Diarium van Egbert Alting 1553-1594

[p. 270]

Dinxsdach 20 Aprilis 1574.

Maendage naest Quasimodo Geniti is de Oesterwarff angegaen, daer Hayo Manninga cum suis contra Jacob Ripperda cum suis in getriumpheert. Quaestio off een uuthgeboelde suster soll oeck affgesundert sijn van een sijdtvall ende verstarff, de lange na gescheen, waeraff nee gedacht noch vermoedet, dat gescheen soll, als hic der vrouwe van Hinten soen bij Fredrick Ripperda gewonnen ende gestorven, waertho des voersz. uuthgeboelde suster affkumpst, to weten Manninga mit bemelten Ripperda, even nah gewest¹⁾).

1) De vrouwe van Hinte was Clara van Ewsum, in 1550 getrouwd met Frederik Ripperda. Na de dood van hun kind werden erfgenamen de afstammelingen van Frederiks grootvader Haio II Ripperda. Fije Ripperda, dochter van Haio II en getrouwd met Doedo Manninga, was blijkbaar de uitgeboedelde zuster. Haar zoon was de in het proces genoemde Haio Manninga (van Dijksterhuis). De in het proces genoemde Jacob Ripperda, zoon van Haio III R., was achterkleinzoon van Haio II. Deze kwestie komt niet voor in P.E.I.P. VII blz. 175.