Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Wondsdach den 6^en Junii 1554.

Den susteren van den Hoern³⁾ weder ingesacht van ytlike last rogge van Amsterdam gebracht, de se neet vermeenden plichtich to wesen to vertollen, gekant de van den Hoeren mosten na inholdt der rollen den cijsmester upleggen ende betalen, dewijle idt stadtgoeder sijn⁴⁾.

Tij men Willems zoene, kistemaker, weder inghesacht, dewijle de sake over langhe in rechte ghesleten ende mit gegeven ordell ende sententie getermineert is ende onberoepen verbleven, koennen daerum B. ende R. deselve sake neet weder retracteren noch tho ghehoer komen laten ende ingevalle he off emantz anders um derselver sake queme namaels voer den Raede spreken, sall men hem berichten na den stadtboecke.

3) Het klooster Maria ten Hoorn van de Derde orde van St. Franciscus, ten zuiden van de stad.

4) Op 23 augustus bewezen de zusters, dat ze voorheen vrij waren en de accijnsmeester geen tol betaalden; Burgemeesters en Raad met de gezworen meente en bouwmeester verklaren hen derhalve tolvrij. Aldus staat in margine aangetekend.