Vrijdach postridie Martini 12 Novenmbris 1574.
Landtdach, daer der heer van Billy, stadtholder, durch den heer lieutenant, presente Frijtema, raedtsheer, neghst den lieutenant boven den borgermeisteren gesatt, laten tot der freundtschafft ende enicheit tusschen stadt ende lande vormanen ende sijn volgents 12 elcker tsijden verordnet, de 4 borgermesteren, 2 pastoren Eelts ende Koeninck, 2 nije ende 2 olde raedtsheren, 1 taelman, 1 bouwmester; Lande: 4 abten, Adwert, Tetsinge, Zelwert, Oldencloester bij den Dam, Nijenoert, Edzardt Rengers, Jac. Rypperda, Onno Tamminga, Lambert Starckenborch, Boxsbergen, Johan Mepsche, Herman Sickinge, Wigbolt Leuwe, noch 2 uuth den Dam.
A prandio.
Van der stadt 40000 ende van de Lande vijff jaertaxten 60000 car. gl., soe tot des casteels upbouwinge als der soldaten onderholdt gefurdert, doch dat de stadt de erst gevende soll, alst casteel rede ende de knechten uuther stadt binnen seker bestemmeten tijdt genomen.
Mede voergeslagen, van de kercke to Reyde te bevestigen, item van Augustinusgae bes in Estrummer meer ende voerts harwerts an een deep to graven, off des der stadt nadelich sijn soll oder neet.
Nota, dat voergedragem, woe bij Con. Mat. egentlyck entsloten, dattet casteel alhiir voert vulmaeckt sal worden ende dattet het enige middell weere, van dat de besettinge uuther stadt ende van den borgeren genomen solden moegen worden, weshalven de stadt up gefuechlycke wegen soll bedacht moeten sijn, dat sulckes mitten ersten vulbracht muchte worden, selffs oeck de handt thor weer stellende; dOmblande, Drente soll daer mede to doen moeten.