Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Maendach 26 Augusti 1555.

Etzlyke gyldebroeders van der schroederghylde contra Adam Schroer, hoer olderman gewest; de wij le de ghyldebroeders van szodaner sententie ende kenninghe, als de bouwmesteren van de ghilden tusschen den partien gewesen, de oldermannen van de ghylden geconfirmeert ende in der macht gekenth hebben,

[p. 40]

gelijken de oldermannen samptlyken voer rechte bestaen ghene beroepinge an B. ende R. naer stadtrecht innen behoerlyken tijde hebben gedaen, kennen daerumme B. ende R. der gildebroeders claghe ende ansprake van gener weerden, beholtlyken, dat de samptlyke ghyldebroeders tut correctie ende belevent des erbaren rades eene ghoede ordinantie onder sick sullen vinden, daermede de onnutte ende onbehoerlyke onkosten affgedaen ende gemindert, oeck der stadt hoer broeke nicht verduestert en worden.