Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Maendach 12^en Februarii 1554.

Johan Metelen, raedtzheer, contra Kune Sickens, heerkomende dat, nadem de rentebreff medebrenget mit allen renten in to manen, vermeende J. Metelen, dat he de rente mit dwarsnachte²⁾, hofffaert³⁾ ende wete, ghelijken mit hoefftmansbreve, mochte uutvorderen, dewijle^a).

Dwarsnachte is voer de vrembde man ingheset ende neet voer den inwoener.

De ghemeente van Haeren contra hoer pastoer; B. ende R. verghunnen de ghemeente, dat se moegen den pastoer voer sijnen behoerlycken richter anspreken,

2) Termijn van één dag (een nacht over). Kan ook drie dagen zijn (Cleveringa, Revisie en beroep, blz. 240).

3) Dagvaarding ten Hove (Cleveringa t.a.p. blz. 207).

a) Dewijle staat op een afzonderlijke regel.

[p. 9]

dewijle he B. ende R. niet is ondergheworpen ende angaende van eenen anderen in sijnen plaetze to stellen, szo de koer B. ende R. neet tokumpt, koenen se daerinne neet doen, noch de ghemeente daerto behulplick zijn.