Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Maendach 26 Novembris 1565.De schuldeners van Peter Siigers gekant, dat voer erst rentebreven ende de den schuldener vredeloes hebben (so idt noch binnen tnaeste pandt ende verleggen is), daerto denstboden- ende verdient loen sullen de voervanck ende preferentie voer den anderen creditoren edder schuldenaren genieten ende daerna de hem 21 rechtlick gesat, dewelcke voer der erster kercksprake verschenen ende omme gewest, sullen deselve mit ende neffens de verschenen achterstallige renten tho de restande penningen na advenant gelijck recht hebben. Belangende oeverst de hoer obligatien noch neet bedaget offte verschenen gewest, ofte de hoere renten ende schulden nu neet hebben beschrijven laten, sullen de (so veer daer nu gheenen overensige penningen van de verkoffte guederen muchten voerhandts wesen) voer ditmael gedult moeten nemen, bes de schuldener tut beteren fortun ende gelucke weder komen edder geraken moeghe. De van de stoeldreyerghylde contra Tzaert Vitzezoen van Dockum, de hiir een weelken in de vrijmarckt verkofft ende nu eerst gelevert, des de stoeldreyers to besperen voergenomen; soe ao. 62Ga naar voetnoot1) in gelijker saken een ordell bij een erbaren Raedt uuthgesproken tuschen de hoefflingen van der hopenbinderghylde ende Geert Richter, als dat B. ende R. doemaels neet koenen bevinden, ad finem usque, soe laet oeck een erb. Raedt tegenwoerdich dese sake bij der selver meninge beruwen ende kennen den beclaechten deser ansprake loss ende vrij. |
|