Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Kleine gedigten voor kinderen
Toon afbeeldingen van Kleine gedigten voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7,51 MB)

XML (0,23 MB)

tekstbestand






Editeur

P.J. Buijnsters


Genre

poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

gedichten / dichtbundel


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine gedigten voor kinderen

(1998)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Winterzang.



illustratie
Ach! hoe menig duizend menschen
hebben zo veel voorraad niet.


[pagina 85]
[p. 85]

aant.

Winterzang
 
'k Zie de geele bladers vallen,
 
met den zomer is 't gedaan:
 
En 't gehuil van sneeuw en regen
 
kondigt ons den winter aan.
 
Ach! hoe trillen mij de leden,
 
'k Loop naar 't hoekjen van den haart;
 
Vader zegt: in zulk een koude
 
dient er hout noch turf gespaard.
 
o Wij hebben zo veel voorraad
 
voor den schralen wintertijd;
 
Daar men mij met warme kleeren
 
voor den strengen vorst bevrijdt.
 
Winterpeeren, kool, en appels
 
boter, vlees, ja wat niet al,
 
Ligt er reeds in onze kelder,
 
dat ons lekker smaken zal.
 
Mogt ik nu maar dankbaar wezen,
 
over mijn gelukkig lot;
 
Ja ik wil gehoorzaam leven,
 
en u danken, goede God!
 
Ja ik wil gedurig denken,
 
als de koude mij verdriet,
 
Ach! hoe menig duizend menschen
 
hebben zo veel voorraad niet.
 
Ja ik wil dan wat besparen,
 
en wat van mijn overvloed
 
Aan een arrem kindje geven,
 
dat van honger schreien moet.

Vorige Volgende