Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Saterdach 8 Aprilis 1570.

Het convent van Frenswegen een vat botter uuthgestadet⁴⁾, des sullen se beschijn oversenden, de botter aldaer gekomen ende gebleven tsijn.

Soe der heer coronell weder om leheninge van 1150 car. gl. angelanget ende bij der stadt neet dan groet achterstall van verschenen renten ende schulden voerhanden, is beraempt, dat oeck de vermoegensten der Ommelanden elck na advenant up renten oder tho lehene solden moeten upbrengen, gelijcken de borger hiir rede voerhen gedaen.

4) Uuthstaden = vrij uit laten gaan.

[p. 168]

De kercke tho Midtwolde in den Oldenampte is vergangen Maendage den 10 Aprilis van kelcken ende ornamenten durch den roeveren oder goesen berovet worden, den pastoer mitten vicarys gevangen ende up 60 rijder geransoent, desen oeck boven het ransoen van 20 rijder sijn rechteroehr onder Logummer hoerne¹⁾ up den schepe in den dronck affgesneden, thot hoen ende spijth desselven, dat em dennoch gelaten worden²⁾.

1) Westelijk van Emden.

2) Zie de brief van B. en R. aan Unicko Manninga tho Luytzborch, drost te Embden, d.d. 15 apr. 1570 (Miss. prot. Alting blz. 186^vo en Franz, t.a.p. blz. 256). De pastoor werd vermoord.