Vrijdach 7 Augusti 1562.
De hoefflingen van de hoepenbinderghylde contra Gheerdt Richter; B. ende R. koenen neet bevinden, dat den borgeren ende inwoeneren alhiir vermydts der hopenbinderrulle verboeden edder benomen sijn solde tut hoer hueses noetdrufft, doch om neet weder to verkopen, kupen van den vrembden man to kopen ende deselve to allen tijden sich tho laten leveren ende heer brengen, alst hem nut ende oerber sijn mach.