van de voorgemelde LXX Overzetters.
2. Eenige maandelykse, gelyk naderhand de Hebreen gewoon waren op hunne nieuwe Maanen van ydere maand. Num. X: 10. XXVIII: 11. 1 Sam. XX: 5. Ps. LXXXI: 4.
3. Anderen in 't algemeen eenige plegtige maaltyden, in sommige maanden, 's jaars. Mercerus.
4. En eindelyk anderen in 't byzonder zoodanige plegtige maaltyden, als onder de zoonen van Job op yders geboorte-dagen gehouden wierden. H. Grotius. Sanctius.
voetnoot3
Het zelve is te zien by Quistorpius, over Genes. XL. uit wien dit ontleen schynt.
voetnoot4
Γενέσια staat 'er in 't oorspronkelyke Grieks. Maximus Calliopolita heeft 'er, in zyne overzetting, en verklaaring, in nieuwer Grieks voor in plaats gesteld: Γενέθλια, 't welk een geboorte-dag beteekend. mihi ex edit. Manucii pag. 45.
II. Dog het woord. Γενέσια, als 'er van Koningen gesproken word, beteekend eigentlyk dien dag, op welken zy Koningen zyn geworden, als Heinsius beweerd heeft: Exercit Sacr. en Isaacus Casaubon Commentar. ad Persii Sat. V. mihi ex edit. Lond. P. 459.
III. Waarom sommigen meenen, dat Matthaeus zouw spreken van het vieren van den dag van de krooning van Herodes.
IV. Hoewel anderen de oude Latynse Overzetting volgende, door dit woord verstaan den geboorte-dag van Herodes, als Pineda, Lucas Brugensis, H. de Groot, Stuckius. ant. conv. l. 1. c. 16. p. 51. enz.
V. Wat my belangt, ik kan naauwelyks gelooven, dat de Joden, als Joden, de gewoonte gehad zouden hebben van de geboorte-dagen van hunne geloofsgenoten, of die van hunne Koningen te vieren, nog ook de dagen van de verjaring van de krooning van hunne Koningen.
De School der Joden sprak zulke gewoontens tegen, keurden ze af, en verbood ze, als een gedeelte van den Afgodenstienst, of ten minsten als plegtigheden, by Afgodendienaren in gebruik zynde. Zoo zegt Avodah Zarah, cap. I. hal. 3. ‘Deze zyn de Getyden der Afgodendienaaren, de Kalenden, de Saturnalia, de Γενέσια regni, inwydingen der Koningen, en de geboorte-dagen.’ Vide Ligtfootii Horas.
Ten waar men beweerde, dat deze Leer onder de Joden, gelyk meer gebeurd onder andere volken, niet beleefd wierd; en deze gewoonte, in weerwil van de zelve Leer zouw zyn ingedrongen.
VI. Want wat het voorbeeld van Herodes Antipas aangaat, Matth. XIV. 1. Deze was alleen Viervorst over Galilea, en het land aan gene zyde van den Jordaan.
2. En gesproten uit Herodes den Askaloniter, die wel Koning was der Joden, dog de zoon van Antipater, een Edomiter van Askalon, en de eerste vremde Koning, die door den Roomsen Keizer over de Joden gesteld was: en die zig niet ontzien heeft, maar getragt, veele zaken, tegen de Wet strydende, te verrigten, en in te voeren; als uit de Joodse Historien genoeg bekend is, waar in hem deze zoon wel kan gevolgd hebben.
VII. In het II. boek der Machabeen VI: 7. word wel getuigd, dat de Joden alle maanden geleid wierden εἰς τὴν τοῦ Βασιλέως γενέθλιον ἥμέραν, tot des Konings geboorte-dag, dat is, tot het vieren van den geboorte-dag van Antiochus, Koning van Syrie; Maar daar word by gezegt, dat het geschiedde μετά πικρᾶς ἀνάγκης, met, of door een bittere nooddwang:en dat ze hunne vaderlyke feesten niet mogten onderhouden. Vide H. Grot. ad h. l. & ad. Matth. XIV: 6.
voetnoot5
Van het vieren der geboortedagen onder de Romeinen, getuigen ook Suetonius in Caligula, en Gellius in Augustus Caesar. En van de munera natalitia, geboortedags-giften, die den verjaarenden geschonken wierden, Matialis, Persius Sat. II. en Casaubon over Persius; Plautus, en Janus Dousa over Plautus, ad Pseudolum Centurionatus lib. 3. cap. 22. pag. m. 296. als ook Terentius, en Turnebus over den zelven lib. advers. XIX. c. 14. en Symmachus lib. 6. Epist. 49. Natalitio munere, quod frequentari a nobilis per multos annos communis felicitas faciet, nostrum hilarastis animum.
En wierden niet alleen op geboorte-dagen byzondere, maar ook somtyds openbaare gastmaalen aangeregt, als Marcianus heeft aangeteekend ad L. 23. π. de ann. leg. en Lazius lib. 3. de Republ.
voetnoot6
In de VI. Samenspraak.
voetnoot*
De f. R. l. 1. §20.
voetnoot7
Joodse Oudheden II. Deel bl. 1384.
voetnoot8
Koppermaandag. I. Men zegt, dat het onder de werkgasten der Drukkonst, gewoon dezen dag met een maal, enz. te vieren, lang in geschil zouw gestaan hebben, of men den zelven, ten minsten onder hen, niet met meer gevoechelykheid, in plaats van Koppeltjes, of Koppertjes-, Kostertjes-maandag behoorde te noemen; op dat het zouw schynen, dat ze dien dag, en dat Feest, alleen ter eere van Laurens Koster, die hier voor den eersten uitvinder der Letterdruk word gehouden, met vreugde vierden; en dat het dus niets gemeen zouw hebben met het Feest van Flora, of Floraas maandag, daar Oudaan hier boven van spreekt. Zie Goeree d. l. bl. 1385.
II. Onlangs deelde zeker anonymus, of iemant, die zynen naam niet meld (in een van dat soort van schriften, waar in het uitkomen der boeken, en der zelver inhoud, enz. word bekend gemaakt; en waar in men somtyds heel wat anders, dan eenvoudige uittreksels, en de aanmerkingen, invallen, en het oordeel der niet genoemde Uittreksel-Schryveren over de waarde, en onwaarde der uitgekomene schriften, en de misslagen der Schryveren vind) 't geen hem wegens den naam van het voors. Feest in viel, den lezer mede: dat misschien by verstandige mensen, zoo hy zegt, eenigen ingang zal vinden, en dat hy daarom aldaar ter nedersteld, hier in bestaande: Dat dit voors. feest allereerst onder de drukkers, en letterzetters zal gevierd zyn geweest. Dat de letterzetters plegen altyd de Latynse taal te moeten verstaan. En dat men alle de zetters, en drukkers, die op eene winkel te samen werkten, cooperatores, samenwerkers, zal genaamd hebben: en dat eindelyk de dag, dien zy eens 's jaars vierden, kan by verbastering coöperatorties-maandag, en naderhand koppertjes-maandag geworden zyn. Waar aan, zegt hy, wy naauwelyks twyfelen.
Dat de letterzetters het Latyn wel behoorden te verstaan, inzonderheid die de letters der Latynse werken zetten, zal niemant tegenspreken. Maar zoo de voors. Schryver wil te kennen geven, dat zy die daarom plagten te verstaan (gelyk het oogmerk van zyne redenvoering schynt te vereisen) zoo zal dit veelen zoo klaar niet voorkomen, om dat hy dit, hoewle een feit zynde, niet bewyst. Gelyk hy nogtans meend te kunnen doen, uit nog veele overgeblevene kunstwoorden, die hy aldaar niet meldende, egter, zoo hy zegt, gemakkelyk zoude kunnen optellen. En om dat hy eigentlyk niet bepaald wat hy onder het verstaan van die taal begrypt; hoewel hy het schynt uit te strekken tot die gemeenzaam te spreken, en elkanderen, in de zelve, Latynse benaamingen te geven. En eindelyk, om dat het een uit het ander niet klaar schynt te volgen; ten waar men ook mogte besluiten, dat die letterzetters, die Griekse, Hebreeuwse, Sirise, Arabise, en andere taalletters moesten zetten, ook daarom juist die Taalen plagten te verstaan, en elkanderen Griekse, enz. namen te geven.
III. Wy zullen, hier ontrent de gissing van Oudaan, en anderen, zonder de zelve met opzet te onderzoeken, of te wederleggen, in haar waarde, en onwaarde latende, nog daar by voegen eene gissing van anderen, die meenen, dat Koppermaandag gezegt is voor Koppel-, of Koppeltjes-maandag: En dat de reden van de benaming deze is, om dat men den volgenden Zondag, na den Koppermaandag, die de eerste maandag is na het Feest van drie Koningen, gewoon is in de R. Kerken te lezen het IIde Kapittel van het Evangeli van Johannes, waar in gehandeld word van de bruiloft te Kana, in Galilea, ter gelegenheid van zeker huwelyk, oudtyds door zekere koppeling beteekend. Welke voors. lezing blyken kan uit het Breviarium Romanum.
Waar by men misschien nog voegen mag dat kopperen in oud Hollands beteekende, blyde Feesten te vieren, celebrare hilaria, volgens Kiliaan... en dat dienvolgens Koppermaandag kan beteekenen eenen Maandag, op welken een bly Feest plegtig gevierd word. Ja wie weet, of kopperen niet komt van kop, Germ. kopf, coppa, cantharus, figurae rotundae urna sive poculum, een drink-kop? Waar van te zien is Schilteri glossar. in kop, en of dus kopperen niet zoo veel zy als bekeren? d.i. den kop, of beker wat veel gebruiken, te weten op zekeren Feestdag.
Want dat Koppermaandag ook van andere soorten van mensen, dan Drukkersgasten, in de Nederlanden, en Holland plagt gevierd te worden, konnen de overblyfselen van deze gewoonte in sommige steden, en ten platten Lande, in Rhynland, en elders in Holland, aantoonen. Dog al gissingen genoeg, en misschien missingen te veel.
voetnoot9
We zullen de eige woorden van Kalvyn, over Matth. XIV: 6. ter gelegenheid van den geboortedag van Herodes, aangeteekend hier ter neder stellen: Vix enim fieri potest, quin illi magnifici apparatus, praeter luxuriam, faslum, effrenem laetitiam & alias nequitias, plura quoque alia mala secum trahant. non quod liberalius Convivium instruere per se malum sit: sed ea est humani ingenii ad lasciviam propensio, ut laxatis habenis facile diffluant. Mos ille vetustus per se improbari non potest, quotennis diem natalem solenni gaudio prosequi, admonet enim dies ille, quoties recurrit, unumquemque nostrum, ut Domino gratias agat, a quo in hanc vitam productus, complures jam annos ejusdem beneficio transegit. deinde ut in memoriam revocet, quam male & inutiliter tempus Divinitus concessum passus fuerit perire tandem ut se in reliquum vitae tempus ejusdem Dei praesidio se commendet. Sed nihil est tam purum quod non vitiis suis corrumpat mundus. nam diem natalem, qui sacer esse debuerat, major pars prosonat foedis corruptelis: & nullum fere sumptiosius Convivium a dissoluta protervia purum est: primum largius bibitur, deinde lanua patet impuris, vel minus verecundis sermonibus, nulla denique servatur temperies. in Harmon. Evang. Comment. p. m. 203.
voetnoot10
I. De Kerkeleeraars, Origenes Homil. 8. in Leviticum. Hieronymus in cap. 10. en anderen, aanmerkende, dat 'er in de H. Schriften geen gewag gemaakt is, dat iemant zyn geboortedag gevierd heeft, naar hunne gedagten, dan alleen Farao, en Herodes; hebben ongeoorlofd gekeurd de geboortedagen te vieren.
II. Dog de Kerkeleeraar Augustinus toond van andere gedagten geweest te zyn, met deze woorden:
Si encoenia celebrabantur Hierosolymis, id est, dedicationis templi Dei agebatur festivitas, quanto magis ipsius hominis Natalis celebrandus est, qui magis templum Dei est, cujus etiam, ad agendum gratias Deo, manibus templum est fabricatum: Melius est enim templum corpus nostrum. in question. ex utroqne testamento qu. 127. & libr. de beata vita, nec non lib. 1. retract. cap. 2. Dat is: ‘Zoo het feest der Vernieuwinge, of van de inwydinge van Gods tempel, gevierd wierd te Jerusalem, hoe veel meer heeft men dan te vieren 's mensen geboortedag, die meer een tempel Gods is, met wiens handen, ook, om God te danken, de Tempel gebouwd is. Want ons lighaam is beter Tempel, enz.’
III. Nogtans, dewyl sommige Kristenen, in de eerste tyden de manier der Heidenen navolgden, van de geboortedagen niet alleen te vieren als Kristenen, maar op de geboortedagen te offeren, gelyk de oude Kerkelaar Tertullianus getuigd de corona militis; zoo meenen eenigen, dat de Kerkvergadering van Nicea, in de IV. eeuw, daarom deze gewoonte zou afgeschaft hebben. Zie Quistorpius, en Burman over Gen. XL.
voetnoot11
Van de pligten van een Kristen op zyn geboortedag, is onder anderen ook te zien Chemnitius, Harmon. Evang. en K. Brandts Pred. over Matth. XIV: 6, 7. bl. 275. enz.
voetnoot12
Gelyk ik de eige woorden van Kalvyn voortgebragt heb, zal het niet ondienstig zyn de eige woorden vna Maldonaat hier nevens te voegen: Hieronymus & Beda observaverunt nullius justi viri sed duorum tantum Sceleratorum hominum, Herodis & Pharaonis, natalem diem in Scripturis celebrari. Calvinus tamen, quasi jurasset se omnibus in rebus haereticum esse, hunc morem non solum excusat, sed etiam laudat. Hac enim ratione Gratias nos Deo agere, quod in lucem ejus beneficio editi simus & profiteri antea oetatem nostram inutiliter transegisse. quis haereticum non agnoscat spiritum? Pharaonis, & Herodis natalem diem celebrari vult; Petri & Pauli, imo matris Dei, imo Christi natalem diem celebrari prohibet. viventium natales, ubi ambitionis & gloriae plurimum est, agi laudat: mortuorum qui Deo servierunt, & jam securi fruuntur, ubi nulla ambitio, nulla humana gloria esse potest, natales agi vetat. Conviviis homines nequissimos in lucem editos fuisse Deo Gratias agendas esse docet; orationibus & laudibus homines Sanctissimos de Ecclesia Christi optime meritos natos esse, si quis Deo gratias agat, superstitiosum putat. Superiorem vitam inutiliter nobis effluxisse comessando & potando agnoscere sanctum esse; jejunando & poenitentiam agendo profanum, anile, papisticum. quid ita? quia ipse dixit.
voetnoot13
Wie, ten zy Maldonatus, of zyns gelyk, dat is wel zeer geleerd, maar vervoerd door hevige hertstogten, zouw in deze plaats van Kalvyn een kettersen inborst, of 't geen hier van Maldonaat gezegt is, konnen ontdekken? Ten bewyze immers, dat het vooroordeel, de haat, en andere hertstogten, niet alleen het onwetende volk, maar de Geleerden, inzonderheid de Theologanten, zelfs in diervoegen konnen verblinden, dat ze somtyds, vooral ten opzigte van hunne partyen, den regten zin niet merken, van 't geen ze lezen, of schryven: En anderen niet zelden van kettery, en doling betigten, daar ze zelfs jammerlyk in blyven steken; en wel des te meer, en langer, hoe ze minder geschikt zyn, om zig van vooroordeel, en driften te ontdoen; als die, anderen het breidelen van de passien, en driften moetende leeren, en daar van geen onwetenheid konnende voorwenden, egter in de praktyk, en daadelyke oefeninge hunner Leere zelfs niet zelden te kort schieten. Vide Maldonat. in Matth. XIV: 6. d. l.
voetnoot14
Koningin Elizabet is geboren den 18 Sept. 1533, en overleden den 3 April N.S. 1602. Zoo dat de Geboortedag van die Koninginne, terwyl ik 'er dit, ontrent 17 jaaren, naa dat de Auteur dit schreef, op aanteeken, nu in 't jaar 1730, op 3 jaar na al ontrent 2 eeuwen voorleden is.
voetnoot15
Diergelyke bevelen zyn nog in wezen, als ook wegens een ingetoge, en godvrugtige manier van het vieren van den geboortendag der kinderen onzer Graven, en byzonder die van Keizer Karel de V, en zyn zoon Filips, met plegtige ommegangen, dankzeggingen, gebeden, vasten, aalmissen, enz. als uit het volgende Bevel blykt, waar in, naa het verhaal der geboorte, en verjaaringe, belast word: U Lieden voorts van wegen de Keiz. Majest. lastende, ende bevelende; in uwen Bedryve Processie generaal, en solemneel te doen doen ten bequamen dage, enz. bedankende den Almogenden Heere ootmoedelyk, en grootelyks, enz. doende een ygelyk hem stellen in state van gratie, abstinentie, beedingen, aalmissen, suffragien, en andere deugdelyke werken, den Almogenden Heere aangenaam wezende, zyne Goddelyke Mogentheid, met goeder herten, en devoire aandagtigheid biddende, dat enz.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken