Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Donderdach 29 Aprilis 1574.

B. ende R. mit de vorscreven vulmachtigen der 4 carspelen sampt der prelaet van der Munte hebben dat geexhibeerde concept edder ontwarp, woe voer, als onredlick ende ondrachlyck affgesacht, doch dat men voer eerst de dijcken solden

[p. 271]

behoeren to repareren, als de gemeten ende affgepaelt¹⁾) ende daerna om behoerlycke verwissinge de non prejudicio etc. ageren.

1) Miss. prot. Alt. blz. 412^v-413^v, brief aan de dijkgraaf of -richter Ayszo Phebekens tho Wartthum d.d. 16 april 1574. alsmede e.l. 418^v-420^v, 423^v, 424. In Reg. Feith 1575 nz. 90 diverse aantekeningen over dijk- en waterstaatszaken. Hierbij wordt van de kerk in Zuidbroek vermeld, dat ze in a^o 1573 ‘omtrent 303 jaeren’ bestond, doch daarvoor op het oude kerkhof stond ‘na den oesten bij der moele’ en wegens het hoge water verzet werd. Een aantekening over watersnoden luidt: ‘anno 1270 soll een grote hoge watersfloot overall gegaen wesen ende dat van Staveren heer aff komende. Dyt soll to Hilliger(lehe) ergents in een boeck alsus angetekent wesen. Doede Tyarcks author (nl. in de zin van: vertelde het mij)’. Voorts vermeldingen van watervloeden tussen 1508 en 1527 ‘Gecopieert uut den werdigen ende religiosen heren Alardus Fresinga boeck, kelder in dier tijt to Grijsemonnicken’.