Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Dixsdach 3 Octobris 1570.Nahdem de stadt mitten soldaten seer beswaert ende de borger vast verarmt ende vertogen ende geen geldt noch vertroestinge vant hoff up onse gedanen scrijven overkomen, is voer hoechnoedich entsloten, gesanten an sijn F.D. aff tho feerdigen, om van de weeckleheninge van 1150 car. gl. iider weecke te moegen ontslagen worden, dat oeck de borger van den soldaten verlichtet ende de anderwegen verlechtGa naar voetnoot1), de stadt weder van de uuthgeleenden ende den soldaten verstreckten penningen betaelt, de nu tusschen 60 en 70 dusent gl. upgelopen, offt dat de an de belovede 60000 car. gld. gecortet muchten worden etc.; sint daertho verordnet borgermester Derck Schaffer sijns pandts in der tijdt, sampt borgermester Joachim Ubbena ende der secretarius Altingk, de in Godts namen des Vrijdages 13 Octobris 1570 vanhiir vertogen mit seker supplicatie ende instructie oeck credentz ende ander breven, erst an onsen gen. heer stadt holder tho Aernhem ende voert an sijn F.D.Ga naar voetnoot2). |
|