Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Saterdach 28 Augusti 1574.Alsoe Doctor VelsiusGa naar voetnoot1), professione philosophus ac medicus, voer langks umb eenige praetense oersaecken der religion betreffende alhiir gevencklick hengesatt ende nu omtrent....Ga naar voetnoota) jaeren continuelycken in custodia verwaert ende myt sijne, sampt sijner gelieffden huesfrouwen grote swaere onkosten onderholden geworden, sunder dat midlerwijle eenich particulier actoer offte beschuldiger sich tegens hem erthoent offte verclaert gehadt, hebben lestlyck eenige der heeren prelaten ende deputeerden van den Omlanden (neffens den heeren borgermesteren van der stadt) sich, vormidts der eelendiger, langwerende vorstrickonge ende ondrachlycke onkosten durch gemelter huysfrouwen ende freundtschafft, sampt des verstrickten eegenen persoens halven, (als een geleerder man in der philosophie ende natuyrlycken kunsten wall erf aren ende seer vermaert sijnde ende de mede durch onmatich studeren (alst wal scheen) ende tho diep gronderen, vast in der mimerie ende swackheyt sijns hoeffts ende vorstandts (leyder) gerhaden ende tselve besorchlycks wijder ende meerder worden soll, wen he in sodaner custodia ende verstrickung langer solde hebben detineert ende benoedight worden), hebben derwegen durch de ende andere erheefflycke rheden eergedachte heeren praelaten ende deputeerden sich medelijdelyck bewegen laten, omme an onsen gen. heeren stadtholder, den heeren van Billy etc., voer den eelendigen, gevangen, armsinnigen mensche to intercederene, gants demoedich ende instendich biddende ende begerende, genanter gevangen van sodaner hechte gerelaxeert ende weder up vrijen voeten gestelt ende alsoe des gratieusen (Con. Mats. onses allergen. heeren) generaelen affgekundighten gratie ende perdon mede soll deelafftich worden ende freuchtbarich genieten moegen, te meer, wente he nu vast oldt, grijss ende grauw, weynich levendts meer voerhanden ende alsoe weyniger bekroen ende onderwindt, als wall voermaels, van hem to befruchten oder tho vermoeden sijn solde etc. Ende dan der heer stadtholder voergen. de selve voersz. saecke (na guedtlyck vorhoer ende genedige vortroestinge) an den hoechweerdigen heern bischop etc. remitteert ende gewesen, hebben sijn hoechw. volgende dien, na vlijtigen ondersueck ende ernstlycker erwegung van allent, wes in deser voersz. saeke tho considereren ende tho er wegen sijn sold ende muchte, neet anders koenen bevinden, dan dat gedachter gefangen neet in eenige voernhemblycke boese obstinaticheit gestanden, sunder allene in mangell ende beroeringe sijnes verstandts (woe voergesacht) eegentlyck gewest ende noch ende also voele meer medelijdtlycker erbarmung dan strenger straff oder detentie plichtich oder weerdich soll geachtet moegen sijn, weshalven sijn hoochweerden mit ende neffens den weerdigen ende hoechgeleerden heern pastoer ende domdeken Doctor Eeltz etc., de ergemelte heernn borgermesteren bij sich verboedet ende alle umbstendicheit desen angaen- | |
[pagina 279]
| |
de raedtlyck mitten selven heernn communiceert ende overgelecht sijnde, hebben lestlyck sijn hoochw. nae der saecken gestalt ende gelegentheit entsloeten ende voer raedtsampst ingeseheen, den upgemelten gefangenen Doctor Velsium van sijner langkwerender custodien, hecht ende vorstrickung wederomme tho relaxeren ende hem van nu voert an vrij, loss ende ledich tho latende, soe to verstaende, dat he sich volgendts vanhiir bij ende mit sijner gelieffden huesfrouwe begheven ende in eener reuwigenGa naar voetnoot1), vreedsamen stadt ende wesendt erholden sall, daermit er wederomme tot betere sijns lijffs gesuntheit, oeck tot starckung sijns vorstandts ende sinnen gerhaden ende voerts van aller irrung ende mistroest, des tho eer ende bet moege gereddet ende gevrijet worden. Dit alsus, woe voergen., gescheen in presentie ende tegenwoerdicheit van mij ondergescreven ende voerts durch heeten ende bevhelen des hoechw. ende anderen anwesenden heem upgemeldt in actis gestalt desen 28 Augusti 1574. Nota quod captivus hic non isthoc tandem modo sed plane divinitus liberari oluerit, intercessionem interim hominumque in hoc auxilium prorsus recusans atque respuens. |
|