Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Vacantiae messium. Donderdach 27 Junii 1555.Lubbert van Covorden, axcijsmester, contra Hinrick Varwer; kennen B. ende R., dat Lubbert bewijsen sall, dat sijn voersaters van szoedane Engelsche laken, de hiir van buten tho varwen inghebracht ende neet verkofft sijn, toll geboert hebben. Harmen Brandt, Hinrick Olderogge, Hinrick Bruetlecht, Johan Meyer, Rijkert Schylt, Hinrick Erps knecht Geert, van Lemgouw 13 vat botteren uuthgestadet up sodane conditie, se beschijn ende certificatie van hoere oevericheyt sollen brengen, dat de sulve botter tut proffijt ende nutticheyt keyserlyke majesteyts leger, aldaer tho MellenGa naar voetnoot2) gelegen, komen ende verthyertGa naar voetnoot3) worden sall, umtrent Bartholomeus beschijn tbrengen; hiirvoer Thonys Potharst sich borge presenteert bij verlies des goedes offte de weerde daervoer. Gheert Huneken van Bremen 2 last botter uuthgelaten under borge, he hiirtegens koern wederum inbrengen sall ende uuth consideratie, sijn schyp myt koern ter zee gebleven ende he oeck korts voer der publicatie koern hiir ingebracht. Sicke Thyes ende Jonge Geert borgen bleven. Tselve in 3 schepen elck schyp 8 vat. Hinrick Swevinck, vormydts he holt tut behoeff der karcken gebracht ende borgen stelt hefft Menno Hodemaker in Oesterstraten, dat he de botter na Oesenbrugge vueren ende voerts tut keyserlyke majesteyts leger tho Mellen behoeff leveren ende verkopen sall, gestadet uuth tho voeren 6½ vat botter. Hiiraff beschijn ende certificatie van sijn oevericheyt to brengen umtrent Jacobi. Hinrick Swevinck hefft van hopman Jacob Huesinge van Mellen een breeff an B. ende R. gebracht van datum 15 Julii 1555Ga naar voetnoota). |
|