Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Vrijdach 20 Februarii 1562.Sint borgermester Albert Jarges, Joh. Hoerenken, borgermester, de syndicus ende ick mit Willem Lubberts, taelman, ende Kevelinck, bouwmester, verordent, om de voersz. sententie tontfangen, doch na voergewante beswaringe bij etxlyken, de daerinne net to consenteren ge wilt, eer de oldermanne van allen ghylden hiirmede in beleveden, soedat de oeck daerbij geropen west ende tselve na ent fangen bericht mede voer guet angesehen, alleenen dat de sake hiirbinnen gesleten ende nicht buten landes getogen muchte worden, daertho dan B. ende R. sich erboden, alle oer neersticheit te willen doen, woe besheer gescheen, daermit men sulcks erholden muchte etc.Ga naar voetnoot1). In der saeke tusschen de van den Damme, anclagers ter eenre, und B. und R. der stadt Groeningen, verweerders ter andere tzijden, is van konincklycke majesteyts stadtholder ende hoefftmannen der stad Groeningen ende Omlanden van Groeningen nae besichtonge des hent tot noch to gefuerden gerichtlyken processes und daerin van beyden parten genomenen conclusien, oeck up allen anderen besheer beyder tzijdtz voergebrachten schryfften, van amptswegen voer recht erkanth, dat partien pertinente positien ende articulen stellen, deselve ten beyden tzijden beantwoerden und up de ontkenden hoer productien binnen de tijdt van dre maenden na datum van desen naestkomende doen ende voerts procederen sullen, alst sick na landtrechte eget und behoert, hiirmit uuth beweechlyken oersaken altererende de voerige sententie, up den 7en ende 12en dach Julii junghst vergangen beyden partien overlevert. Oerkunde uns ampts segell.
Borgermester Albert Roltemans pandt van Petri ad Cathedram bes tho Pinxsteren ao. 1562. |
|